ZONDAG
Ti SEPTEMBER.
A t E l w s-
Ao 1SSA.
2Sstc Jaargang.
.1? .1813.
Alge MEE
A DVERTE IV T I E-
L A IV D B O L W B L A
Gemeente Scha gen.
Bekendmakingen.
Willem Kakker,
PATENTEN.
PATENTEN.
J. WINKEL,
TE SCHAGEN",
ZELDEN TEVREDEN.
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woens
dag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's
(middags 12 ure, worden Advertentièn in het
eerstuitkomend nummer geplaatst.
Ingezonden stukken één dag vroeger.
BEVOLKING.
laatst wonende te Spanbroek, thans alhier,
wordt in zijn belang aangemaand, zich zoo
spoedig mogelijk te vervoegen ter Secretarie
dezer gemeente.
De Burgemeester van Schagen brengt ter algemeene
kennis dat de patenten, aangevraagd in de maand
Mei j.1. tot uitoefening der beroepen van tapper, slijter
in wijnen, sterkedranken en bieren en koffiehuishouder
voor het dienstjaar 1884]85, onder overlegging van
het aanslagbillet, waaruit voldoening der helft van
den aanslag blijkt, ter gemeeentosecretarie door belang
hebbenden kunnen worden afgehaald, op alle werkdagen
des vooimiddags van 9 tot 12 ure.
Schagen, den 16en September 1884.
De Burgemoester a. i. voornoemd.
C. DE PATER, Wethr.
De Burgemeester van Schagen brengt ter algemeene
kennis, dat de patenten, aangevraagd in de maand
Mei j. 1. voor het dienstjaar 1884j85, ter gemeente
secretarie kunnen worden afgehaald, van at Zaterdag
den 20en September tot en met Vrijdag den 3en
October a. s., des voormiddags van 9 tot 12 ure; de
invallende Zondagen uitgezonderd.
Boman van Friedrich Friedrich.
(6).
UI.
Weinige dagen later waren in de villa van den
kandelsraad de noodige voorloopige maatregelen ge
troffen voor het feest, dat den bankier de gelegenheid
zou verschaffen, den verloofde zijner dochter nader
te loeren kennon. Hij zelf had alles geregeld en
nagezien, en het was alles zoo schitterend mogelijk
'ngericht. Er scheen hem veel aan gelegen, om met
2ijn rijkdom te pronken.
Noch zijne vrouw, noch Toni had hij over zijn
besluit de geringste mededeeling gedaan, ofschoon
ket vast stond. Hij hield er van zich voor te doen
als den kloeken en voorzichtigen man, die eerst alles
rijpelijk overweegt. De uitnoodigingen had hij zelf
terzonden, ook aan Hermann Rüling.
Met toestemming van hare moeder had Toni
*«uige regelen aan den geliefde geschreven, waarin
zij hem verzccht, iets vroeger to komen dan op het
door haar vader bepaalde uur. Zij had hem sedert
den avond harer verloving niet wedergezien en haar
«art sloeg des te onrustiger, hoe nader het oogen-
'k kwam, waarin zij den geliefde kon verwachten.
Zij wandelde in den tuin in een dicht begroeide
'aan op en neder. Zij wilde kalm zjjn en toch moest
2|j herhaaldelijk de hand op ce borst leggen, om bet
feoel kloppend hart te doen bedaren. Een angstige
stemming beheerschte haar.
loen Hermann baar op het bal bij den consul
2!)a liefde had bekend, toen had zij hem alleen door
blik en een handdruk de verzekering kannen
?cven, dat ook haar hart hem behoorde. Zij hadden
ander wel geschreven en do verzekering der lietde
"naald, nu zou zij hem voor de eerste maal alleen
•Dtmoeten, 2Ü verheugde zich daarover en toch gevoelde
*9 zich tegelijkertijd beangst. Nog kon zij zich niet
h tr^e"cni hij haar zou omarmen en kussen;
'e had haar zelfB moeite gekost, zijn -ie" in hare
br''ven te beantwoorden.
j, ij was gekleed in een liebt, dun zomerkleed, dat
!jat|ke gestalte ten volle liet uitkomen. Hare
^«ogingen waren buitengewoon licht en bevallig,
'echt noemde men haar eere schoonheid, want
trek \an haar gelaat was regelmatig. Misschien
UITGEVER:
Laan, "Wijk D, No. 5.
(O)
III.
We noemden dit erger dan 't morren over
't weêr. 't Is oneindig gemakkelijker, de
hartstochten in beweging, dan tot bedaren te
brengen.
Dit juist wordt maar al te dikwijls over 't
hoofd gezien.
Klagen is den meesten menschen eigen.
Zelfs wanneer weer en wind gunstig zijn en 't
volgens de algemeene opinie een gunstig jaar
is, ook dan nog hooren we zoo vaak klachten
aanheffen, welke somtijds ontstaan uit de
begeerte, om daardoor grootere winsten te
bedingen en somtijds uit de niet af te lee-
ren gewoonte, om toch te klagen.
Wanneer we lezen wat er in de laatste
dagen alzoo verhandeld en gesproken is over
de werklieden, dan zou men al zeer licht tot
de conclusie komen dat er geen ongelukkiger
wezens op aarde bestonden dan zij, die door
handenwerk hun brood moeten verdienen.
Mij dunkt, wanneer men leest, hoe in ande
re landen 't lot dier menschen is, men dan
nog wel tot een ander resultaat zou kunnen
komen.
Werken en arbeiden is 't lot en de be
stemming van 't aller grootste gedeelte der
menschen. Is dit ongelukkig? voorzeker niet;
waar bleef onze bestemming, onze roeping als
mensch, waneer we onzen tijd in werkeloos
had in haar gelaat een meer verstandige uitdrukking
kunnen liggen; zij scheen op het eerste gezicht koel,
doch wanneer zij opgewonden was, begonnen die
bruine oogen, die zij van haar moeder had geërfd, met
een buitengewonen gloed te schitteren, dan speelde
er om haar fijn gesneden mond een spottend lachje.
De bankier was trots op zijn dochter. Met welge
vallen gaf bij baar dik wijls te kennen, dat zij sprekend
op hem geleek, alhoewel buiten hom niemand dit ooit nog
bad opgemerkt, want de natuur was goedgunstig
genoeg geweest, niets van de vaderlijke trekken op het
gelaat van het meisje over te brengen.
Nog altijd liep zij in de laan op en neder. Hoe
zou zij hem tegemoet komen, wat tot hem zeggen
Toen vernam zij lichte schreden achter zich, zij keerde
zich om en schrikte Hermann stond slechts
weinige schreden van haar verwijderd.
Het bloed was haar naar de wangen gestegen, zij
sidderde een weinig. Daar breiddo de jonge man de
armen uit, beiden snelden op elkander toe en hielden
elkander vast omklemd, gelukkig, zooals het slechts
twee menschen kunnen zijn.
„Heb dank, dat gij mi) vergund hebt u vooraf te
spreken!" riep Hermann uit, terwijl hij haar beide
handen vatte en baar in de oogen zag.
Hij was een groot, slank en voornaam jongman,
in zijn bonding lag een zweem van zelfbowustheid
en ridderlijkheid. Zijn gelaat was scboon, de kleine
blonde snorbaard en het blonde baar gaven er eene
zachte uitdrukking aan, in zijne blauwe oogen lag
iets dwepends.
„Ik verlangde er zelve naar," antwoordde Toni,
terwijl zij lachend tot hem opzag. „Heden avond
moeten wij ons nog kalm houden, om onze barten
niet te verraden."
„Toni, ik zag in de uitnoodiging van uw vader
zijne toestemming," ging Hermann voort. „Gij sehreeft
mij wel is waar, dat bij wenscht. mij eerst uader te
leeren kennen, doch hij zou dezen w\g niet gekozen
hebben wanneer hij tegen mij was."
rZijt gij zoo zeker van uwe overwinning?" vroeg
Toni schertsende.
„Zeker, daar ik uw hart bezit. Gelooft gij, dat ik
van u zou afzien, wanneer uw vader tegen mij vvare?
Ik zou om u strijden, al moest ik ook ettelijke groote
hindernissen uit den weg ruimen."
-Hebt gij uwe ouders onze verloving reeds mede
gedeeld
„Neen, ik weet, dat zij niet tegen de keus mijns
harte zullen zijn, maar de gedachte, dat utgu geluk
Prijs per jaar/ 3.Franco per post 3.(10
Afzonderlijke nummers 0.1)5.
Advertentièn van één tot vijf regels 0 75.
iedere regel meer f 0.15. Groote letters wor
den naar plaatsruimte berekend.
heid wilden slijten, wat zon dan de beteeke-
nis, de hooge, verhevene zin van 't woord
leven worden.
't Woordwerken, arbeiden is alvoorzet r veleop-
vattinger, vatbaar. We zouden in de eerste
plaats kunnen vragen; geschiedt het werken
bij 't grootste gedeelte der menschen vrijwil
lig, gedwongen of met tegenzin?
De dag begint en allerwegen ziet men-
iedereen aan zijnen dagelijkschen arbeid begiit-
nen, die uit den aard der zaak, al zeer uit
eenloopend is; we willen met een niet gemak-
kelijken arbeid aanvangen.
Stel u voor dat men bezig is met de voor
bereidende werkzaamheden voor 't bouwen
van een spoorbrug. Op de plek aangekomen,
zien we daar een buitengewone drukte en
werkzaamheid. Ilier is een groep arbeiders
bezig, om eenige dikke palen met geweld in
den vrij harden grond te drijven. Waarlijk
geen gemakkelijke arbeid. Toch klinkt ons
reeds van uit de verte het gezang tegen
dat een der mannen begint en dat door de
andere in koor herhaald wordt. Nader bij
gekomen, kunnen we ons overtuigen, hoe
zwaar die arbeid is. De arme, van die men
schen schijnen wel machinestezijn, die maar on
ophoudelijk dat zware blok naar boven hijschen
om 't met kracht op de palen te laten neer
dalen, terwijl de grond zich als tegen dat in
dringen verzet en de taak moeielijk maakt.
Ziet men nu ontevredenheid op 't gelaat dier
mannen? Neen! ze werken lustig door; nu
nog een geheim is, heeft iets betooverends voor mij,
ons geheim scheen mij toe een heiligdom te zijn,
dat buiton ons door niemand betreden mocht worden.'*
„Dweper!" antwoordde Toni, terwijl zij, zich
gelukkig gevoelende, aan zijn arm hing.
„Ja ik ben een dweper. Sedert jaren draag ik
uw beeld in mij. Gedurende twee jaren, die gij op
de kostschool doorbracht, scheen mij de stad als uit
gestorven te zijn, ik zou mij hebben laten ver
plaatsen, wanneer mijn vader niet den wensch had
te kennen gegeven, mij hier te houden."
„Gij hadt nooit een woord met mj gesproken," wierp
Toni hiertegen in.
„Was dit noodig, om u liet te hebben? Er waren
voor mij zekere herinneringsdagen dat waren dio,
waarop ik u ontmoet had. In den beginne waagde ik
het niet, u te groeten, maar toen gij later mijne groeten
vriendelijk beantwoordet, toen begon ik hoop te
koesteren. Hebt gij werkelijk niet vermoed, dat ik u
lief had
Toni zweeg, eenige oogenblikken nadenkende.
„Neen," antwoordde zij toen. „Kon ik een vrion-
delijken groet voor liefde honden Gij verkeerdet hier
in zoovele kringen, ik geloofde, dat gij uw hart
reeds lang weggeschonken hadt."
Hare vriendin verscheen in dit oogenblik aan het
einde van de laan en gaf haar een teeken.
„Mijn vader is gekomen, ik moet voortriep Toni.
„Nog niet nog niet," antwoordde Hermann. Hij
hield haar vast en kuste haar nog eens.
Toni maakte zich los van ziju omarming en vlood
heen.
Gelijk een droomcr bleef hij staan. Hij keek om
zich been, teneinde do plaats, waar hij zoo gelukkig
was geweest, goed in zijn geheugen te prentenl.et
scheen hem onbegrijpelijk, dat er niet overal bloemen
bloeiden.
En toen hij eindelijk het huis binnen trad, waren do
meeste gasten reeds tegenwoordig. De handelsraad
ontving hem vriendelijk. Hjj had zich tegenover jongere
lieden eeD tegemoetkomende en vertrouwelijke houding
aangewend, die hem zeer goed stond en hem zoo over
menige moeielgkbeid van de conversatie hoen hielp.
„Het verheugt mij, dat gij mijne uitnoodiging hebt
aangenomen," zeide hij. „Ik ken u natuurlijk reeds
lang, maar is Let niet bespottelijk, dat wij ueiden hi. r
zoo lang ia de stad leven en elkander persoonlijk niet
naiiet' zijn getredeu
Hermann kwam er niet toe om te antwoorden,
waut nieuwe gasten traden op den LondeWaad to6