A L G E M E E
A 1) V E UTE XT I E«
ZONDAC
OCTOBER.
N I E w s-
L A ND80 U W B L A
INKWARTIERING.
Ao 1884.
2Sstc Jaargang.
.la 1817.
s
Gemeente Scha gen.
Bekendmakingen.
J. YVINKEL,
ZELDEN TEVREDEN.
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woens
dag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot s
middags 12 ure, worden Advertenliên in het
eerstuitkomend nummer geplaatst.
Ingezonden stukken één da<r vroeger
VERMIST:
op Donderdag 2 dezer, in deze gemeente,
een ZWOI*tl»nilf llOliliCÜIlg'.
Zij die hieromtrent inlichtingen kunnen ge
ven, worden verzocht zich te vervoegen ter
gemeente secretarie.
Burgemeester en "Wethouders van Schapen,
brengen ter kennis van belanghebbenden, dat zij, die
pelepenheid wenschen te verkrijgen tot af voer van
hunne erven van hemel- en ander v-ater, in de riolen
welke zullen worden gelegd in de Heer er straat- en in
de. te dempen slooten achter- en in de Nieuwstraat,
zich bij don opzichter der gemeentewerken, den heer
C. N. Vlaming hebhen to vervoegen, tot bet be
komen van inlichtingen, omtrent de voorwaarden
waarop de vergunning tot dien afvoer zal worden ver
leerd vóór den 3en Ortober a. s.
Het daarna aan Burgemeester en "Wethouders infe-
dionen verzoek, moet de verklaring inhouden dat adres
santen den afvoer in de riolen verlangen overeenkomstig
de hun door den gemeente-opzichter medegedeelde
voorwaarden, on zijn inpezonden vóór 6 October e. k.
Schapen, don 26 September 1884.
Burgemeester en "Wethouders voornoemd,
G. LANGENRERG,
de Secretaris,
DENIJS.
Burgemeester en Wethouders der Gemeente Schagen;
brengen ter kennis van de Ingezetenen dat de LIJST
betrekkelijk de INKWARTIERING, bedoeld bi) Art.
Roman van Friedrich Friedrich.
O) V.
In opgewonde stemming liep Tilly het atelier van
den schilder op en neder. Zijn blik viel op het portret,
dat op den schilderezel stond: het was een jeugdig,
schoon meisjeshoofd. Hij trad het naderbij, zijn oog
rustte onderzoekend op het portret en scheeu er niet
Van te kunnen scheiden.
„Wie is dat?" vroeg hij.
„Het portret van een jong meisje," gaf Kalinka
ten antwoord.
„Bespottelijk! Dat zie ik," ging Tilly voort, zonder
den blik van het portret af te wenden.
„Nu, dan zal ik u nog meer zeggen. Ik heb hot
portret in den beginne alleen als studie voor mij
zeiven geschilderd, maar gedurende den arbeid vond
ik het steeds schooDer en interessanter. Het gelaat
is wel is waar niet schoon, maar er ligt een wonder
baarlijke bekoorlijkheid en frisebbeid op. Het gelijkt
nauwkeurig op een ontloken woudbloem, in wier kelk
nog de dauwdrop van den morgen hangt. Nog heeft
geen hand haar aangeraakt, zelfs geen windje heeft
haar geschaad, wart dan zou de dauwdroppel er uit
verdwenen zijn. Men ziel de bloem en gelooft haar
geur te ruiken, ofschoon men verscheidene schreden
Tan haar verwijderd is. Ik weet, dat het portret mij
goed is gelukt, daarom wil ik bet op de aanstaande
entoonstelling zenden.*
-Kalinka, verkoop mij het beeld,* riep Tilly,
'ons oog zich meer en meer scheen te verdiepcu in
de lieflijke trekken.
„Onmogelijk, vriend, ik heb bet, zooals ik zeide,
lv tentoonstelling bestemd."
'k geef u eiken prijs, dien gij verlangt!*
«on PÜ rnet ket portret? Ik zal voor u een
u, ^e.reed maken, wanneer gij het verlangt.*
»fk wil bet portret hebben.'
aarom
Un^ 'n mi> kamer op te hargen, om het dag
de w j te aal,schcuwen en mij te verlustigen in
OfC( °"drbaarjijke bekoorlijkheid!" riep de luitenant
«Ooe*°. en u'*- »Hoe zacht en diep zien deze groote
Wé i lejnan(l aan> hoe fijn zijn die wangen afge-
1 bekoorlijk zyn die rtode lipjes gekruld en toch
UITGEVER:
TE SCHAGEN»
Laan, Wijk DNo. 5.
17 der Wet van 14 September 1866, (Staatsbl. no. 138)
is vastgesteld en ter voldoening aan evengen',eld
Wetsartikel, gedurende 14 dagen voor een elk ter
inzage aan liet Radhuis is nedergclegd, en al zoo van
af heden tot den Hen October a. s.
Wordende tevens ter kennis gebracht dat zij die
tegen gemelde Lijst bezwaren hebhen in te brengen,
zulks schril telijk hehooren te doen aan Burgemeester
en Wethouders, binnen 14 dagen na het einde der
ter visielegging en alzoo vóór den 27en October 1884,
behagen, den 30en September 1884.
Burgemeester en Wethouders voorn.,
G. LANGENBEBG.
de Secretaris,
DENIJS.
(o)
V
Als een verstandig minister van finantiën heb
ben ze voorzeker niet gehandeld. Verreweg de
meesten zullen wel niet eens eene begrooting
hebben gemaakt en aan een post voor
onvoorziene uitgaven wordt in de verste verte
niet gedacht.
Wanneer men nu eenmaal wit halstarrig
zwart wil noemen, ja, dan is alles uit. Dan
valt er niet te redeneeren en dan hebben die
menschen natuurlijk gelijk, die steen en been
klagen, omdat ze niet genoeg hebben, om
rond te komen, omdat ze, eenmaal in schuld
gekomen, zeer juist te vergelijken zijn met
iemand, die in een moeras gezakt, daarin
hoe langer hoe meer naar beneden gaat, tot
dat hij reddeloos verloren is. Maar wanneer
hoe maagdelijk schoonIk ben op dit potret verliefd 1
Waarachtig 1'
„Tilly, kies dan liever het origineel!" riep Kalin
ka lachende uit. „Het beantwoordt nauwkeurig aan
het portret!'
„Het origineel herhaalde de luitenant en keek den
schilder verbaasd aan.
„Zeker. Dit portret is geen fantasie!'
„Het meisje leeft?'
„Natuurlijk.'
„Waar? Waar?'
„Hier in de stad. Haar naam is Mario Soltan,
haar vader is corrector en leeft in niet zeer schit
terende omstandigheden- Zij is nog een kind, maar
heden ten dage zijn ook kinderen van ongeveer achttien
jaren niet onbereikbaar voor een luitenaDt met een
vermogen als het uwe."
.Waar woont zij?" vroeg Tilly. De schilder duidde
bem Soltau's woning aan.
„Ik wil u nog op één zaak opmerkzaam maken,*
voegde hij er aan toe. „Haar vader is een oude
strenge stijfkop, hij zal niet dulden, dat een luitenant
zijn dochter bezoekt, en dat kan ik hem niet kwalijk
nemen. Gij moet het dus voorzichtig en listig aanleggen,
em het meisjo te leercn kennen, anders steekt de
oude u een spaak in het wiel."
Tilly scheen deze vermaning nauwelijks gehoord
te hebben, want hij was weder voor het portret gaan
staan.
„Kalinka, wanneer gij mij bedrogen hebt I* riep
hij uit.
„Pan schenk ik u dit portret!"
De luitenant wilde zich verwijderen.
„Halt!" riep de schilder,„Wat wordt er nu van den
referendaris?
„Bespottelijk! Hij mag de dcehter van den bankier
huwen, en wanneer bij op mijn zegen gesteld is, kan
hij dien gaarne krijgeD."
„Gij ziet er dus van af?" vroeg Kali'ka hem.
„5 oor den duivel, ik deuk niet eens meer aau haar!
Laat mij nu gaan 1"
Tilly riep deze woorden bijca onwillig uit en stormde
het atelier uit.
Kalinka hield hem niet tenig. Hij lachte harte'ijk,
toen hij de zekerheid had, dal de vriend hem ïiiet
meer hooren konEen da< monisehe trek gleed over
zi]n gezicht en gaf hetzelve een onaangename
uitdrukking.
„Door en door een dwaa*!" riep hij uit. „En ik
heb wcaracLlig nog gevKfid, dat 1.y voor mij gc-
Prijs per jaar/ 3.Franco per post ƒ3.00
Afzonderlijke nummers 0.05.
Advertentiën van één tot vijf regels 0 75.
iedere regel meer f 0.15. Groote letters wor
den naar plaatsruimte berekend.
die iemand zijn best bad gedaan, om op den
door iedereen bcganen weg te blijven, dan
had hij 't hoofd en't lichaam boven gehouden
Nu is 't maar de vraag, of men de waai heid
en daardoor zijn eigen schuld wil bekennen.
Een moeielijke zaak voor zeer vele menschen
't Valt hard, om te belijden, dat men gedwaald
en den verkeerden weg ingeslagen heeft, en
dat het hoofdzakelijk van ons zeiven, van
onzen eigen goeden wil afhangt, om onzen
toestand te verbeteren. En toch daartoe zoude
't moeten komen, wanneer er een andero
toestand geboren zou worden; op deze aarzeling
wordt juist gespeculeerd door hen, die er
voordeel bij hebben, om onrust te zaaien en
daarbij in troebel water te visscheu.
En wat gebeurt er nu?
De zoogenaamde meuschen-vrienden zijn
bewogen met het lot der arbeidende klasse.
Ze stellen die arbeiders voor als waren 't
uitgeworpenen, die eigenlijk in de maatschappij
geen plaats als mensch innemen, die een
ongelukkig leven leiden, niet meer zijn dan
trek of lastdieren en, om een zeer aantrekkelijk
woord te bezigen, geene rechten hebben, 't
Woord recht heeft altijd een tooveiklank gt had
en 't is ook een heerlijk woord. Een kind,
een schooljongen, wiens hart wel geplaatst
is, heeft gevoel voor recht en wordt
gaarne rechtvaardig behandeld, 't Is een
verkwikkend schouwspel wanneer deze of
gene zonder op de gevolgen te letten, voor 't
recht opkomt en den verongelijkten
medemensch met raad en daad bijstaat, en
vaatlijk zou kunnen worden!'
Zijn doorzicht was toch niet zoo groot, als het wel
uit zijn woorden scheen. Tilly had zich door zijne wer
ving om de hand van Toni Eger in zekere mate
bespottelijk gemaaakt, wel scheen zjin schielijk ont
vlammend hart door de dochter van den corrector
ingenomen te zijn, maar wie gaf hem de zekerheid,
dat deze neiging lang voortduurde? En wist hij dan
of de barones de dwaasheden van den luitenant met
dezelfde oogen aanzag, als bjj?
Hij vertrouwde het oordeel der vrouwen niet, omdat
hij wist, hoe gemakkelijk hetzelve door do kleins'o
omstandigheid aan het wankelen werd gebracht. Had
de barones de dwaasheid, dat hij zijn paard doodge
schoten had, niet met een zekere bewondering
vernomen En was het groote vermogen van den
luitenant niet de goudtn a| pel, waarnaar iedere vrouw
verlangend de hand uitstak? Al was zij ook zulvo
zeer rijk rijk verbindt z:ch gaarne met rijk.
Deze overpeinzingen verbitteidcn hem, onwillig
stampte hjj met den voet op den grond. Hij had
Tilly wel in koelen bloede kunnen vermoorden. Wat
deed het er toe, of er een dwaas meer of minder op
de aarde rondliep. Hjj zou htm alles alles gegund
hebben, maar hij moest hom niet ontmoeten op zijn
weg naar de barones. Op haar was al zijn streven
gericht, en met taai geduld volgde hij het eenmaal
zich zeiven gestelde doel.
Hij zette zijn hoed op en ging voor den spiegel
staan. Nog lag er een rimpel op zijn voorhoofd, zacht
streek hij er met de band over heen hij was
verdwenen.
Toen hij kort daarop de straat over ging, was zijn
gang licht, op zijn gelaat lag een blijde uitdiukking,
en alleen om zijn mond speelde een spotachtig lachje.
Hjj liep gelijk een man, die gewoon is t<> gebieden,
trotsch en toch vriend lijk tegen ieder, die hem ont
moette. Menig oog keek z jn groote, belangw ekkende
gestalte na.
Hij begaf zich naar een villa, die dicht bij de poort
lag. Dit was het l uis, dat de barones von Ortho
bewoonde. Hij drukre op een knop aan het ijzeren
traliehek, en dadelijk daerop sprong de deur als dour
een onzichtbare hand gedreven, open.
Met liehten en vasten tred liep hij over den naar
het huis geleidenden kiezelweg; sleebts vluehtig keek
hij om.
De bediende trad hem tegemoet, otn heffi mede tc
deelen, dat de barones ongesteld was.
„Ziek?* viocg Kalinka-