WINTERDAGEN.
iii.
Pö medaille heeft ook eene keerzijde.
Binnenlandsch Nieuws.
ex-postdirecteur Fieter deelt men nog 'iet
De jeugd denkt alleen aan zich zelve. Wan
neer zij met een groot verlangen naar Vorst
uitziet, denkt ze alleen aan de bevrediging van
hare wenschen. Het ijsvermaak staat bij velen
bovenaan, alleen omdat het in de laatste jaren
zeer weinig genoten wordt, en verder denkt
de jeugd ook niet. Dan kan't niet te hard vriezen,
niet te koud zijn. Waar evenwel door haar
niet aan wordt gedacht, is de zeer groote voor
raad brandstof, die de koude vereischt en de
zeer kleine voorraad, die daarvan bij een groot
aantal der medemenschen voorhanden isaan
zoo menige woning, die alles behalve herme
tisch gesloten is en zooveel koude doorlaat;
aan het weinige werk, dat alsdan te verrichten
valt; aan de werkelijke ellende, die er dan
geleden wordt.
Wie daaraan nog moge twijfelen, zie de
dagbladen in en leze daar van de zeer vele
menschen, die zonder werk zijn. Wanneer we
lezen, dat de Commissie te Amsterdam alleen
nu reeds 18000 Gulden per week uitbetaald,
dan vraagt men zich niet zonder eenige ijzing
afwat had het lot van al die menschen moeten
zijn, wanneer de liefdadigheid niet voortdurend
zulke zware offers bracht, en eene som bijeen
bracht, die inderdaad verbazend mag genoemd
worden. Toch zal ze nog niet voldoende zijn
om bij voortduring in den nood te voorzien.
Ik weet wel, dat zich dit gebrek aan werk
ook bij eene slappen winter zou hebben ge
openbaard, maar wanneer de koude minder
nijpend is en daardoor minder brandstof vor
dert, zijn toch ook de uitgaven minder en zeker
is't dat er lichamelijk minder wordt geleden.
In dezen tijd wordt er een ruim veld voor
do liefdadigheid geopend, en 't ware alleen te
wenschen, dat in dit opzicht nog meer studie
werd gemaakt niet alleen van de werkelijke
behoeften, maar ook van de personen, aan
wie de liefdadigheid werd bewezen, 't Is een
heerlijk gezicht, wanneer men op een harren
winterdag die menschen ziet terugkomen met
voorraad brandstof en spijs, cloor de liefdadig
heid der meer bevoordeelden verstrekt, maar
't is onverdragelijk, wanneer men niettegen
staande die gaven klachten hoort uiten van
die menschen, die nooit tevreden zijn, die al
tijd meenen, dat zij achterstaan bij hunnen
buren, en elkander wederkeerig letterlijk niets
gunnen. En zulke klachten worden er vaak ge
uit, al doen de armverzorgers nog zoo hun
best, om onpartijdig te zijn en de nitdeelingen
naar mate van de behoeften te doen plaats
hebben.
't Meest te beklagen zijn alweer zij, die een
middending tusschen arm en burger vormen,
en de kunst niet verstaan of niet in praktijk
willen brengen, om hunnen nood met de aller
zwarste kleuren te schetsen en daardoor op 't me
delijden hunner toehoorders te werken. Dezulken
lijden in den regel 't meest. Zij zullen menige
beteekent toch niets kwaads
Zeker niet," antwoordde Kalinka met de grootste
kalmte. ,Ik wil u alleen verzoeken, mij te ontslaan
van mjno belofte aan het feest van heden deel te
nemen."
„Neon, neen, dat doe ik niet!" riep de barones
schielijk, e i voegde er op wat kalmer toon bj
„Waarom wilt gij niet komen?"
„Spaar tnij, u de reden te noemen."
„Neen. Ik wil de oorzaak voraemen. Ik geloof het
recht te hebben, te vernemen, wat u terughoudt!"
„Ik kan het niet met weinige woorden zeggen,"
zoide Kalinka verlegen.
„Boste vriend, ik dwing n immers niet!" riep de
barones schertsend uit, terwijl zij in een fautuicl
plaats nam en Kalinka mot ecu lichte handbeweging
uitnoodigde insgelijks piaats te nomen. „Gij moet
weten, dat ik voor mijn vrienden altijd een half uur
disponibel heb, al ben ik ook nog zoo druk met
andere zaken bezig. Biecht nu eens op."
Kalinka was niet gaan zitten, hij liep in opge
wonden stemming de kamer op en neder, hij gevoelde
dat van dit oogenblik zijn lot afhnig.
„Heden morgen ontmoette Tilly mij en vertelde,
dat b j van u eene uitnoodigiug had ontvangen," zeido
bij.
„Zeer juist, hij zal ook komen."
„Sta mij dan toe, dat ik weg blijf.a
„Waarom? Ik begrijp u niet."
Kalinka streek met de hand over zijn voorhoofd,
als of hij den iiiv. endigenstorm wildo bezworen.
„Ik kan niet zien, hoe hij u het bof maakt, iedere
blik, dien lij op u slaat, is voor mij een dolksteek;
mjn kracht is niet voldoende, om dit te verdragen."
„Kalinka, waarom niet?" vroeg Charlotte voti
Ortho op een toon van verbazing, alsof zij zjue
woorden niet goed had verstaan.
„Gij vraagt mij nog?" ging do schilder voort.
„Hebt gij niet reeds lang bemerkt, dat al mijn den
ken en gevoelen aan u is gewijd? Js er een hemel,
dan kan ik mij dien alleen aan uwe zijde voorstellen
en is er een liel, dan is die de kwelling, zonder u te
blik naar dien prachtig blauwen hemd opslaan
wanneer ze de vingers bijna niet kunnen roe
ren van de koude, als ze den, adem zoo dui
delijk in huu vertrok kunnen waarnemen,
wanneer de ooste wind zoo onbarmhartig door
de niet zeer dichte deuren en ramen heen dringt
wanneer de maag maar weinig voedsel heeft
genoten en de heerlijk warme, dampende
schotel voor hen eene zeldzaamheid is, wan
neer ze 's nacht huiveren van koudeen ze maar
weinig hebben, ons zich behoorlijk toe te dekken,
en wanneer ze ook overdag zich met kleeding-
stukken moeten behelpen. Zij voorzeker zullen
niet met den juichtoon instemmen, maar dank
baar zijn, wanneer de ingevallen dooi ver
zachting en verademing schenkt
Wat kunnen die winterdagen bovendien nog
tooneelen te aanschouwen gevenWanneer
eindelijk de wind is gedraaid en eene zach
tere lucht ons tegenstroomt is 't als of een
gevoel van verademing ons doordringt en als
met een tooverstaf komt daar in ons reeds
weer een voorsmaak van een voorjaar, van
eene lente. Wij openen de ramen, als wilden
we onze vertrekken, die zoolang eene kunst-
matige warmte hebben ingeademd, waarin
kachelrook en steenkolendamp als inheemsch
zijn geworden, met die nieuwe, reine voorjaars
lucht in aanraking brengen en doordringen,
en 't zij dan verbeelding of niet, maar 't is
of de nmsschen, die dagen lang zoo angstig
fladderend voor onze ramen kwamen, om uit
de vensterbanken de broodkruimeltjs te halen,
ook reeds ruimer ademen en een blij gesjilp
laten hooren ter eere van het op handen
zijnde voorjaar
Maar we zijn nog niet zoover! De ijsvloer,
waarop de honderden zich zoo prettig bewo
gen, die de bron was van zooveel genoegen,
kan nog de oorzaak worden van nameloos
leed. Zie die bleeke lucht, hoor dat onheil
spellend gednrisch in de toppen der hoogste
hoornen. We zijn niet in Zwitserland, dus de
Föhn kan ons geen nadeel toebrengen maar
toch steekt de storm op en wanneer de lauwe
wind het ijs nog niet geheel ontdooid, maar
in beweging gezet heeft, dan bogint het gevaar
te dreigen. Wanneer de massa's ijs die hooger
op zijn losgerukt, naar ons lager gelegen land
komen, en zij op hunne reis eenige belemmering
ondervinden, wee dan de streken, die de
boorden der stroomen zijn. Wat al tooneelen
van ontzetting, van schromelijke verwoesting
hebben we moeten aanschouwen, wanneer die
onstuimig voorgestuwde ijsschollen zich op
elkander stapelden, ijsdammen vormden, einde
lijk met geweld vaneen scheurden, met donde
rend geraas voortholden en alles onmeedogend
vernielden, verbrijzelden, verpletterden, wat zij
op hunnen weg ontmoetten. Menschen en vee
werden de slachtoffers van die woeste jacht.
Waarlijkbij de herinnering daaraan slaat
menigeen de schrik om 't hart, en 't gevaarlijk
karakter van den winter komt in zijn volle
kracht te voorschijn.
Wat al afwisseling bieden dus zulke win-
moeten leven
„Iloud op 1 Houd op riep de barones, terwijl zij
zacht afwerend de hand uitstrekte.
„Nimmer meer!" riep Kalinka uit, terwijl hij voor
de schoone vrouw knielde. „Nu het eerste woord
over mijn lippen is gekomen, nu moet gij alles
vernemen. Gij moet weten, dat ik u tot waanzinnig
worden, bomin. Ja, mijn liefde is een waanzin, want ik
hen zonder u niets, een ellendige sterveling, wien
de lucht en do lust tot leven ontbreekt! In mij
leeft een trotscli gevoel, dat zich voor geen mensch
buigt; eor en njkdom zouden niet in staat zijn, mij
ook maar een oogenblik te verleiden; geen vorst tor
wereld bezit do macht, mij aan mij zelve en aan mijn
trotseh ontrouw ta maken, en toch zou ik vrijwillig
mijn nek huigen, wanneer gij uw voet er op wildot
zetten; hot zou mij gelukkig makon, uw slaaf te
kunnen zijn 1"
„Houdt ge mij voor zoo wreed, dat ik u als slaaf
zou kunnen behandelen bracht do barones hier
tegen in.
„Ja! want gij weet hoe onuitsprekelijk ik u bomin
en gij gevoelt geen medelijden met mij l"
„Wie zegt u dat P
„Charlotte!" riep Kalinka op jubolenden toon uit.
Hij vatte de band der schoone vruuw en bodekto haar
mot kussen, hij sloeg de arm om do schoone gostalte
en trachtte zo aan zijn borst te drukken.
„Cnarlotto mijn! mjjnl"
l)a baiones maakte zich zacht van hem los.
„Nog niet 1" zeido zij met fluisterende stem.
„lieden nog niet
„Waarom heden niet? Is niet olke minuut van
vertraging een onverantwoordelijke verkorting van
mijn geluk?"
„Weet gij dan, dat dit geluk werkelijk zoo groot
is?" vroeg do jonge vrouw lachend.
„Ik wousch geen ander en geen grooter
„Misschien denkt gij later toch anders
„Nimmor, nimmer!" riep do schilder uit.
Wordt Vervolgd.
terdagen aan. Juist het ijs is een uilahkeJ
middel, om den winter voor menigeen korter
te maken. En nu hebben we nog niet gespro,
ken van do geldelijke voordeelcn. die er
voorspruiten. Dat is waarlijk eene voordeel!,e
week geweest voor sommigo dier Friescbe
hardrijders, en al weegt de glorie bij hen zwaar
en al is bij hen het ophouden van den nati-
onalen roem wel degelijk een gewetenszaak,
toch zullen ze do verdiende belooning nje|
ongaarne aannemen, temeer, daar deze rnej
recht aanzienlijk is te noemen.
't Zijn twee lange maanden, die December
en Januari. Schrikbeelden voor hen, die geen
raad weten, ora die lange winteravonden om
te krijgen heerlijke* tijd daarentegen voor hen,
die van gezellig verkeer houden; drukke tijd
voor ondernemers van publieke vermakelijk-
hedenMaar zijn die maanden achter den
rug, en we zijn al weer zoo ver, dan wordt
het toch vroeger dag en de dagen lengen
alweer en't is voor velen zeker, dat de winter
voorbij en 't ergste geleden is. Wel is Januari
daarbij nog een merkwaardige maand voorde
sterflijstenzoo menige bejaarde vierde voor
de laatste maal het nieuwejaarsfeest en als
eene schrille tegenstelling werd ook menigeen
grafwaarts gedragen, die nog maar zeer weinig
winters beleefde.
En hiermede willen we afscheid nemen van
de winterdagen, hopende dat geen nieuwe
koude ons teleur zal stellen en Februari ons
als overgang tot de lente, aangename dagen j
moge schenken
Deutinchem P. v. d. Velde Mz. J
Naar wij vernemen zal de Heer Justin
van Maurik op Zondag 1 Maart e. k. in het
locaal van den Heer Otto te Winkel, eene i
Lezing houden.
Door Rinke Van der Zee, winnaar van
den tweeden prijs bij den internationalen wed
strijd op schaatsen, is onderstaand schrijven
gericht aan het bestuur van het //Nederl.
Schaatsenrijdersbond"
Workum (Friesland), 30 Jan.
Wel Edele lieer en
De heer Axel, Christiaan Champion Speed and
Figure Skater teChristiania, verklaartin zijn brief
dd. 27 Nov. 1884, dat het zijn hoogste wensch
zal zijn eens tegen de Hollanders te schaat
senrijden hij daagt daarbij iedereen uit voor
een matsch van 100 pond, over welken
afstand ook, van 3 tot 100 Eng. mijlen. Hij
is te Leeuwarden gekomen om deel te nemen
aan den internationalen wedstrijd, heeft zich
laten inschrijven en is niet in het strijdperk
verschenen, wijl voor hem de baan (1600 M.) te
kort, en het keerpunt te smal was. Hij is
onverwachts van daar vertrokken en daardoor
miste ik de gelegenheid met hem op ons wel
zijn te drinken zooals wij des avonds bij de
prijsuitdeeling zoo broederlijk met onze loyale
Eugelsche medestrijders hebben mogen doen.
Maar ik miste ook de gelegenheid mijn wensch
te laten vertolken, dat ik zijne uitdaging van
27 Nov. '84 aanneem. Wij Friezen zijn spaar
zaam met woorden maar opdat hij bij een
mogelijken wedstrijd geen teleurstelling om
trent baan enz moge ondervinden en daardoor
te elfder ure zich terugtrekke, geef ik hem
de keuze van ijsbaan in den meest uifgestrek-
ten zin van het woord. En opdat hij wete wie
ik ben, moet ik hier wel bijvoegen dat door
mij bij den wedstrijd te Leeuwarden van al de
rijders, de snelste rid is afgelegd (1600 M. in
3 min 26 sec.)
Mijne middelen laten niet toe hooge som
men in te zetten. Wij Friezen zijn dat ook
niet gewoon; maar wil de heer Axel Pauken
om de eer tegen mij schaatsenrijden, hij bepak
zelf tijd en plaats en ik zal hem ter zijde staan.
Indien het Bestuur van het Nederl. Schaat
senrijdersbond mocht goedvinden dezen brief
in een paar groote Noderlandsche, Noorsche
en Engelsche bladen te doen opnemen, het
zoude mij zeer aangenaam zijn. 9
Nog eens wensch ik mijn 'hartelijken Jank
te betuigen voor de gelegenheid, ons te
Leeuwarden aangeboden, en teeken
hoogachtend,
V Ld. dienaar,
Rinke van der Zee,
2de prjs-winner bij de Internat, hardrij'
derij te Leeuwarden.
Met betrekking tot den voortvluchtig6"