Ao 18S5. J& 1892 Algemee Advertentie- DOADERDAG Schager Kermis 1885. De Schoone Weduwe. Mi 29ste Jaargang. Gemeente Scha gen. Bekendmakingen. A 1 E L' W S- L A D B O U W BLAD. 23 .li Al. J. WINKEL, TE SCHAGEN, mm SCHUIER Dit blad verschijnt tweemaal per week Woens dag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden Advertentièn in het eerstuitkomend nummer geplaatst. Ingezonden stukken één dag vroeger. Burgemeester en Wethouders van Schagen Gelet op art. 89a van het politiereglement dezer gemeente; Brengen ter algenieene kennis: Dat het van af den 22entoten met den 25en Juni en op den 28en Juni a. s. in het belang der openbare veiligheid VOrÜHOïIen is, in de kom dezer gemeente anders dan ptiipvocts te rijden. Overtreding wordt gestraft met eene boete van v ij f gulden. Schagen den 18 Juni 1885. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. LANGENBERG. de Secretaris, DENIJS. 't Was kermis. Maar wanneer men op zeke ren leeftijd is gekomen is men niet altijd van «de drukte en de bedrijvigheid, die de kermis met zich brengt, gediend;"is een oogenblik van -afzondering, van rust, somtijds zéér welkom. -Zoo ging 't ook mij. In den tuin, onder het lommer van de hoornen, zat ik, en peinsde. Ik zeg peinsde, dat is het woord niet, wai.t ik Jacht aan niets; laat ik liever zeggen, ik was opgegaan in de stilte die rondom mij heerscht.e; ik rustte naar lichaam en geest, zonder even wel te slapen. Zelfs het kermisgedruisch dat on duidelijk tot mijn gehoor doordrong, scheen •er nog wel het zijne toe bij te brengen, om de bedwelming, zou ik het haast noemen, waarin ik verkeerde volkomen te maken. Plotseling klinkt achter een der naburige huizen de stem van een meisje, dat zingt: Waar zou toch wel mjjn Christiaan zün» Die arme bloed moest loten, Het deed ons beider harten piin, Misschien is hjj doodgeschoten, enz. Roman van E. H. v. Dedenroth. •(15.) V ij f d e Hoofdstuk- .Wt wis dat?" riep Ella getroffen uit, toen w ïlli het vertrek had veriatan, en het was, als of woede en schaamte in baar worstelden, want hare nand balde zich krampachtig, haar gelaat was doods bleek. Helene sprak geen woord, ofschoon Ella met brandend ongeduld een losbarsting sebten to ver wachten. Die onbeschaamde? Die vermetele!" mompelde Ella. „'Zeide hij niet, dat bij mij boklaagde .Hij bedoelde het bepaald niet beleedigend, me vrouw." „Niet beleedigend zeide Ella bitter lachende. „Mevrouw, gij hebt hem niet ten einde toe aange boord. Hij scheen den houtvester niet te willen verdedigen. Zulko lieden zijn wraakzuchtig. Wie weet welke bedreigingen dezo heeft uitgestooten. Mijnheer von Ilm zeido, dat de houtvester de aanoèbodon schadeloosstelling honend had afgewezen. Mijnheer Barmng scheen mij toe u zijn raad to willen aanbieden." ,Ik wil zijne raadgevingen niet. Ik had hem niet moeten ontvangen." Helene antwoordde niet en Ella govoelde dat daarin een verwijt voor haar lag opgesloten. «Zeg mij eerlijk," wondde zij zich eensklaps tot- bare gezelschapsjuffrouw, „had ik niet het recht, hem de deur te wijzen Hij zag, dat hij mij toornig had gemaakt en zweeg niet. Ik duld geen ongerocpeno umonging in mijne zaken, ik verdraag geon togen UITGEVER Laan, Wijk D, No. 5. Ik luister en ben uit mijne rustige rust ontwaakt. Ik hoor het kermisgewoel duide lijker. Een draaiorgel hier, een draaiorgel daar, de muziek van een troepje muziekanten, het geroep van eene explicateur voor de eene of andere tent, een groote trom en wie weet wat meer alles door elkaar en op eenigen afstand gehoord, precies zooals ik dat hoorde vóór 18 a 20 jaar, toen het hooren van dat ge- druisch mij vervulde met de onweerstaan bare begeerte om er aan deel te nemen. En aan dien tijd dacht ik op eens't Was het lied van Christiaan, dat mij in mijne ver beelding terug voerde naar den tijd, toen datzelfde lied gezongen werd door een klein tenger meisje in de schouwburgtent van den heer A. Bakker, staande op de kermis alhier. Ik hoor haar weêr zingen en zie het publiek daverend applaudiseren. Ik zie den jongeheer «de Haas" die coupletzang voor draagt. Ik zie Ml. Therese, die het vlaggelied zingt in de uniform van een matroos. Ik herinner mij met hoeveel geestdrift wij, die haar hadden gehoord en bewonderd, dit zelfde lied konden aanheffen. Ik denk, neen maar ik denk eigenlijk niet. Ik ben zoodanig verdiept in herinneringen, dat ik mij geheel verplaatst gevoel in de om geving van die dagen.. Ik zie oude vrien- de en kennissen weer, betreur hun heengaan, verwonder mij dat er zoovelen bij zijn die ik haast niet meer ken, bedenk hoe de om standigheden de een her- den ander derwaarts deden gaan, verwonder me haast dat ik het buiten die vriendschap, want daar is veel van verloren gegaan, nog uithoudt, laat het ver leden voor mijnen geest voorbijgaan tot op dezen huidigen dag, - en roep onwillekeurig uit: «O wat is de wereld veranderden zucht. Maar een inwendige stem zegt mij: «Dwaas, alsof gij de wereld waart De wereld is niet veranderd, gij zijt het! Zou dat waar zijn? Ik wil het weten. Ik ga in huis, steek me in het beste pak, en als mijn vrouw vraagtwat spraak." „Mevrouw," antwoordde Helene, „gij gevoelt hot zelve, dat de hartstocht u heeft meegesleept. Het is te laat, het gebeurde te verandoren." Ella knikte Ilelene vriendelijk toe; een gevoel van schaamte sprak uit hare oogen, „Het was het ongelukkigste ondorwerp, dat hij kon aanroeren," mompelde zij „juist hij I Hot is alsof mij hier een demou vervolgt. Ik verwensch het zelve reeds, dat ik den houtvester heb ontslagen, maar deze man dwong mij er wel toe, door zijne onbeschaamd heid. Ik dacht, dat er hem niets aan gelegen zou liggen, een andere betrekking te gaan zoeken, wan neer hij goed werd schadeloos gesteld. Ik had zelve met hem moeten spreken, maar dat was mij niet mogelijk. Nu moet die man Barning ook nog ont moeten! Het is, alsof alles heeft zaamgezworen, mij als een vrouw te laten optreden, die behagen schept in hardvochtigheid en boosheid." „Wanneer ik openhartig mag sprekoD," antwoordde de gezelschapsjufirouw, „dan doet gij al uw best, mevrouw, uwe ware gevoelens te verbergen en anders to schijnen dan gij werkelijk zijt. Waarom ziet gjj er tegen op, iemand te toonen, dat gij zelfs daar, waar gij toornig zijt, niet wreed straft, dat gij zelfs tegenover uwe vjjanóen niot onrechtvaardig kant handelen Door uwe koele en onbeleefde houding schrikt gij een ieder terug, en ik weet het, dat gij in waarheid noch trotsch, noch hoogmoedig zijt „Ge zoudt anders spreken, Helene, wanneer gij wist wat ik beleefd en gekden bad. De trots ia goen fout, hij is een kracht, die ons voor ontgoochelingen bewaart, maar het is moeielijk, zich die kracht in zulk eene mate toe te oigenoo, dat zij ons ook voor eigen hartstocht behoedt, en in oogenblikken, waarin het verontruste bloed zoo dringend telfboheersching Prijs per jaar/3.Franco per post ƒ3.60 Afzonderlijke nnniraers f 0 05. Advertentièn van één tot vijf regels f 0:75. iedere regel meer f 0.15. Groote letters wor den naar plaatsruimte berekend. er gebeuren moet, dan zeg ik vol vuur: Ik ga te kermis! En ik ga. Onmiddelijk nis ik mij te midden van 't rumoer bevindt, gevoel ik dat die inwendige stem gelijk had. Ik ben veranderd, de wereld niet. 't ls het zelfde gewoel, dezelfde slenteraars, dezelfde pret. 't Zou mij zelfs niet verwonderen al de zelfde jodekoeken en dezelfde reep-kantkoek nog waren, waarnaar ik voor jaren reeds draaide voor een cent, en kan dat niet waar zijn, 't was wel dezelfde man die de centen opstrijkt, precies zooals hij dit toen al deed. Tooh dat alles is uitwendig en oppervlak kig beschouwd. Maar nu is voor mij de hoofd vraag, zou de kermis voor de jongelui nog evenzeer een zaak van belang zijn als zij dat was voor mij en.anderen, toen we in de perioda verkeerden waarvan ik daareven sprak. Gelukkig valt mijn oog op een flinke jonge maagd misschien twintig jaar oud, die op do kermis komt aanloopen. Ze is lang niet verlegen, en komt er door, al moet ze van tijd tot tijd de ellebogen gebruiken om ruimte te maken. Zij heeft blijkbaar schik in de omgeving, ze is vergenoegd; dat blijkt duidelijk uit de wijza waarop zij kennissen, die haar op eenigen afstand in 't gedrang voorbijgaan, haren groet toewnift, Onwillekeurig denk ik: Als voor haar nu de kermis een onverschillige zaak is, dan is de wereld werkelijk veranderd. Plotseling blijft ze staan, en merk ik eene verandering op in hare gelaatstrekken, waarvan ik niet weet, wat te denken. Maar op Eetzelfde oogenblik ontdek ik dat de oorzaak van haar oponthoud is, een jongman die voor haar staat, en Dag Maartje" zegt. Zij zegt «Dag Jan," en dan, wonder kan een mensch zich vergissen, dan staat zij, dezelfde waarvan ik dacht dat zij zich in allo omstandigheden zou weten te redden, hoog rood, blijkbaar bedremmeld. Ze zegt niets anders dan: «Dag Jan" en blijft toch staan alsof zij nog wonder wat op haar gemoed had. Ze heeft Jan even aangezien, maar toen zij behoeft, ons leidt- Ik wil geen ijdelen triuraf vieren, geen veroveringen maken, die do ijdelbeid streolen ik heb met de droomenjen afgehandeld, die in da jeugd het hart bekoren en met vurige wensclieu vervullen, ik eisch van het leven niets meer, dan ilc verstandigerwij/.e mag{eischen, ik wil niet meer gevierd zijn, maar ik wil de achting genieten, die mij toekomt. Is dat te veel verlangd? Ik wil aalmoezen geven, maargeeu dank hooren, ik wil rechtvaardig bandelon,maar die tnoii- schen verre van mij houden, die ik niet mag lijden, ik wil geen vleierij hoeren, maar men moet mij ook niet slechter btoordeelen dan ik het verdien. Wie mij niet kent; mag gelooven, dat bet ijdele eerzucht ia, wanneer ik geboor verleen aau de hulde van den prins von maar wanneer het zoover mocht komen, dat ik hem de band reik dan doe ik dat met het gevoel, alsof ik in een klooster ging do rang, die hij mij aanbiedt stelt mij op eené eenzame hoogte; eene vreomdrliiu a in zijne kriDgen, word ik ongenaakbaar voor ieder die ik vorlaat, Ik stel in bom het vertrouwen, dat bij in mij de vrouw zal achten, wie bij zijn naam heeft aangeboden, en mijn hart zal door den dwang der plicht met de droomerijen leeren breken, die bot tegen zijn wil in dwaze wenscbeti nog altijd bekruipen." „Dat heet een moord begaan aan het heiligste, mevrouw. Gij wilt de droometi ODtzeggen, welke de natuur den mensch in deu borst heeft gelegd, omdat gij eenmaal zijt bedrogen, naar do hoop moet bet hart altijd weder verjongen. Gjj zijt jong, rijk en schoon, wilt gij met geweld het geluk, dat komen kan, eer gij het vermoedt, den toegang beletten P* „Mijn bestaan is vergiftigd, ik kan niet meerver- trouwen mompelde da barones zacht voor zich heen. Daar meldde een lakei, dat prins Èmil von zoo" even hot slotplein was opgereden. v.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1885 | | pagina 1