Algemeen A I> VERTESTl E- ZOADAG 9 SEPTEMBER. Ao. 1SS3. 27stc Jaargang. 1705. A I E l W S- L< V A I) IS O E W IS L A I». J. WINKEL, TE SOU AGEN. Bekendmakingen. i:\0\DE\ EEX GOLDEN ZIJNAALD. - SI' 11 A (3 UITGEVER: Laan, "Wijk D, No. 5. Prijs per jaar ƒ3.Franco per post f 3.GO Afzonderlijke nummers f 0.05. Adverlcntiën van één tot vijf regels f 0 75. iedere regel meer f 0.15. Groote letters wor den naar plaatsruimte berekend. Dit blad verschijnt tweemaal per week Woens dag en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden Adver/entièn in het eerstuitkomend nummer geplaatst. Ingezonden stukken één dag vroeger. f onder de gemeente Schagen op den 23 dezer, Inlichtingen hieromtrent zijn te bekomen ter Secretarie dier gemeente. P A T E N T E N. Burgemeester en Wethouders van Schagen, brengen bij deze ter kennis van belangheb benden, dat de PATEN TEN, tof uitoefening der beroepen van tapper, slijter in wijnen en sterke dranken, en koffijhuishouder, voor het dienstjaar lS83/84, tor Secretarie persoonlijk kunnen worden afgehaald, des morgens van 0 tot 12 ure, onder overlegging van de kwi tantie icegens voldoening der helft van den aanslag. Schagen, 4 September 1883. Burgemeester en Wethouders voornoemd; G. LANGEN BE BG. De Secretaris, DENIJS. REIZEN. 1. Wanneer eenige bereisde menschen op reis geweest zijn, is 't opmerkelijk, dat zij bij hunne terugkomst, dikwijls zoo geheel andere verhalen en opmerkingen mededeelen en juist dit is een belangrijk verschijnsel. Er zijn rei zigers, die bij hunne terugkomst haarfijn we ten op te geven in welke hotels men het best en 't goedkoopst kan etenwaar men de beste wijnen vindt, en op welke wijze men hier en daar op de reis iets bezuinigen kan. Vraagt men hun naar andere bizonderhedendan staan zij in den regel verlegen en kunnen ze bitter weinig mededeelen. Daar zijn andere reizigers, voor wie eten en drinken en genmk bijzaak en volstrekt geene hoofdzaak is. Zij gaan op reis, gedre ven om de heerlijke, prachtige natuurtoonee- len te zien en te bewonderenom Gods schoone schepping en de verschillende streken gade te slaan. Ze vragen niet, of zij gemakken Itoman van Itoscntlml-Konin. Vrij vertaald uit het Hoogduitsch. (6.1 DERDE HOOFDSTUK. Het seizoen in Ostende had een aanvang genomen. In de uit rechtlijnige straten bestaande oude stad, wier bewoners meest welgestelde vischliandelaren havenbeambten of landbouwers z\jn, opende men de groene vensterluiken der eenvoudige huizen, omdat vreemdelingen aldaar hun intrek hadden genomen. In de rjj paleizen, hoog boven den dijk, aan wiens voet de Noordzee bruist en kookt, werd het ook le vendig; bedienden in nette livcreion wachtten en equi pages hielden stil voor de portalen der prachtige ge bouwen en elegant gekleede heeren, dames en kinde ken, liepen in en uit om te wandelen, te rijden of te baden. Het met oostersche pracht ingerichte badhuis had vaandels op zijn moorsche, vergulden koepelsen aan het zandige badstrand binnen de smalle, uitge strekte tongen, bewoog zich eene bonte menschen- hienigte, mosselen zoekende, pratende, wandelende, °P stoelen zittende, de zeelucht genietende of in een |u'e: aderige badkar het gewoel der badenden gado- aande. Waar de dijk met het zomerpaleis van den lilt en konhigeindigt, beginnen de duinen, tame- hoog opstijgende zandheuvels, aan de zeezijde moeten missen, die ze thivs hadden. Ze kun nen zeer goed een middag zonder warm eten en weten zich te behelpen op een zolderka mertje, terwijl ze in hunne woning eene prach tige slaapkamer hebben en kan't niet anders, welnu, dan des noods een nacht onder den blooten hemel doorgebracht, met dat onver gelijkelijk schoone koepeldak met fonkelende sterren bezaaidboven zich. Als die reizigers thuis komen, kunnen ze n natuurlijke beschrijvingen geven, die u doen watertanden. Niets is hun blik ontgaan. Zij hebben bergen beklommen, zijn in mijnen af gedaald, door groote wouden getrokken en hebben menschen en toestanden met eigene oogen onderzocht. 't ls bijna niet te gelooven en toch is 't waar, dat er reizigers zijn, die schoone ge deelten van een landstreek slapende doortrek ken en even weinig gevoel voor de schoon heid der natuur hebben als de klipgeit, die aan den rand der helling graast. Waarom gaan zij dan op reis? Omdat het eene mode is, omdat hunne bekenden het ook hebben gedaan en zij niet kunnen achterblij ven. Ze hebben immers geld genoeg en waar om zouden zij dan thuis blijven, maar uit een zui ver genoegen doen zij het niet en begint de aflei ding te ontbrekendan zullen zij zich wel haastenom huiswaarts te keeren. Dit groote onderscheid is zeer belangrijk. Wanneer wij ons leven bij eene reis vergelij ken en de menschen als reizigers beschouwen, dan zien wij ditzelfde onderscheid. Enkele menschen komen aan hun sterfbed het eind hunner reis, en hebben zeer, zeer weinig voordeel van den tocht genoten. Zij hadden geene opene oogen en ooren voor 't geen op hunnen tocht door 't leven toch zoo duidelijk viel op te merken en waar te nemen en zij hebben, levende, werkelijk niet geleefd. Juist in die opene ootren en ooren ligt het zoo groote geheim des levens, het geheim middel, waardoor sommige met beperkte mid delen het verder kunnen brengen dan anderen, die ruimschoots door de fortuin bedeeld zijn. Dat zijn de uitmuntende gidsen op de levens reis, nog beter dan de best5 reisgidsen, die allerwegen en voor de meeste landen te ver krijgen zijn. Eu waartoe zullen de beste reis boeken dienendie de prachtigste punten opgeven, wannter de bezitter, van het boek blind is voor 't geen de natuur zoo mild te genieten geeft? 't Ontbreekt waarlijk niet aan uitmuntende boeken, die ons zeggen, hoe we ons moeten gedragenwillen we to een ^oe 1 einde komen. Maar al te dikwijls worden al die lessenal die vermaningen in den wind ge slagen en we verdwaen, leven als de reizigers die niettegenstaand alle waarschuwingen van ervarene gidsen, hun eigen weg willen gaan. Een ander vereischte op reis is voorzichtig heid en ook zij behoort bij de bereisdheid. Menschen, die weinig van de wereld hebben gezien en weinig menschenkennis hebben op gedaan, vertellen dadelijk aan iedereen, wie zij zijn, waar ze heen gaan en wat ze daar moeten uitvoeren. Dat zijn van die gemoede lijke menschen die in hunne eenvoudigheid en openhartigheid alles aan de klok hangen en nog niet weten hoe dikwijls daarvan schro melijk misbruik wordt gemaakt. Wat men tevens door reizen leert is hulp vaardigheid. Velen is de beleefdheid, de be- ïïoefte, 0111 de behulpzame hand te reiken, niet aangeboren. Integendeel bezitten velen een zekere mate van stugheid, een gebrek aan voorkomendheid. Op reis vooral doen zich vele gelegenheden voor, waarin men behoefte aan hulp heeft, en ondervindt men dan dio hulp en ziet men, hoe aangenaam het is, in nood geholpen te worden, dan moet men al onverbeterlijk stug en lomp zijn, wanneer dit niet zooveel indruk op iemand maakt, dat het hem eindelijk ook een genoegen wordt, om anderen te helpen Hoe aangenamer zoude ons leven zijn, met hoeveel meer genoegen zou menigeen zijn levenspad bewandelen, zijne levensreize afleg gen wanneer men algemeen meer kon be sluiten om elkander te helpen en te onder steunen, elkanders gebreken te verdragen en te bedenken, dat de maatschappij een ontzet tend groote keten is, waarvan ieder individu een schakel is, dat men wederkeertg alles moet aanwenden, om dien keten niet te ver breken en dat de leuze «eendracht maakt macht!" niet door een enkel land, maar door de geheele maatschappij moet worden aange nomen tot richtsnoer der daden. verblindend wit, styl en effen, terwijl zü aan de landzüde begroeid waren met gras en heesters. Daar beginnen die onafzienbare veldendie met den hori zont in een zachte lyn in een smelten, hier en daar prykende met torenspitsen, omringd door roode daken. Bqna vlak tegen de binnenzyde dezer westelyke duinen, zien wy een groot houten gebouw, dat een reusachtig, wit en zwart geschilderd schild: „Bryland's menagerie", draagt. Aan het gebouw zyn roode bitletten geplaktdie verkondigen, dat mejufvrouw Theresa Levion iederen namiddag om vier uur een groote voorstelling zal geven met hare drie getemde leeuwen, een tyger, een hyena e:i een wolf. Hoewel deze groote zeebadplaats van de Noordzee veel verstrooiingen aanbood, beroemde kunstenaars van elk vak zich daar zien en hooren lieteu, zoo bezocht men toch de menagerie Bryland, omdat deze in zyn soort een werkelijk belangrüke en netto inrichting was. De menagerie Bryland was een der fijnste van haar soort. De tentoongestelde dierenwaren zeldzaamheden in de dierenproductende voorstellingen in het leeuwen- temmen, toonden niet het siddering en ontzetting verspreidende gevaar, waar zich de di Tentemmers in de kooien te midden der kunstmatig opgewondeno dieren bevonden, maar de overmacht van den meusch op het groote roofdier, de kunst van de opvoeding door monsehelyk vernuft bij de wildste vertegenwoor digers van het dierenras. Met Theresa Levien had ook in dit generde menagerie Bryland haar hoogste roem verworven, en het publiek bewoos door een talrük bezoekdat het deze dieren- temster wist te waardeeren. Theresa was op dit gebied de heldin van het seizoen men sprak van haar in de voornaamste kringen, men bewonderde haar bloeiende schoonheid, welke aan de vrouwen van Rubens deed denken, en achtte haar hoog van wege haar bescheiden, ingetrokken leven; want in een eenvoudig deel der schippersstad had zü een woning betrokken en woonde daar met haar broeder stil en afgetrokken, alsof zü de onbekendste burger dochter ware. Zij ging ze"den uit, zij wees alle geschenken van aanbidders beleefd af. Wanneer zü niet in het circus was, bevond zü zich in hare woning, waar zij ias, toekende of kunstgewrochten bestudeerde. Wü vinden haar heden vorig en ernstig bezig om oen losgegane naad van haar mantel te herstellen. „Dat kan ik niet," riep zij met komische vertwijfeling uit, „liever wil ik een beer africhten, maar met de naald omgaan, daarmede heb ik nooit over weggekeni, müne handen zün daartoe te zwaar o, nor haat ik deze zoogenaamde vrouwelüke bezigheden, die slechts vreeselüke geduldsbeproeviugen zün." „Geef hier," zeide daarop haar broeder ernstig en nam zijn zuster naald en draad uit de handen en had in weinige oogenblikken de schade netjes hersteld. A n u is een kleermaker verloren," schertste Tueresa. „Het was misschien beter geweest dat ik dit beroep had gekozen," antwoordde Mario melancholisch. „Nu, gü züt immers al mün kleermaker," lachte Theresa, „en daar ik eene beroemdheid ben, zoo ver de roep van een theater-kind reikt, zoo züt gy immers een geroemd kleermaker. Kuut gy nog meer verlan gen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1883 | | pagina 1