II innenlandsch Nieuws.
oplichterij, maar te geven, 't bedrog te voe
den en in de hand te werken
Ontegenzeggelijk verdienen zij straf, maar
onbillijk zoude het zijn of liever wordt er ge
handeld, door alle armen daarom te veroor-
dcelen en met enkele niets waard igen op ééne
lijn te plaatsen. Integendeel, uiers is onbil
lijker. De vrager, die zóó leugenachtig vraagt,
heeft schuld, maar de gever, die onnadenkend
geeft, heeft ook schuld. Zijne schuld bestaat
in een gemis van onderzoek, hetzij met eige
ne oogen, hetzij door de oogen van vertrouw
bare personen.
Zeer vele menschen verbeelden zich dat zij
alleen met geven, met mildheid en hulpbe
toon, een zeer verdienstelijk werk verrichten.
Dat kon nog aangaan, wanneer er niets dan
brave menschen bestonden, maar 't steeds
toenemend aantal gevangenissen toont ons dui
delijk, dat we, trots vooruitgang en bescha
ving. zoo verre nog niet gevorderd zijn.
Geen beter middel dus dan zelfonderzoek.
Men moet niet bevreesd zijn voor na'riwe ste
gen en vuile achterbuurten en even vuile wo
ningen en vertrekken. Juist het binnentreden
in die verblijven is eene les. Menschlievend-
heid of de kunst, om op eene verstandige,
nuttige, doelmatige manier wel te doen, wordt
op geene enkele school onderwezen. En toch
is er eene groote, zeer gvoote school, grooter
dan de allergrootste, in welke men die kunst,
ook tegen betaling van geld, in den vorm van
leergeld, kan leeren.
Die groote leerschool is de wereld. Het
praktische leven moet ons de noodige ervaring,
de noodige lessen geven. Wanneer gij lezers
of lezeressen, u eens de moeite wildet geven, om
in de verblijven dor armoede door te dringen,
maar geheel onverwacht, wat zoudt ge dan
verwonderd staan. Misschien beklaagt gij u,
nu en dan, over kleine, ja eigenlijk, onbedui
dende geriefelijkheden des levens, welken gij
moet missen, terwijl gij vergeet, dat gij zulk
een groot aantal gemakken geniet, die gij, wel
beschouwd, zeer goed zoudt kunnen missen. Als
gij dan eene inderdaad armelijke woning bin
nentreedt en gadeslaat, wat daar ontbreekt,
hoe men zich daar moet behelpen, dikwijls
verkleumd van koude, dikwijls met nog minder
dan half gevulden maag in den slaap een troos
ter zoekt, dan zal een blos van schaamte u«e
wangen bedekken en, als de erkentelijkheid
bij u is ingesluimerd, dan zal ze plotseling
ontwaken uit die dommeling, en u geheel,
klaar wakker doen zijn. En als gij dan in uwe
woning zijt terug gekeerd, dan zult gij uwe
bezitting dubbel waardeeren en schielijk den
vinger of de geheele hand op den mond leg
gen, wanneer andermaal eene onverdiende,
strafbare klacht op 't puijt is, om u te ont
snappen! Men erkent den schat der gezondheid
eerst dan, wanneer men werkelijk gezien of
ondervonden heeft, wat ziekte is en zoo moei
men eerst armoede met eigene oogen duidelijk
aanschouwd hebben, om te kunnen beoordee-
len, wat armoede is.
wlloe gelukkig voor dié arme menschen, dat
de winter zoo bizonder zacht is." Met dien
uitroep ben ik in 't eerste opstel begonnen.
Dat is, als ik mij zoo mag uitdrukken, eene
gewone, eene geijkte uitdrukking, bij welke
door zoovelen hoegenaamd, niet eens wordt ge
dacht. Er zijn er, ja, die daarbij denkennu
behoeft er minder geleden en daarom
ook minder geholpen, minder bijgedragen te
worden.
't Is waar, bij snerpende koude is er meer
brandstof noodig en bestaat er meer gebrek
aan behoorlijke dekking Maar is dit alles?
Vergeet men dan daardoor niet, dat in deu
winter, streng of zacht, de dagen korter en
daardoor de arbeidsloonen geringer zijn? Ver
geet men dan daardoor niet, dat in den regel
in den winter de levensmiddelen duurder zijn?
Sneeuw en ijs zijn lastig, maar menigmalen
voor dezen en genen nog eene bron van ver
dienste. En wat zeggen de armen zeiven? Ja,
zeggen zij, als 't streng koud is, wordt er nog
veel meer om een arm mensch gedacht, maar
als 't üet vriest, denken de menschen, dat je
't niet noodig hebt En zoo ontstaan de verkeer
de begrippen, alweder door gebrek aan on
derzoek.
Eene goed ingerichte arm-verzorging zal
altijd een zeer moeielijk vraagstuk blijven, dat
door eenige rechtschapene mannen hoe langer
hoe meer wordt onderzocht en bestudeerd,
maar waarvan de oplossing nog niet is gevon
den. Elke poging, tot die oplossing aange-wend
is loffelijk.
üoetiuchem, P. van de Velde Mz.
Schagen. De tweede voorstelling van
de rederijkerskamer //de Roos" welke Vrijdag
I.1. plaats had, tegen een verminderde entree,
was door het slechte weder zeer matig bezocht,
heigeen jammer was èn voor de leden der kamer
èn voor de Harmoniekapel, die weder welwil
lend hare hulp verleende.
Door de kamer waren nog uitgenoodigd de
z/oude Mannen en Vrouwen en de Weeskin
deren", die onder de uitvoering door een be
langstellend ingezetene onthaald werden op
Chocolade.
Wat betreft do uitvoeringzoo was het spel
ditmaal beter, hetgeen vooral wel een gevolg
was van de kalmte en gerustheid onder de
spelers zeiven.
De wind kan ons soms aardige parten
spelen. Barsingerhorn en omstreken gebruiken
sinds jaren bijna uitsluitend mosterd uit een
aldaar aanwezig zijnden mosterdmoleneen
snoeperig molentje, dat een schilder zou doen
watertanden en als 't ware op de vorst van
een huis gebouwd is Maar helaas! in- en
omwonenden zijn voortaan gedoemd zoutevisch,
pekelspek en dergelijke zonder mosterd te nut
tigen, want ten der hevige winden van deze
week deed den molen het hazepad kiezen en
van zijne hooge standpunt weggevaagd ligt hij
nu gekneusd, gebroken en vernield daar.
Als een curiositeit wordt gemeld dat
dezer dagen iemand te Alkmaar om een wed
dingschap in een koffiehuis vijf-en-twintig dro
ge beschuiten met een flinke snee kaas op el
ke beschuit moest opeten, zonder eenig drin
ken er bij. De weddingschap werd met glans
gewonnen en de gelukkige winner heeft niet
het minste nadeel van dezen ongewqppn piaal-
tijd ondervonden.
Door het bestuur der /Maatschappij van
Weldadigheid" werd eene circulaire verzonden,
om op te wekken tot het verleenen van gelde
lijke bijdragen aan die Maatschappij. In wijlen
II. K. H. Prinses Marianna der Nederlanden
verloor deze liefdadige instelling een krachtigen
steun De Prinses schonk in achttien jaren
tijde niet minder dan 117,000 gulden!
Een andere milde onbekende gever is even
eens overleden. Het getal contribueerende leden
w»a eens 24,000thans is het tot 4000 ge
daald. Daarentegen zijn de uitgaven toegeno
men.
Het minimum der jaarlijksche contributie
{f 2,60) kan zeker niemand terughouden, om
steun te verleenen aan deze nuttige instelling.
Er heeft zich te Amsterdam een jeug
dige //kwartjesvinder" vertoond. Een knaap
van 14 jaren liet in de Warmoestraat een cent
vallen en zei toen tot een zeer jeugdig meis
je, dat die cent van baar was. Toen het kind
het tegendeel beweerde, vroeg de knaap of zij
nog geld in haar beursje had.
Ja, twee dubbeltjes, was het antwoord.
In een papiertje deed hij toen den cent en
volgens zijn zeggen ook de twee dubbeltjes.
Later bleek het, -dat de dubbeltjes door hem
gehouden waren.
De deugniet had zelfs de brutaliteit in den
winkel te gaan, waar het meisje bleef staan
schreien over haar verlies.
Een voorbijganger, een en ander vernemen
de, wachtte tot de knaap den winkel verliet
en bezorgde hein bij de politie.
In het afgeloopen jaar vertoefden te
Wijk aan Zee 5S1 logeergasten, daaronder 273
vreemdelingen. Den duur van liet verblijf, ge
middeld 18 dagen, in aanmerking genomen,
zoude het aantal vreemdelingen 304 tegen 277
iulandsche bedragen.
In 1882 telde Wijk aan Zee 371 gasten,
waarvan 126 vreemdelingen, in 1881 bevon
den zich slechts 19, in 1880 slechts 6 vreem
delingen onder de bezoekers; de toename is
wel een bewijs dat onze kust, gunstig gelegen
(usschen de jaarlijks drukbezochte Oost-Frie-
sehe en Belgische badplaatsen, voor den aan
leg om te baden bijzonder geschikt is, al moge
men ook wege.ns de schilderachtige, beschutte
ligging van Wijk aan Zee en de nabijheid van
IJmuideu aan deze badplaats eenige speciali
teit toekennen.
liet Leidsclt TFeekblad meldt nog het
volgende omtrent de Leidsehe vergiftigingszaak.
De vorige week hebben wij gemeld, dat de
lijken van den vader en van de moeder der
beschuldigde waren opgegraven. De moeder
was ongeveer vijf jaar geleden na een slepend
lijden overleden. De vader was ongeveer vóór
twee jaar, terwijl hij het middagmaal gebru'V
te, plotseling ineengezakt en nog op den vl
liggend gestorven.
De aangezichten dezer lijken waren ZPp.
goed herkenbaarjuist de hoofden waren z
goed als zonder bederf gebleven, wat, verm
sen wij ons niet, aan het gebruik van ee' i
groote hoeveelheid vergif moet worden toege i
sch reven. ^5®*] I
In de kist der moeder is aan het voeteind
een zekere hoeveelheid vet gevonden. Dit heeft
zooals men begrijpen zal, aanstonds het onder!
werp van een nauwkeurig onderzoek iiitge-l
maakt. Door vrouw v d. L. moet hieromtrent
de volgende verklaring zijn afgelegd. Toen bet
lijk van haar moeder in de nog opene ki.J
boven aarde stond, had men aan het voeteneinde
een kruisbeeldje met brandende kaars geplaatst
Deze kaars is brandend in de kist gevallen
Te gelijker tijd is ook het kruisbeeldje geval!
len en gebroken.
Inderderdaad besttat dit gebroken kruisbeel
dje nog, hetwelk op last der justitie naar
Den I laag verzonden is.
L. 1. Donderdag is hier een brief van den
beschuldigde ontvangen. De brief is door haar
zelve niet geschreven, daar zij niet schrijven
kan, maar zou door haar zijn voorgezegd. In
dezen brief komt een uitdrukking voor, die
zoo goed als een bekentenis is.
Vrijdag 11. zijn een broeder en een zuster
der beschuldigde in Den Haag voorgeroepen
De Zw. Ct. deelt den brief mede, dien
de Leidsehe gifmengster uit Den Haag geschre
ven heeft waarin een bekentenis zou doorsche
meren. Vrouw Van der Linden is de schrijf
kunst niet machtig, daarom is hij door een
ander geschreven. De brief met den stempel
van het //Burgerlijk en militair huis van ver
zekering 's Gravenhage," is geschreven 6 Janu
ari en draagt het postmerk van 10 Januari.
Het adres is aan jufl. Van Putten en verder
aan IJ. Van der Linden. Maria Zwanenburg
is de eigen naam van de vrouw.
De brief luidt woordelijk als volgt;
Den Haag6 Januari 1884.
Zeer geliefden en kinderen en man.
Daar ik laat" schrijven hoe dat ik mij zoo
treurig bevint dat ik u zoo veel verdriet en
schanden heb an gedaan en al de famillie en
daar ik blij ben dat de kinderen bij mijn
broeder zij en dat die toch nu bezorgd zijn
want wat zou u er mee beginnen om dat zij
nog zoo klein en als u Arie nu maar bij u
hout dan heb u nog vertroosting aan eikkan-
der want ik denk altijd maar wat heb ik
tog gedaan om zoo te handelen lieve man en
kinderen ik als u weer kom dat ik in staat
zal zijn om en woort met u te spreken en de
kinderen ook want ik hoop eerst nog is te
zien en te spi eken eer ik de Haag verlaat nn
lieve man ik hoop dat u mij is zul schrijven
hoe het met u en de kinderen is want ik ben
en blijf tog haar eigen moeder en nog van mij
gegroet an man en mijn lieve kinderen.
Maria Zwanenburg.
Te Amsterdam hadden honderde onheilen
plaats. Op het IJ aldaar sloeg een jol om
waarin 4 personen waren. De op Oostzaan
varende boot nam de schipbreukelingen op.
Ontelbaar was het getal schoorsteenen, dat in
Amsterdam door den krachtigen wind omge
worpen werder waren er zoo grooten onder
dat de passage in sommige straten feitelijk
voor eenige uren gestremd was. Persoonlijke^
ongelukken hadden er echter, wat te verwon
deren is, weinig bij plaats.
In de Molsteeg waaiden de luiken van een
winkel weg, en kwamen in de ruiten van een
huis aan de overzijde terecht. Op het tentoon
stellingsterrein heeft de storm krachtig geholL
pen aan het afbreken der gebouwen. Een werk
man kreeg in de Goudsbloemstraat een vallende
schoorsteen op het hoofd. De ongelukkige n as
terstond een lijk. De groote schoorsteen der
diatnantslijpeiij in de Daniël Stalpertstraat werd
omvergeworpen, zonder eenig treurig gevolg-
In den Overtoom even voorbij den grens-|
paal, is een groote bak met fijn puin gezonken.!
Een paar vlaggetjes duiden de plek aan. Aan
de Weesperzijde zijn de schuttingen bij dei
bouwterreinen omgewaaid. De landerijen teü
westen van den Amstelveensehenweg staan!
weder geheel onder water, dat hier en daar
over den weg sloeg. I
Te Oud- en Nieuw Beijerland liepen al de
buitenlanden onder water. Te Diemerbrug
is de bovenlast van een tjalk, bestaande ",l;
het materiaal voor een ijzeren draaibrug be
stemd voor Nichtevecht tussehen Diemerbrug
ea Gaasperdani in de Keulsche vaart geworpen.