De Internationale Landbouw- Tentoonsteinng te Amsterdam. i BS innenlandsch IMeuivs *t Is de boom van 't veroordeel. Die boom moet met wortel en tak worden omgehakt en uitgeroeid. Niets is natuurlijker clan dat deze boom kracbtigen wederstand biedt en hij die deze taak onderneemt, begint zijn werk wel met de beste voornemens en hakt er vroolijk op los, maar bij en door dien onvcrwachten tegenstand verminderen de krachten en de lust; hij laat nu en dan het werktuig rusten, neemt het nu en dan wel weêr in de hand en begint andermaal, maar op 't laatst werpt, hij t moede loos neer cn terwijl hij 't spreekwoord: f/'t is den moriaan gewosschen" aauhaa/t, staakt hij den aibeid en gunt zoo doende de over winning aan de tegenpartij. Menschen zijn menschen, maar bij hen, die niet zeer ontwikkeld zijn, stuit men, niet tegenstaande de krachtigste inspanning en zelfs bij luidsprekende bewijzen op eene zekere koppigheid, die uit allerlei oorzaken ontstaat. Die koppigheid is te vergelijken bij de weër? standbieding van den wortel van den boom, dien men zoo gaarne zon omgehakt hebben, en wanneer er dan, niettegenstaande de groote bezwaren, eene buitengewone volharding en krachtsinspanning wordt aangewend om het doel te bereiken en 't hard tegen hard gaat, dan kan de zege aan de zijde van den aanvaller blijven. Juist deze volharding ontbreekt meestal en de ondervondene teleurstelling doet meestul den strijd te vroeg opgeven. Ziehier dan eenige oorzaken, die de bespa ring in den weg staan; 't klinkt ongerijmd en toch is 't waar, dat sommige menschen geen geld in de spaarbank brengen omdat anderen dit dan weten en zij in dc oogen van sommigen dan gerekend kunnen worden onder degenen, die 't niet zoo noodig hebben en daardoor niet in de ter men van bedeeling vallen Zeer dikwijls kost het veel moeite, om hun die dwaze redeneering uit 't hoofd te praten en hen er op te wijzen, dat het juist eene aanbeveling is in de oogen van weldeukenden en dat wanneer ze onver hoopt in treurige omstandigheden komen, men hen nog eerder zal bijstaan dan degenen, die er maar op los leven en er maar op vertrou wen, dat ze in dagen van nood wei geholpen zullen worden. Men kan in dezen niets anders doen dan volhouden en zoo trachten hen van die dwaling te genezen. Er zijn clus nog al zoo eenigo hinderpalen te overwinnen en men vraagt wel eens onwil lekeurig, of 't wel ooit zal gelukken, zoovele verkeerde dwalingen geheel uit te roeien en de menschen op den weg te brengen, die tot hun geluk moet leiden. Maar 't is en blijft toch ook altijd waar, dat na zwaren strijd de overwinning des te heerlijker, des te roemvoller geon rhvazo dingen in het hoofd, de zaak hoeft volstrekt goon beteokonis. Johanna kan immers niet vei langen, dat gij ons dagelijks zult bezoeken, om de oude kinderlijke herinneringen weder op te rakelen; al is zij z lve een dwaas kind gebleven, zoo zijn wij beiden torh in den loop der jaren, verstandige, nuchtere mannen geworden, die aan andere dingen hebben te denken dan aan zulke dwaasheden. Gjj zult zeker wel spoedig weder afreizen F: iedricb Tauber hield de oocren met de hand bedekt en zweeg lang, een smartelijk g.-voel van bitter berouw kwelde hem. Hij, die lio'do gezocht had, waar hij die niet kon vinden, meest na eerst veruemon, hoe innig en trouw hij bemind was geworden. „Dat h>dt hij mij vrceger moeten zeggen!" ant woordde hij na eene lange pnuz«. „Nu, nu, ik houd er geen huwelijks-bureau op na,® gromde de advocaat, „ik verzoek u dan o».k wol diingend, mijoe nu dideelingen als ni t gebeurd te beschouwen. Gij zult nu u zeiven en ook ons een dienst bewijzen, wanneer gij zoo spoedig mogelijk afreist. Nog iets: zeg Johanna niets van uwe nieuwe ervaringen in het huis van den bankier; het is immers niet noodig dat zij dat moet hcoren." Tauber was opgestaan, als in een drocin verzonken nam hij zijn hoed. „Ik bid u mij voor heden bij Johanna to willon verontschuldigen,® zeide hij, „gij kunt haar immei3 zeggen, dat ik ecu reisje in do omstreken dezer stad jnaak „Mooi, en wanneer gij van dit reisje niet terugkeert, zooals ik vermoed, dan zult gij wol de goedheid hehtieii mij oonige onschuldige regelen te schrijven, die i* haar kan voorleggen? Het is alleen daarvoor, dat zij niet om uwentwille ongerust zal zijn!® Fri'drich Tauber s oud reeds aan de deur en knikte werkiuigeljk met het lioofd; zimder oen woord te antwoorden verwilderde hij zich. Toen de advokaat drie dagen daarna van de gerechis- zitiing lerugkeetde en zijn woonkamer binnentrad, kwamen Johanna en Tauber hom hand in hand te geraoethnnue van geluk stralende gezichten beworen h< m, dat hunne harten elkander eiudel jk gevonden hadden. „Wanneer gij in deze vercer.iging ren geluk vindt, dan I adt gij dat reeds lang kunnen genieten,® ztido hij teiwijl Ij den vriei d do hand i-chudde, maar Johanna legde hem lachende do hai d op den n.ond en gelastte Lem zijne plagerijen voor zkh te houden. 'EINDE* is en er dos juist in die bezwaren eene zekere behoorlijkheid moet liggen, om dien strijd aan te vangen, voort te zetten en tot een gewenscht einde te brengen.- En ook die strijd is oud, zeer oud en toch telkens nieuw. Daar is altijd strijd gevoerd tegen vooroordeel en dwaling. We moeten dns nooit beweren, dat de tegenwoordige tijd in dit opzicht moeielijker isintegendeel hebben we tegenwoordig over meer wapenen te be schikken dan vroeger, maar dan moeten ze ook gebruikt worden. Doetinchem, P. van de Velde. Mz. i. 27 Aug. '84. Neêrland's naam en roem weerklinken thans voor de tweede maal binnen den tijd van een jaar, nu hier opnieuw een strijd des vredes wordt gestreden. De grondslag van alle nijverheid, de landbouw, viert hier thans een triomf. Dezelfde terreinen, waar verleden jaar de wereld-tentoonstelling gehouden werd zijn thans, na eenige maanden in woeste verlaten heid te hebben gelegen, aan de elementen ten prooi, die er deerlijk huishielden, tot de oude levendigheid teruggekeerd. Laat mij trachten in een paar brieven u een vluchtig denkbeeld te geven van deze zoo belangrijke tentoonstelling, de eerste vau dien aard in ons land. Wel was er een lange tijd van voorbereiding toe noodig, immers reeds dertig jaar geleden riep onze Koning op het huis ten Bosch eenige invloedrijke mannen bijeen, om de groote landbouwbeweging te bespreken. Telkens evenwel werd de uitvoering verijdeld, totdat nu eindelijk de zaak opnieuw krachtig ter hand werd genomen en wel met een schit terenden uitslag, waarvan in de eerste plaats de eer toekomt aan Mr. C. J. Sickesz, voor zitter van het uitvoerend comité. Met het oog op den korten duur der tentoon stelling zullen wij slechts hier en daar een kijkje komen nemen en is lang stilstaan en een uitvoerige beschrijving niet mogelijk en ook misschien wel niet gewenscht We volgen denzelfclen weg als verleden jaar, de zuilengang van het Rijks-Museum door, en staan dan voor den hoofdingang, een hooge poort, geheel met sparregroen bestoken. In een boogvormig gevelpaneel heeft de beroemde kunstenaar jhr. Heemskerok van Beest een fraai zeestuk geschilderd, een be wogen zee, waarop een drietal schepen in volle zeilen de golven klieven als echte I/baan brekers", welke naam dan ook boven het doek te lezen staat. Rechts en links van de poort zijn medailons, waar op gouden grond een paarden en een stierekop zijn geschilderd. Vervolgens is het rijkswapen aangebracht en wapperen de Nederlandsehe en andere vlaggen en wimpels lustig van den top. De vleugels van dezen hoofdingang worden gevormd door de gebouwen voor het uitvoerend comité, de vertegenwoordigers der vreemde landen en de pers. De vertrekken zijn eenvoudig, zonder weelde en pracht. Deze gebouwen verlatende komt men op een breed voorplein met kiezel zand bestrooid en met oranjeboomeu in bakken versierd. Aan den eenen kant zien wij eene uitgebreide loods met machinerieën, natuurlijk van Engelsch en Amerikaansch fabrikaat, aan den anderen kant gereedschappen voor den landbouw en artikelen voor stalgebruik. Ver schillende tentjes voorbijgaande zien wij weder om het gebouw der koloniale afdeeling, waarin de producten van den akkerbouw smaakvol en degelijk zijn tentoongesteld. Terzijde van dit gebouw staat een kaaspakhuis, waarin men bet heerlijk Hollandsch produkt kan eten, in dobbelsteentjes gesneden benevens een beschuitje en een glas champagne of madera in ijs. Deze lekkernijen worden verkocht door een viertal mooie Hoornsche boerinnetjes, of ten minste meisjes in de kleederdracht dier streek gestoken. Hier scheidt zich het terrein in tweeënwe gaan de brug over en bevinden ons op een geheel ander gebied, namenlijk te midden van de stallen en hokken, waar hoorn-, wolvee en varkens gehuisvest zijn. Prachtige stieren, koeien en ossen uit den Beemster, uit Holland's Noorderkwartier en uit Friesland trekken hier onze aandacht, maar ook het Fiansche vee, meestal rood met wit gespikkeld en van Xormandisch ras, behoeft voor menig Hollandsch stuk vee niet onder te doen. Een Fransche boer vertelde mij, dut in tö» land pachters gevonden worden, die 250 stuks vee bezaten, terwijl een goede koe daar ongeveer 30 liter melk per dag levert. Deie tentoonstelling leert ons o. a. dkt in Nederland de varkensfokkerij niet die hoogte heeft bereikt als in het buitenland. Hoogst merkwaardig zijn ook de stallen met paarden, waar bijna alle landen en rassen van Europa vertegenwoordigd zijn. In de nabij heid hiervan vindt men een wring", dat i$ een afgebakende cirkel, waarin de paarden en runderen worden voorgebracht om aan de beoordeeling der jury te worden onderworpen. In een volgend nummer zetten we onze wandeling voort. Scuaoen. Naar wij vernemen zullen een twintigtal kinderen uit onze gemeente ontleg leiding van den heer Th. Roep, een bezoek aan de Iandbouw-tentooustelling te Amsterdam brengen. De Minister van Binnenlandsche Zakoif? Overwegende dat, volgens ingekomen ambts bericht. de cholera asiatica zich in Frankrijk en Jf.alië uitbreidt; ff clet op artt. 1 en 2 der wet van 28 Maart 1877 (Sf/j/. no. 35), heelt goed gevonden: Alle Fnuisohe havens aan de Middellandsche Zee cn aan de aan die zee gelegen havens van Italië, van de Fransche grens toten met de haven van Civita Vecchia, besmet te ver klaren. De heer Read, die tweede machinist was aan b iord van de Nïuero en die met den kapt. werd lusgelaten, ontving een brief van den eersten machinist, die nog gevangen gehouden wordt. Hij schrijft: w Wij wonen nu op een klein eiland, 40 mijlen van Sassora en zijn goed voorzien vau levensmiddelen. De Radjah geeft nu de een» dan de andere reden op waarom wij niet worden vrijgelaten maar men kan zijne woor den niet. vertrouwen. Ilij is een groote schurk (listeren stonden voor het gerechtshof te 's Gravenhage twee brandstichters te recht. De eene was een boerendeern van 20 jarer» R. v. B. uit Clinge, die twee maal brand had; gesticht, omdat zij dit zoo aardig vond, daar het dan levendig op het dorp werd en do jongens uitkwamen. Aldus verklaarde zij voor het 1 of. De andere brandstichter was do 29- jarige gehuwde hulponderwijzer M. B. to Delft, die wegens ziekte zijner vrouw in geld zorgen verkeerde en door verbranding zijner goed verzekerde meubelen zich uit den nood hoopte te redden. Tegen de eerste werd 18 maanden, tegen den laatste 2 jaren celstraf geëiseht. Het gerechtshof heeft heden arrest ge wezen. De arbeidster R. v. B. uit Clinge werd ter zake van moedwillige brandstichting, twee malen gepleegd, veroordeeld tot 18 maanden eenzame opsluiting, de hulponderwijzer M. B. uit Delft, die zich aan een gelijke misdaad had schuldig gemaakt, weid een celstraf van 2 jaar opgelegd. Jaloerschheid was naar alle waarschijn lijkheid gisteren te Nieuw-Amsterdam de orir- zaak van een moord. Een meisje, (lat vroeger verkeering met een jongen had en deze zé" afscheid had gegeven, was nu in gezelschap van een ander. De afgewezene, hierover in drift ontstoken en buitendien alles behahe nuchter, stak zijn medeminnaar onverwacht n>et een mes in 't hart, zoodat het ongelukkige slachtoffer van minnenijd bijna oogenblikkeujs dood nederzeeg. Volgens schrijven ontvangt de Zulphcns'-he Crt. uit Atjeh Er heeft zich in het begin dezer maar Juli een geval voorgedaan dat. nog al belang''JI* is. Zooals ge weet heeft Toekoe Oeinar a in April zijne onderwerping aan het j Gouvernement aangeboden, maar werd h< als vijand bekend, geweigerd om niet zij gewapende volgelingen binnen den Kraton komen. Hij schreef daarop, dat hij dan go alleen wilde kouien, want dat hij dat landing oorlogvoeren moede was en zich ge'ie, handen stelde van den gouverneur van Atjeh; of dat deze hem desnoods mocht opbangc" veroordeelen, maar dat hij komen zou. kwam, zelf gewapend, maar zijne vo'Se r,ef niet; de gouverneur vertrouwde hem niet en wilde van zijne mooie praatjes L, gelooven vóór hij zich door een éclatant had onderscheiden. Ocmar beloofde toen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1884 | | pagina 2