Algfjie e AdVERTE T I E- 1 Ao. 1SS4. 2Sstc Jaargans. M 1743. E I 20 JA AU AR J. WIMvIX, Een VOLKSLEIDER. li. ZONDAG A I E L W S- L V A 1) 15 L W B L V l>, UITGEVER: TE SOHAGENi Laan, Wtfk D, No. 5. Gemeente Scha gen. Bekendmakingen, DENIJS. VERKEERD BEGREPEN. Dit blad verschijnt tweemaal per week Woens dag en Zaterdagavond. Rij inzending tot 's middags 12 ure, worden Adverlertlièn in het eerstuitkomend nummer geplaatst. Ingezonden stukken één dag vroeger. Prijs per jaar /"3.Franco per post f 3 00 Afzonderlijke nummers f 0.05. Advertentiën van één tot vijf regels f 0 75. iedere regel meer f 0.15. Groote lefters wor den naar plaatsruimte berekend. r?; Burgemeester en Wethouders van Schagen noodigen bij deze belanghebbenden uit, die over den jarc 1883 van de gemeente iets te vorderen hebben, hunne rekening vóór of op den len Februari a. s. ter plaatselijke secre tarie in te leveren. Schaden, 5 Januari 18S4. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. LANGEN BERG. de Secretaris, A A Tl O AA LE M B &1TI E. Btirgemeester en wethouders der Gemeente Schagen Brengen, ter voldoening aan de derde alinea van Art. 20 der Wet op de Nationale Militie van den 19 Augustus 1SG1 (Staatsblad No. 72), ter kennisse van de belanghebbenden, dat het overeenkomstig Art. 25 dier Wet afgeslo ten Inschrijvings register van 1883, met do daaruit opgemaakte alphabetische naamlijst, op beden ter Secretarie der Gemeente voor een ieder ter lezing is nedergelegd tot en met den 23en den dezer maand, van des morgens 9 tot des namiddags 4 ure. Schagen, den loen Januari 18S4. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. LANGENBERG. de Secretaris, DENIJS. Historische Roman vin Ferdinand Schifkorn. Uit het Duitsch. (6). VIERDE HOOFDSTUK. Een Magyarische Idylle. In denzelfden tijd, toen de gevangenneming van Uduna's zoon in do zonnige wijnbergen van Kishegy zulk een algemeene belangstelling opwekte, had oen minder talrijk, maar des te voornamer gezelschap op de schaduwrijkste plaats van de tuinen van het hee- renhuis beschutting gezocht en gevonden voor de hitte en de verveling. Een dichte groep praehttigo accacia's en de rondom geplanto bloemen en uitheemsche planten vormden een natuurlijken bloementempol; kaarten, wyn en eon tus- solien zuilen aangebrachte schommei, verschaften naar smaak en luim de middelen tot korting der lanee uren tot don tijd van het middagmaal. Het gezelschap bestond uit de huisheer, Uermenvi Mihaly, zijne als huisvrouw fungeerende bloedverwante mejufvrouw Jelonda. het zeventienjarige dochtertje' Illona en drie vrienden des huizes, do grondeigenaar Erösi Jmre, Czecz Gabor en PetöFerencz, van welken de laatste zich als volksdichter een roemrijken naam had verworven. Mejufvrouw Jelonda, de huisheer en Czecz zaten bii een tuintafeltje en vermaakten zich onder scherts en lach met de kansen van het geliefde hazardspel; Illona het zich door Erösi, liaar verloofde, schommelen en 1 otö zat nu eens by het eene groepje dan weder bij het andere, terwijl hij steeds meer gadesloeg dan aan het_ onderhoud wel een werkdadig aandeel nam. Uermenyi s vol gelaat gloeide van opgewondenheid van het spel en van den wijn. Zyn dikko kleine ge stalte verried den vriend der tafoivrienden, de wel jg waar zinnelijke, maar goedige en joviale uitdrukking z\)ner gelaatstrekken was bijna vertrouwen inboaze- memi, en alleen de kleine, diepliggende oogen deden die bandelooze woestheid raden, die in dezen schiinbnar zoo bedaarden man sluimerde, om dikwijls hjj de ge ringste aanleiding met buitengewoon geweld los te barsten. Czecz Gabor was drinker en speler van beroep en zijn geelachtig groene tint was er niet donkerder 0p geworden, ofschoon hij veel verloor en nog meer dronk; overigens verloor hy zoer zelden, en zooals hy zoivo In den morgen van dien bewusten dag werd mevrouw door hare dienstmaagd van boven geroepen met de tijding dat vrouw Smits er vveêr was, om haar te spreken. Mevrouw kwam, als gewoonlijk, spoedig beneden en vond dan ook de genoemde vrouw in den gang. Nauwlijks had deze hare beschermster bemerkt, of de bron harer tranen werd geopend. Zij verhaalde in nfgebrokene woorden, boe haór man reeds sedert eenige dagen ongesteld was en niets kon verdienen. Daarbij kwam nog, dat hare drie kinderen, die anders nog een centje thuis brachten, door het koude weer en koorts thuis waren. Nu moest zij, arme vrouw, alles alleen ver dienen. Lui was ze, goddankniet, dat wist mevrouw ook wel, maar om zooveel monden te voeden en dat in dien duren tijd, dat ging niet. Ze was nog niet op de helft harer mede- deelingen, toen mevrouw's medelijden reeds in hooge mate was opgewekt en haar arm reeds eene nederdalende beweging maakte, die in haren zak moest eindigen. Vrouw Smits ging nog eenigen tijd voort. Ze had niet alleen behoefte aan geld, aan eten, maar ochals ze maar een oude deken had Ze lagen zóó koud, die wurmen van kinderen! Hoe oud ook, 't zou zoo welkom wezen en ze zou er die lieve, goede mevrouw eeuwig dankbaar voor zijn liet dringend verzoek had het gewone ge volg. Mevrouw tastte in haar beurs en gaf, schertsend beweerde, alleen tegenover dames, uit be leefdheid. Mejufvrouw Jelonda scheen voor deze soort van ga lanterie niet zeer gevoelig, want hare steeds vurige blikken rustten meer dan het spel dit vorderde, op den geenszins schoonen, maar statigon man, die den naam had, in spierkracht voor een os niet onder te doen. Intusschen kreeg ook Potö by zulk oogenspel zyn aandeel en misschien zou hy juist gelukkiger ge- woest zyn, wanneer hij zijn opmerkzaamheid wat minder onder allen had verdeeldwant ofschoon min der statig dan Czecz. droeg Petö's gewone gestalte eon indrukwekker.den kop, uit we'ks gelaat een paar geestige oogen schitterden, en uit welks mond wei nige, maar steeds scherpe woorden vlooiden. Hoe verschillend de mannen ook in voorkomen waren, geen van hem kon op den duur weerstand bieden aan de tooverblikken van mejufvrouw Jelonda. Het jonge meisje en haar ridder worden over het algemeen vergeten, humor en scherts en vroolijk gelach ver- poosden bij het tuin tafel U© en ©en bediend o opnieuw gevulde glazen werden eindelyk nog alleen op het welzijn der gastvrouw geledigd, die tevens do leidsvrouw van dezen kring was. En nooit was een lof beter verkondigd; want ofschoon zy de jeugd reeds achter zich had, had mejufvrouw Jelonda s schoonheid zulk een machtige uitwerking, dat men tegenover haar aan geen leeftijd da' ht. Dit trotsche, echt magy- ariche vrouwon-geiaat, omgeven door ravenzwarte lokkon en voorzien van even donkere schitterende oogen. die prachtig gevormde hals en rug in vereen i- ging met een schoone bu*te en junogestalte, boden inderdaad een wegslepend beeld, vooral voor hegeerl ijke Magyarenoogen, die het gebrek aan vrouwelijkheid en zedelijke vrouwenwaarde in het wezen eener schoone vrouw ternauwernood opmerken. Erösi alleen, scheen o,p zijn post achter den schorn- mel van het jonge mcis noch de wonderbare sCho0"- heid van Jelonda, noch ha.-,, indruk oP de overige hoeren van bet gezelschap te be merken en alleen oogen hebben voor de Elfengoed te voor m"f nq En toch was Illona in den gewonen zin niet eens schoon te noemen. Afgeven daarvan dat gestaUe en gelaat no" meer van bei; kind dan van de jonkvrouw getuigden bezat baar g^.t torhnZToofhedU king maar ook een drom erige wozonloosheid. scherpe stomkop eens? plona, kom toch, dat lange daar er zooveel zieken ivaren, eon goede on- dersfeuning en beloofde dat zij haar een deken zoude zenden. Vrouw Smits had zeer wijselijk om een oude gevraagd. Ze wist, aan wie ze dat vroeg. Mevrouw hield er niet van om arme menschen dingen te geven, waaraan ze weinig hadden. Ze wist wel dat ze een goede zou krijgen. Na 't vertrek van de beweldadigde, die bij haren innigen dank nog een paar tranen had gevoegd, werd aan Mietje de taak opgedragen, om bij den winkelier, die reeds zoovele dekens voor dat doel had geleverd, er ook een voor vrouw Smits te koopen en die nog den zelfden dag aan hare woning te brengen. Mietje kwam terug en bracht, tot grooto verbazing van mevrouw een deken mcê. Mevrouw zei ze, ik heb u jaren lang ge diend en daarom kan ik 't niet uitstaan, dat men* u bedriegt. Ik heb u al zoo dikwijls gewaarschuwd en gezegd, dat gij veel te goed zijt voor dat volk. Nu is van morgen dat wijf weer hier geweest en ze heeft gelamenteerd en gehuild, en mevrouw heeft natuurlijk maar weergegeven. Maar nu zal ik u toch wat zeggen. Toen ik naar den winkel ging, om de doken te koopen, liep ik de achterstraat door, om even bij mijn zuster aan te gaan en wat zie ik? Daar ging Smits, die volgens zijn vrouw zoo ziek was, in 't Zwaantje een borrel drinken. Hij zag er alles behalve ziek uit, i.l'een stond hij niet heel vast op zijn beenen Mietje! zei mevrouw, blijkbaar verstoord, wat heb je toch tegen die mensehen 't Staat je niet mooi. Misschien heb je een anderen man voor Smits aangezien. De trouwe meid werd verdrietig, 't Huilen schommelen zal u duizelig doen worden." Maar Illona lacht te slechts, on zoido rustig: „geon nood, jufvrouw, ik ben niet bang voor duizeligheid." Jelonda's gelaat verduisterde; niet zoo zoor wegens den koelen, alwyzenden toon in het antwoord van het jonge meisje, dan wol om don titel „mejufvrouw", dien het woderspannig kind trots alle vermaningen juist in tegenwoordigheid van vreemdelingen mot het vertrouwdere „mama" verwisselde. „Meent gy niet, schoone vrouw, dat onze vriend Erf'si moer gevaar loopt om duizelig to worden?" vroeg Petö om de ergernis der dame afleiding te geven. „Goed opgemerkt, Potö," klonk oen zware basstem achter den schommel, „doch dezo soort geef ik den voorkeur boven een duizeligheid veroorzaakt door don wyn." „Gisteren avond dacht gü er toch andors over, gaf Petö sarkastisch ten antwoord. „En heden avond zal hy er precios ovor denken, als gisteren avond," voegde Czecz er by. Jelonda knikte goedkeurend mot het liootd, maar Uermenyi barstte in luid golach uit. „Bah, strydt toch niet om des Keizers baard!" riep tiij. „Alles heeft zijn tyd en elke duizeling is goed, het beste echter is hier ook de afwissling." En als tot verbeterde aanschouwelijkheid van zijn gevoelen sloeg de spreker by deze woorden de rech ter arm om de taille zyner bloedverwante, terwyl do linkerhand hot volle glas naar don altyddorstigon mond bracht. Czecz riep een luid „Eljenl", de dame bedreigde den vermetele met haar wijsvinger, die met rijke dia manten was versierd, terwijl haar vurige blik Pet trof, die met omboog geheven glas, wijn en vrouwen lang liet leven, en zelfs op het ernstige gelaat van Erösi vertoonde zich een lachje, terwijl hij het jonsro meisje zacht in het oor fluisterde: „Is ook myn lief meisje het daarmede eens?" Illona had by de woorden en gebaren van haar vnde- een paar groote oogen opgezet, het scheen, alsof dezo jonge ziel door het gehoorde en gebeurde eensklaps uit een zachte sluimering was opgeschrikt. Maar toon haar doze vraag gedaan werd, lachte z.y weder en knikte toestemmend, terwijl zij nadenkend voor ziek hoenstaarde; ach, tiet was immers zoo schoon, voort te sluimeren, en onder het genot der geuren van bloemen en gewassen, omgeven door fladderende vlin ders, den kostelyken droom der liefde te drooraen. WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1884 | | pagina 1