50 OCTOBER. Gemeente Scha gen. Bekendmakingen. iiinnenlandsch Nieuws. TE SCHAGEN, Ao 1SS4. 2Sslc Jaarnan£. .Ti? IS24. SCIIAG M J Alge JÏ E E A I) V E K T E N T I E- DONDERDAG 1\ S E L' W S- L A A DBOl' W B L A D. Dit blad verschijnt tweemaal per week Woens- aoq- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden Advertentién in het eerstuitkomend nummer geplaatst. Ingezonden stukken één dag vroeger. De Burgemeester van Schagen, brengt ter kennis van belanghebbenden in die gemeente dat de handteekeningen op de verklaringen, welke de verkoopers van vee, bestemd voor uitvoer naar Amerika en elders betrekkelijk den oorsprong daarvan enzthans afgegeven, niet door hem mogen worden gelegaliseerd tenzij die verklaringen zijn gesteld op een zegel van vijftien cents hoofdrecht. Belanghebbenden zullen dus hierop dienen te letten, ten einde, bij voorkomende leve rantie, geene moeielijkheden te ondervinden, Schagen den 21 October 1884. De Burgemeester voornoemd. G. LANGENBERG Schagen Zondng 11. alhier werd de uitgeschreven Meeting gehouden, ter bespreking der Liberale Candidaten. Het opgekomen pu bliek was al zeer gering, want is dit geschat op omstreeks een GO 70 tal, men vergete Roman van Friedrich Friedrich. (14.) VII. In woinigo'minuten had luitenant von Tilly, Mnrio Soltau ingehaald, en kwam haar op zijde. Mario ontstel Ie hevig, zij wilde om hulp roepon, toen zij haron vervolger herkende; do vroos, opzion te vorwekken, deed haar de lippen op elkander persen. Oelijk oen vluchteling spooddo zij zich bevend voort, doch Tilly bleef aan haro zijde. Hij sprak tot haar, zwoer do heiligste ecdon, dat hij haar haar alleen liefhad, hij beloofde haar, als een koningin te znllen kloedcn en haar in eere te houden Mario hoordo geen zijner woorden, do angst had haar doof gemaakt daarvoor, en alleen de gedachte, zoo spoedig moge lijk haar ouderlijk huis te bereiken, hield haar bezig. Om aan haar vervolger te ontsnappen, sloeg zij eensklaps een zjjstraat in, doch Tilly bleef bij haar Zij liep hard,(haar borst hijgde naar adem, de lange becl non van don luitenant hielden met baar gelijken tred. EiDdeljjk eindelijk heeft zjj het huis bereikt, waar in haar vador woonde, zij vloog door de poort en over don donkeren hof; in het achter gebouw sloot zij met bovendo hand de deur op van de gelijkvloers liggende woning; in haar angst vergat zij evenwel, do donr te sluiten; zij ging de kamer binnen, stak een lamp aan en zonk uitgeput op een stoel neder. Daar stond do lange gestalte van haar vervolger voor haar. Verschrikt sprong zij op- „Wat wilt gij hier hoo komt gij hiorheonriep zij met bevondo stem uit. Mejufvrouw, ik bemin u mijn geheele leven be hoort u, stoot mij niet terug 1" antwoorddo de luitenant. „Weg weg!" riep Marie en strekte afwerend de hand uit. „Noen, meisje ik ga niet!" antwoordde Tilly, die zich zelven niot meer meester was. „Een dwaas, die het geluk, dat hem tegenlacht, niet aangrijpt!" Hjj stak zijn hand naar haar uit. „TerugTerug l" schreeuwde het meisje, radeloos van angst. „Nimmer! Ik heb u eindelijk gevonden," antwoordde Tilly en wilde do weerlooze tot zich trekken. In het zelfde oogenblik evenwel vatte een krachtige hand hem in den nek en trok hem heftig achteruit. Tilly kromp ineen; hij keerde zieh om, ten einde zijn aanvaller van zich af to slaan, maar als verlamd bleef hij staan. Voor hem stond een soldaat, bij kende hem, maar hij was te ontsteld, om eene sainenhaDg te vinden tnsschcn hem en het meisje. En die voor hem e!ond, scheen niet minder ontsteld dan hij zelf. UITGEVER: J. WINKEL, 1 Laan, Wijk D, No. 5. Prijs per jaar/3.Franco per post /3.G0 Afzqpdeflijke nummers f 0^)5. Advcrtenticn van één tot vijf regels 0 75. iedere regel meer 0.15. Groote letters wor den naar plaatsruimte berekend. niet dat een zeer groot gedeelte er van be stond uit belangstellende of nieuwsgierige jongelui en niet- kiezers, terwijl het ongunstige weder wel oorzaak zal zijn geweest dat van de kiezers buiten de kom der gemeente slechts enkelen waren opgekomen. Daar is door eenige sprekers do een zeer geestig de ander scherp een derde heftig gesproken, doch //allen fladder den om de kaars heen." Een eigenlijke bespro king van de candidaten vond niet plaats. De Heldersche Kicsvereeniging beojon al dadelijk aan het adres der Centrale Kicsver eeniging vrijwillig vertegenwoordigd door de Iïeeren Cohen Stuart en Plengeveld - eenige niet zeer vleiende opmerkingen te zenden, en alles genomen is er wel veel ge sproken over de vraag: heeft het bestuur der Centrale Kicsvereeniging haar plicht gedaan of vergeten, woordelijk: Is het beleid der Centrale Kiesvereeniging voldoende of onvol doende geweest; - doch wat het publiek had mogen verwachten: eene nadere uiteen zetting waarom de Beaufort wel en waarom de Brnyn Kops met en omgekeerd geen woord daarvan, tenzij men de uitdrukkingen //Kappcyniaan en Takkiaan" als een voldoende "Vermotole monsch 1 Wat wilt gij?" riop Tilly uit, torwjjl hij zich in zijn volle lengto oprichtte. „Mijn zustor boschermonl" gat do soldaat ten ant woord. „Tegen tegen riop da luitonant stamelend uit. Hjj had zijno bedaardheid verloron, hij wildo zeggen: „tegen uw luitenanti" maar hij was niot in staat oen woord uit to brengen. „Tegon iodoren oorloozo, die het waagt haar eer aan to tasten!" antwoordde de soldaat onverschrokken. „Knaap 1" schreeuwde de luitonant on zich zelven vergotende, hief hij de hand togen hom op, doch het vaste, onverschrokken oog van zijn tegenstander bracht hora noch tor rechter tijd tot tozinning; hij droeg geen uniform, hij was in dit oogenblik niet de moerdero van den jongen man. „Ha hal een mooie zuster 1" voegdo hij or boonend aan toe. „Voort van hier, oorloozo 1" riep de jonge man en groep naar zijn sabel, maar de lange luitenant bad gezwind het vortrek verlaten. „Bruno Bruno!" riop het ontstelde meisje en wierp zich aan do borst haars broeders. ©ë-aangesprokeno, wiens uniform het teekon der 'oen jarig-vrij willigen droeg, was een slanko gestalte. De trokken van zijn gelaat waren zoer fijn gesneden. Het bloed was or uit geweken, doch een doorschijnend, maar scherp afgotcekond rood was er op achtergebleven; zijn borst scheen naar adem te snakken. „Marie hoe komt die die min hier?" vroog hij op strengen toon. „Ik weet hot niet hij was mij gevolgd ik had niet gehoord, dat hij onzo woning was binnen getreden,gaf Marie ten antwoord. „Is hij u reols meermalen govulgd?* „Ja, sedert caoige dagon, wauoeer ik van mevrouw Ruling kwam.* „Hebt gij hem niet afgewcz<-n „Ja ik weet het niot, ik heb hem niet eens goantwoorJ. Ik heb er allcou slechts aan gedacht hem to ontvluchten.1 „Waar hebt gij hem leeren kennonvroog Bruno verder. „Eenige dagen geleden sprak hij mjj op straat aan wat hij mij gezegd heeft, weet ik niet, want ik was to veel ontsteld." „Weet gij, wie bij is?" „Neen." „Hij is de luitenant von Tilly!" „Uw superieur! riep zij uit. „Ja. helaas," gaf do jonge man ten antwoord. „Gy hebt hem beleedigd," ging bet meisje bezorgd voort. „BeleedigI, wanneer ik uw eor bescherm?" her haalde Bruno. „Ik zou hetzelfde gedaan hebbon, al was hj overste! Ik betreur geen woord, dat ik tot hem gezegd heb, ik betrour alleen, dat ik hem niet dc kamer uitgegooid heb.. opheldering heeft te beschouwen. Waarom niet eens flink en duidelijk uit eengezet wat klassen- en wat inkomsten belasting is en de gevolgen van het aan nemen van een dezer Dan had men beter do candidaten kunnen beoordeelen. Men zal misschien zeggen: //ieder kiezer kon dat weten" zeker, doch indien er eerlijk was opgebiecht, dan geloof ik dat het antwoord geheel in tegenovergestelde richting zon zijn geweest. Is de Meeting gehouden met het doel om liet publiek op de hoogte der toestanden to brengen dan is ze mislukt, want dan moet er dunkt ons, worden uitgegaan van de grond stelling: het publiek heeft door de maatschap pelijke beslommeringen geen tijd zich altijd voldoen deop de hoogte te stellen van dc politieke en sociale toestanden. Dezen morgen had in de Roomsche kerk alhier de plechtige inzegening plaats van den prachtigen kunstrijken kruisweg in ons vorig noranier beschreven. Bijgestaan door vele geestelijken, verrichtte de Z. E. lleor Deken van Beverwijk dc plechtigheid na eerst in een welsprekend hartelijk woord cn doel Marie staarde oonigo oogenblikkon z.wggcnd voor zich heen. „Ik vroos hem niotl Wat kan hij mij doen, wanneer ik mijn plicht getrouw vervul? Hij kan mjj nog mo r, dan hij tot nu dood, met boleo ligondo woorden over laden, maar mg te boleedigon, daartoe is bij niot in staat, want ik stel mij zedelijk hoogcr dan hem." „Hij beleedigt u?" riep Marie ontsteld uit. „Niot mij alleen, maar hot grootste godeelto der vrij willigers; wij allen zijn or van overtuigd, dat iiij ons lot oen ondoordachte handiling wil dwingen, opdat ons een hardore straf treffo, doch wij hebheu olkauder beloold, daarop niet moor acht to slaan, dan wanneer ons cou straatjongen oen schim; wojrd naroopt." „En gij hebt mij daarvan nog goeu woord gezegd," riep hol moisjo uit, terwijl zij haar broeders hand \atto en hem toeder aanzag. „Gij weet toch, hoo zeer ik doolnoein in allos, wat n botroft." „Ja, dat weet ik, maar liadt gij daaraan iets kunnen vorandoren? Ik zou u nutteloos het hart bozwaard hebben on ik wildo ook vader dit verdriet besparen. Nu is het mociolijkste voorbij, want ik heb mij ge wend aan zoo menig ruw woord, cn bob geleerd, mij to bedwingen. In den beginne viel het mij onnoembaar zwaar en ik heb dikwijls geinoond, dat ik het niet zou kunnen dragon." „Heeft do luitenant n gesard Troog Mario. „Hij niet alleoo, maar vooral de onderoffiicier Baucr. Hij is oen ruw en dom menscli, die er beha gen in schept, juist ons vrijwilligers, to pijnigen cn vooral diegonon, die stadeoron. Onverholen voegt hfj het ons by iedero gelegenheid toe, dat hij on» wil toonon, dat in zgn oogen oen student een nul is; alles wat in onzen boeken staat, hoeft by hem nog minder waarde, dan cou oud beschimmeld stuk kom- miiBbrood. „Durft hij u dat zeggen!" riep Marie ontstolt nit. „Tilly staat er hg en lacht er om," ging Bruno voort. „Ook wij zouden er om lachen, wanneer het daarbij bleef. Ilij mag niet Blaau en niot mishandelen maar met duivelachtige boosheid peinst hg op mid delen, om ons te pgnigen. Hg doet ons voor, boe het geweer geschouderd moet worden, en stoot het daar bij zoo heftig tegen onze schouders, dat wij wol van smart wilden schreien. IIij treedt voor ons, om ons te richten, al staan wg ook nog zoo onberispelijk en dat doet hij alleen, om zijn zwaro voet op onzo tecnen te zctteD, en dan laat hg ons tot straf, om dat onze laarzen vuil zijn, Da-eiceeren „Bruno, laat gij u dat alles begaan?" „Wat moeten wij doen?' „Kont gij geen bezwaren inbrengen? "Wend n tot den overste!" „Ja, er is een weg om onze bezwaren in te dienen, maar geen van ons zal het wagen dien weg te bewandelen. Eg denzelfdea onderofficier, die ons pijnigt, moeten wij onze bezwaren indienen. Kwan.ea

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1884 | | pagina 1