"ZOADAG
GOUD EK LIEFDE?
NT 5 E u w s-
&LAKDB O 1 W B L A I».
~2i7ü'Gt;sTi;s.
Ao 1SSA.
2Sstc Jaargang.
M IS05
A L G I M E E X
V I» V E UTE T I E-
Gemeente Sc ha gen.
Bekendmakingen.
BEVOLKING.
ANNA WOUTERS,
Oud en toch Nieuw.
(O)
II.
J. WINKEL,
TE SCHA GEN»
Laan, Wijk D, No. 5.
sfii.ua;
Pit blad verschijnt tweemaal per week Woens
tag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot s
iddags 12 ure, worden Advertentiën in het
eeistuitkomend nummer geplaatst.
Ingezonden stukken een dag vroeger.
laatst gewoond hebbende te Wonseradeel,
thans alhier, wordt in haar belang aangemaand,
zich zoo spoedig mogelijk aan te melden ter
secretarie dezer gemeente.
Politie.
VERLOREN:
in de kom dezer gemeente op Maandag 18 dezer:
Een doosje lucifers, waarin mede
een BANKBILJET van VIJF-EN-TWINTIG
GULPEN.
Zij, die hieromtrent inlichtingen kunnen
geven, worden verzocht zich daartoe aan te
melden ter Secretarie alhier.
Waarom ik zoo aan Tyrol dacht?
't Gaat daar als in bijna alle deelen van
Puitschland. Komt men aan den Rijn, dan is
er bijna geen bergspits, die niet eene overle-
Roman van Ewald August Koning.
UITGEVER:
(24.) ZEVENDE HOOFDSTUK.
„Ik heb met den bankier Hansen over u gesproken,
hij vertelt niet veel goeds van u;" begon Tauber zijn
onderhoud met Reinhard Heiden.
„Zeide ik u dat niet vooruit?" antwoordde Reinhard
bitter. „Ik weet, welke aanklacht hij tegen mij heeft
ingesteld, en het zou mij geenszins verwonderen,
wanneer gij hem geloof schenkt. De schijn getuigt
immers tegen mijde geëischte quitantie is niet voor
bandon, en in dergelijke gevallen als het mijne, is men
slechts al te gaarne geneigd, aan de waarheid van de
aauklacht te gelooven."
„Het is waar, de schijn is tegen u," bevestigde
-auber, „maar hoezeer de schijn kan bedriegen, heb
ik in eigen persoon ondervonden, en zoo onrechtvaardig
ben ik niet, dat ik een oordeel vel, voor ik mij van
ne schuld heb overtuigd. Waarom zeidet gij mij niet,
dat gij in het geheim verloofd zijt met de kleindochter
van den bankier Hansen?"
Reinhard, die tot nog toe duister voor zich heen
gestaard had, keek nu vreemd op.
„Heeft hij u dat ook gezegd?" vroeg hij bijtend.
„Heeft hij daaruit misschien ook nog een aanklacht
tB6en mij gesmeed?"
„Neen, ik heb het niet van hem, maar van mejuf
frouw Ellen vernomen
ZÜ is mij nog altijd getrouw gebleven?"
anneer zij het deed, hoe stelt gij u dan het
emde der geschiedenis voor?"
„Zooals ik het wensch en boop," antwoordde Rein-
rn t''U w'en? 008en weder leven kwam. „Ik zal
s eloos arbeiden, tot ik het zoover heb gebracht,
g .®ijn geliefde een verzekerd, al is het ook een
teviLfen„^)e8taan kan aanbieden; zij zal daarmede
ri; en zijn, en een ernstige wil, gepaard aan vol-
"Hding, vermag veel." 1
llusiën der jeugd!-1 zeide Tauber schouderophalende,
vern- eCj kapitaal, de toestand van uw huis is
Voor'0 10 u' ZU'* 'aD8' zeer 'ang moeten arbeiden,
Van rf Z00ïer zu'k gebracht hebbenzijt gij er
kebbeu^'U1®^ U*8 zoolang geduld zal
la'diprf 8eduld oefenen, omdat zij weet, dat wii
Z. "i me' ,®'kandcr gelukkig zullen worden!"
gt oott gjj, omdat gjj het zoo wecscht, doch
vering heeft. Al staat er nog maar een stukje
van een muur, dan zal de gids weten te ver
halen van 't geen er vroeger in dat kasteel
is voorgevallen. Maar 't behoeft niet eens
eene ruïne te zijno, neen van een rotsblok
dat gij onopgemerktt voorbijgaat, weet hij
nog iets mede te deelen. En zoo gaat het daar
en overal, waar bergen zijn en reizigers ko
men, zoodus ook in Tyrol. Zie hier eene dier
overleveringen
Heel lang geleden leefde er in Tyrol eene
reuzenkoningin, Hitt genaamd. Zij woonde
op de bergen boven Innsbruck, die nu grijs
en kaal zijn, maar in dien tijd met wouden,
rijke akkers en groene weiden bedekt waren.
Öp zekeren dag kwam haar zoontje huilend en
jammerend thuis. Modder bedekte zijn gelaat
en handen en zijn mooie pakje zag er uit als
de kiel van een kolenbrander.
De jonge reus had op zijne wandeling op
een3 behoefte gevoeld aan een stokpaardje en
om aan zijne begeerte te voldoen, liep hij
naar een denneboom toe en rukte dien uit
den grond, zooals alleen een reuzenkind dit
doen kan. Bij ongeluk had hij niet opgemerkt
dat die boom aau den rand van een moeras
stond. Poor zijn hevig rukken raakte de grond
los en viel de prins in den modder. Hij was
evenwel bij de hand genoeg, om er zelf uit
te komen, maar toen was zijn moed ook uit
geput en daarom kwam hij ook huilende thuis.
Mama beknorde hem niet, maar troostte hem,
ik zon u niet gaarne borg zijn voor de vervulling
dezer wenschen. Hansen zal nimmer in dit huwelijk
zijner kleindochter toestaan i"
„Dan trouwen wij zonder zijne toestemming
„Dat is ge-makkelijk gezegd, maar mejufvrouw
Ellen zal niet vergeten, welke o dank zij haar groot
vader is verschuldigd! Misschien kunt gij wel zijn
toestemming afdwingen!"
„"Waardoor?" vroeg Reinhard.
„Gij kent zeer waarschijnlijk zaakgeheimen, wier
onthulling het crediet van den bankier belangrijk kan
benadeelen."
„Daarmede zou ik veel kannen doen, doch ik mag
tot zulke middeleu mijn toevlucht niet nemen. Ik
zal mij verweren, wanneer ik aangevallen wordt Ik
zal langs gerechtelijken weg de beschuldiging trachten
te wederleggen, die tegen mij is ingebracht,
maar ik kan er niet toe besluiten, op een laaghartige
wijze mij te weken. Ja, ik zou misschien daar
door zijne bemiddeling kunnen afdwingen, maar daar
door de achting van Ellen voorzeker verliezen, en
hoe pijnlijk en onaangenaam zou later de herin
nering daaraan voor mij moeten zijn. Ik geef, toe
dat Hansen op het oogenblik gerechtigd is, mijn aan
zoek om de hand zijner kleindochter af te wijzen,
want ik heb niets en ben niet in staat op het oogen
blik een eigen huishouding op te richten. Maar dit
recht verdwijnt, zoodra ik hem bewijzen kan, dat
Ellen aan mijne zijde een verzekerd bestaan vindt en
daartoe wil ik nu al mijne krachten inspannen.
Friedrich Tauber had de armen over de borst
gekruist, hij wandelde langzaam op en neder. Hij kon
aan dezen ernstigen en energieken wil en deze eerlijkheid
ziju goedkeuring niet ontzeggen, bij zelt zou in hetzelfde
geval evenzoo gedacht en gehandeld hebben. Wan
neer Elisabetb toenmaals ook zoo getrouw ware
gebleven
„Gij ziet met veel moed de toekomst tegemoet
zeide hij na een pauze, „ik vrees dat harde ontnuch
teringen u niet bespaard zullen blijven."
„Daarop moet ieder mensch voorbereid zijn," ant
woordde Reinhard bedaard. Op deze wereld is niets
volmaakt en ten ongestoord geluk is er niet."
„Neen, gij hebt gelijk, des te eerder moet men
een gedroomd geluk zich zeiven kannen ontzeggen,
wanneer de omstandigheden dit gebieden."
„Hoe moet ik dat verstaan?"
Tauber was voor den jongen man bljjven staan,
zijn blik rustte onderzoekend en vol verwachting op
het eerlijke gelaat.
„Wanneer gij uwe geliefde door zulk eene ontzeg-
Prijs per jaar/3.Franco per post /3.60
Afzonderlijke nummers 0.05.
Advertentiën van één tot vijf regels 0 75.
iedere regel meer f 0.15. Groote letters wor
den naar plaatsruimte berekend.
liet een ander pakje voor hem komen en riep
daarenboven een dienaar, om den jongeheer
af te wasschen. Maar hoe? Niet op de gewone
wijze. Den dienaar werd gelast, om zachte
broodkruimels te nemen en daarmee 't. gezicht;
en de handen te reinigen, De bediende moest
gehoorzamen, al ergerde hij zich misschien
ook.
Nauwelijks was hij evenwel eenige oogen-
blikken met dezen door hem voor zondig
gehouden arbeid bezig, of er kwam een ont
zettend omveder opzetten, dat den geheelen
hemel bedekte, dag in nacht veranderde en
iedereen, zelfs de reuzenkoningin met angst
en ontzetting vervulde. Op verscheidene plaat
sen sloeg de bliksem in de bosschen, ontzet
tent groote hagelsteenen en brokken ijs vielen,
alles verpletterend, neder, en toen eindelijk 't
onweer was bedaard, waren de rijke koren
akkers, de groene weiden en de woning en
de bosschen van koningin Hitt verdwenen en
zag men niets dan eene uitgestrekte woestijn,
waarin geen grasje meer kon groeien
en die hier en daar met steenen was bedekt.
In 't midden stond een hooge steen, afgezon
derd van de anderen. Dat was de reuzen
koningin Hitt. Daar stond ze versteend en zal
daar blijven staan tot den jongsten dag.
En wanneer nn nog in Tyrol kinderen
met brood morsen of 't roekeloos wegwerpen,
vertellen de Ouders bovengenoemden sago
en zeggenspaar uwe broodkruimels, opdat
ging gelukkig kondot maken, zoudt gij het dm doen?"
vroeg hij. „Wanneer een man, rijk en onafhankelijk,
uit ware liefde Ellen tot vrouw begeerde, wanneer
gij overtuigd waart, dat Ellen aan de zijde van dezen
man gelukkig moest worden, zoudt gij dat kunnen
ontzeggen, om het geluk der gelielde te verzekeren
„Een zonderlinge vraag!" antwoordde Reinhard op
gedempfen toon, „wie is die man
„Ik weet het niet, ik noem alleen de mogeljjkheid
maar, dat zulk een man naar de hand kon dingen
van mejuffrouw Ellen."
„Nu goed, dan zou het toch in de eerste plaats
Ellen's zaak zijn, dit aanzoek aan te nemeu of af te
slaan."
„En wanneer zij het aannam
„Dat zal nimmer gebeuren!" riep Reinhard beslist.
„En wanneer het toch gebeurde?"
„Daa zon zij daartoe gedwongen moeten worden!"
„En zult gij dan tusschun beiden treien en uwe
oudere rechten doen gelden?'
„Ik weet niet waarom g j mij al die vragen doet
ik vertrouw op Ellen's liefde en zal alleen dan afstand
doen, wanneer zij zelve het van mij eischt. Mijnheer
Hansen heeft u zeker opgedragen in dezen g.-e>t
met mij te spreken en mij voor zjn weDsctien over
te balen
„Welke wenschen zijn dat?" vroeg Tauber rustig,
„ik beken u eerlijk, dat ik ze niet ken."
„Nu, ik moet de stad verlatenhij wil mij in
Brussel of Antwerpen een goede betrekking verschaf
fen, de beschuldiging tegen mij en de aanklacht tegen
mijne moeder laten vallen en mij buitendien duizend
tbaler in contanten geven!"
„Heeft hij u dat aangeboden vroeg Tauber ver
baasd. „En hebt gij dat niet aanvaard?"
„Ik zou mij voor mij zei ven schamen wanneer ik
die voorslag had aangenomen," antwoordde Reinhard,
het hoofd fier in den nek werpende. „Gelijk ik op
Ellen vertrouw, zoo vertrouwt zij op mij, en zij zal
zich niet in mij bedrogen zien. Vloek over den
scbacheraar met de heiligste gevoelens van Let
hart 1"
„En wanneer Ellen nu eens niet zoo dacht Wannoer
zij het voorstel van haar grootvader eens had goed
gekeurd
„Dat kan ik alleen dan gelooven, wanneer zij zelve
het mij zegt. Ik weet wel, welke stormen en strijd
mij wachten, maar ik sta vast, en ik zal toonen,
wat een man vermag, die met ernstigen wil zijn dool
vervolgt. Het is mogelijk, dat mij daarbij van andere
zijde hulp wordt geboden, die dezea strjjd voor ruj