AlcemeeV Advertenti e- Ao. 18S4. 2Sstc Jaarna 112;. 5 E U W S- L ASDBOU W B L A Ge ween le Scha gen. Bekendmakingen, Nationale Militie. OPROEPING Een VOLKSLEIDER. J. WINKEL, PATENTEN. Minnenlandsch Nieuws. J\Z 1740. Dit blad verschijnt tweemaal per week Woens dag en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden Advertentièn in het eerstuitkomend nummer geplaatst. Ingezonden stukken één dag vroeger. tot de inschrijving voor het jaar 1884, volgens de wet van 19 Augustus 1861, (Staatsblad No. 72.) Burgemeester en Wethouders van Schagen, gelet hebbende op het bepaalde bjj Artikel 19 der wet op de Nationale Militie van 19 Augustus 1861 (Staatsblad No. 72), herinneren bjj deze de belanghebbende Ingezetenen, aan hunne vorpligting tot hot doen van aangifte voor de dienst bij de Nationale Militie, met verwijzing naar het bepaalde bjj de Artikelen 15 en 20, alsmede 16, 17 en 18 der Wet, luidende: Art 15. Jaarlijks worden voor de Militie ingeschreven alle minnelijke ingezetenen, die op den eersten Januari van het jaar hun 19de jair waren ingetreden. Voor ingezeten wordt gehouden: lo. Hij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens moeder of, zijn heiden overleden, wieus voogd, ingezeten is volgens de Wet van 28 Juli 1850, (Staatsblad No. 44). 2o. Hij, die geene ouders of voogd hebbende, gedurende de laatste achttien maanden voorafgaande aan den lsten Januari van het jaar der inschrijving in Nederland verblijf hield; 3o. Hij, van wiens ouders de langstlevende ingezeten was, al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het Rijk ver blijf houdt. Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdeling behoo- rende tot eenen staat, waar de Nederlander niet aan de verplichte krijgsdienst is onderworpen, of waar ten aanzien der dienst plichtigheid het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen; Art 20. Hij, die eerst na het intreden van zijn 191e jaar, doch vóór het volbrengen van zijn 20sten ingezeten wordt, is verplicht zich, zoodra dit plaats heeft, ter inschrijving aan te geven bij Burgemeester en Wethouders der Gemeente, waar de inschrijving volgens Art. 16. moet geschieden. Art. 16. De inschrijving geschiedt: lo. Van een ongehuwde in de gemeente, waar de vader, of, is deze overleden, de moeder, of, zijn beiden overleden, de voogd woont; 2o. Van een gehuwde en van een weduwnaar in de Gemeente waar hij woont; 3o. Van hem, die geen vader, moeder of voogd heeft, of door dezen is achtergelaten, of wiens voogd buiten 's lauds gevestigd is, in de Gemeente, waar hij woont: 4o. Van den buiten 's lands wonenden zoon van een Neder lander, die ter zake van 's lar.ds dienst in een vreemd land woont, in de gemeelde, waar zijn vader of voogd het laatst in Nederland gewoond heeft Art 17. Voor de Militie wordt niet ingeschreven: lo. De in een vreemd rijk achtergebleven zoon van een in gezeten, die geen Nederlauder is: 2o. De, in een vreemd dijk verblijf houdende ouderlooze zoon van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten; Art. 18. Elk die volgens Art 15 behoort te worden in- Historische Honian van Ferdinand Schifkorn. Uit het Duitsch. (3). TWEEDE HOOFDSTUK. Een Kleindochter van Arpad. Met buitengewone voorkomendheid begroette zjj mjj en heette mij in haar huis welkom. Daarna ontsloeg zjj den schout, die zich diep boog, en zeide tot hem: „Zorg, dat niets onthreke aan het onthaal van onzen gast," en beval daarop het Ru- meensche meisje, dat in de deur wachtte, spoedig het avondeten op te brengen. Er ontstond nu een pauze, die ik weder gebruikte om de schilderijen te bezichtigen. „Mijn voorvader," zeide de dame, terwijl zij naar Arpad's beeld wees; „tijj was gelukkig, zjjn roem ver vulde de wereld, duizende krijgers behoorden hem, op een wenk van hem werd den onwillige het hoofd voor de voeten gelegd; ik, een zwakke vrouw, sta alleen te midden van dit wilde volk, en ik heb al m\jne krachten noodig, het in toom te houden." Zooals bekend is, wemelt het in Hongarije en Zeven bergen van zoogenaamde afstammelingen van Arpad, zoodat dit gezegde der dame niets vreemds in zich droeg, en daar intusschen Resitta, zoo heette het Rumeensche dienstmeisje, een tafel met glazen en borden had gedekt, die insgelijks uit Arpad's tijd sche nen te stammen, doch tamelijk zuiver gepoetst waren, zoo zette ik mij op een uitnoodigend teeken welge moed tegenover de dame uit het vorstelijk bloed, aan tafel. De verlichting, die bestond uit een vetkaars in een armzalige koperen kandelaar, liet nog al tewenschen over, des te minder daarentegen de spijzen evenals de voortreffelijke, roode Eslauer, dien ook de dame des huizes alle eer aandeed. Aan tafel verhaalde zij opnieuw van de militaire af stamming en schilderde zij zoo levendig een rij van veldslagen, waarin hare voorvaderen gezegevierd UITGEVER: TE SOHAOEN Laan, Wijk D, No. 5. Prijs per jaar/3.Franco per post f 3.00 Afzonderlijke nummers f 0.05. Advertenfiën van één tot vijf regels 0 75. iedere regel meer f 0.15. Groote letters wor den naar plaatsruimte berekend. - - - --- -- J---J geschreven, is verplicht, zich daartoe bij Burgemeester en Wet houders aan te geven, tnsschen den lsten en den Sisten JA NUARI; Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis, is zijn vader, of, is deze overleden, zijne moeder, of, zijn beiden overleden, zijn voogd tot het doen van die aangifte verplicht. Burgemeester en Wethouders voornoemd, brengen tevens ter kennisse van de belanghebbenden: dat tot de inschrijving gelegenheid zal bestaan-'an 1 tot 31 Ja nuari aanstaande, ter Secretarie dezer Gemeente, dage lijks, uitgezonderd des Zondags, van des voormiddags 9 tot des namiddags 4 ure. Schagen, den 22on December 1883. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. LANGENBERG. Be leerotaris, DENIJS. Burgemeester en Wethouders van Schagen, nood'gen bij deze belanghebbenden uit, die over den jare 1883 van de gemeente iets te vorderen hebben, hunne rekening vóór ot op den len Februari a. s. ter plaatselijke secre tarie inteleveren. Schagen 5 Januari 1884. Burgemeester en Wethouders voornoemd; G. LANG EX BEUG, de Secretaris, DENIJS. De Burgemeester van Schagen maakt be kend, dat van af Maandag den 7en tot en niet vrijdag den llen dezer maand, des voormiddags van 9 tot 12 ure, ter Secretarie kunnen worden afgehaald de patenten, aangevraagd in de maanden Augustus, September en October, 2e kwartaal dienst 1883/84. Wordende de patentpligtigen herrinnerd, dat de afhaling persoonlijk moet geschieden. Schagen, 5 Januari 1884. De Burgemeester voornoemd, G. LANGENBERG. hadden, dat het ten slotte scheen, als vertelde zij van hetgeen zij zelve beleefd had, alsof zij zelve het zwaard gevoerd en bergen van lijken om zich opge hoopt had. Terwijl zjj alzoo vertelde, straalde hare trotsche trekken nog van strijdlust, het half uitgeteerde vuur van het oog gloeide van moordlust, de kleine hand strekte de magere vinteers uit gelijk de klauwen van een tijger en de zegevierend lachende mond toonde twee rijen scherpe tanden, die naar menschenvleesch schenen te verlangen. Trots den vurigen Eslauer huiverde ik. Eerst nu viol my de treffende gelijkenis dezer trekken mot die van Arpad op, doch zjj schonen op het gelaat der vrouw nog gruwzamer eu onbarmhartiger. Toen verscheen het schelmachtige gezichtje van Re sitta achter de stoel harer meesteres en fluisterde haar eonige woorden in het oor. Dadelijk stond r!e dame verbleekend op en verliet met een vluchtige afscheids groet in zekere verslagenheid het vertrek. „Wat schort er aan Resitta?" vroeg ik ongerust. „O, niets," antwoordde het meisje met een eigen aardig fijn lachje, „niets, dan dat de maan ve^ds hoog aan den hemel staat, de genadige heer moede is en de Domna voor hare oude geschiedenissen het slapen vergeet, dat zij toch zoo noodig heeft." Blijkbaar wilde do kleine evenmin iets zeggen als de schout en mijn voerman. Te vermoeid evenwel, om langer over het geheim zinnige te peinzen, wierp ik mjj half ontkleed op mijn leger, dat Resitta voor mij op den grond van het vertrek had gereed gemaakt. .Doch, was het de wer king van den Eslauer of der bloedige oorlogsbeelden, de slaap wilde niet komen; daarom stond ik wrevelig op en ging naar het open venster, om de frissche nacht lucht in te ademen. De maan stond in het Zenith. en bescheen het land schap met al den tooverglans van zijn magisch licht. Gelijk een tweede Paradijs lag het vruchtbare heuvel land voor mij, waartegen de wildernis der naaste om geving met haar dichten plantenchaos, haar talrijke grassoorten, heesters, ranken, des te krachtdadiger uitkwamen. Zondag 11. had alhier in het lokaal van den heer W. Roggeveen, de Soirée Musicale plaats, van het Mannenkoor f/Euterpe". Het was eene besloten partij die door f.Euterpe" aan hare gasten, die in flinke ge tale waren opgekomen, werd aangeboden. De heer Jb. Denijs, directeur en waarne mend voorzitter van ,/Euterpe," heette in een zinnebeeldige rede de gasten welkom, waarna bet programma geopend werd met een Quatre- Mains, Dichter und Bauer," uitgevoerd door de dames Dieperink en Stammes; beide dames openden ook dederde afdeeling met een Quatre- Mains, ,/Les Colombes Messagères" en bleek nu dat op musicaal gebied ook onze dames zich weten verdienstelijk te maken. Daar wij onwillekeurig liet eerst vertoefden bij de Solo's, zoo zullen wij dezen gang maar houden en brengen onzen lof en dank voor het keurig en lief spel tan de Viool-Solo's. Vooral het laatste werd zoo lieflijk en juist uitgevoerd, dat het spel ten volle onze bewon dering verdient Ilebben wij lof voor het vioolspel, insgelijks voelen wij ons gedrongen een woord van huldo te brengen aan de dames accompagnatrices, mejufvr. T. Groot en N. Stammes, die door haar flink accompagnement het welslagen van het vioolspel nog verhoogden. De ballade /,de Visschersbruid", gezongen door den heer C. Roggeveen, werd verdien stelijk en met voordacht ten gehoore gebracht; insgelijks de Tenor- en Bariton solo's, gezon gen door den heer W. Roggeveen in //Wa tertochtje van Renaud" en door den heer W. de Pater in //Biergalop". De koren getuigden van den ernstigen wil der leden van //Euterpe" en van de uitstekende leiding van hunnen directeur. Tusschen de eerste en tweede afdeeling werd door deu heer Jb. Denijs een nieuw Do vraag naar den oorsprong van deze woestijn en deze ruïne, te midden van blooiondo velden drong zich opnieuw bjj mjj op, toen er buiten eensklaps leven kwam en twee witte gedaanten uit hot don kor te voorschijn kwamen, hare schreden juist in do richting van mjjn venster richtende. Nu bleef de grootste der beido gestalten staan en zeide, terwijl zjj schuw naar alle zjjdau omkeek: „Zijn ook allen, allen voort, Resitta?" „Allen, Domna," antwoordde deze zacht, alsof zij tob een vluchtende sprak. „Allen, komt nu. Domna." Nu nam zjj de aarzelende bij de hand om haar verdor te geleiden, doch in hetzelfde oogoublik gaf do groote gedaante een vervaarlijke gil, dio mij door merg ou been ging. „Maak nu voort, zjj komen," zeide nu Resitta. „En toch zeg ik haar niet waarik haar zoo verborgen heb! Dat is mjjn wraak!" schreeuwde de andero ge- I stal te. 1 „Het bosch brandt al," zeide Resitta weder. Opnieuw stiet de ongelukkige een ontzettende gil uit en stortte, over haar geheele lichaam bevende, weder voor de voeten van het meisje. „Erbarming, Resitta, redt mij!" steunde zjj handen wringende. „Goed, kom dan spoedig mede, ik weet nog een schuilplaats," zeide deze, en spoedig liepen meesteres en dienares door de wildornisinden tuinen verdwenen voor mijne blikken. Ik was de gast eener krankzinnige! Deze ontdekking was erg, doch de begeerte, om dit groote raadsel op te lossen, woog moer dan de ontzetting, die mij in den beginne overviel. Ik bleef, en hetgeen r.u volgt is het resultaat van mjjn onderzoek; in de fantastische droo- men van dien eersten nacht in Kishegv evenwel ver scheen mjj herhaaldelijk Arpad's kleindochter, in haar vervallen schoonheid, tiaar bloedigen waan, een waan zinnige hoerscheres, die leefde van de aalmoezen van „haar volk", die door een kind geleid werd, - een dol en toch gemakkelijk te begrijpen visioen van de toe komst! "WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1884 | | pagina 1