tic Sneeuw.
iiinnenlandsch Diieuws.
over
Het is waarlijk een schoon gezicht als men
de eerste sneeuw ziet vallen, en wie zal het
den knapen ten kwade duiden, wanneer zij
juichen en springen, zoodra die lichte vlokjes
van den hemel naar beneden zweven, om de
donkerkleurige aarde als met een wolligen
mantel te omhullen Doortintelt zelfs de
borst des grijsaards, die anders geen vriend
van den kouden winter is, niet een aangenaam
vroolijk gevoel, als hij, ia zijn gemakkelijken
stoel in de warme kamer gezeten, den lusti-
gen dans der sneeuwolken beschouwt? Nu
earst gevoelt hij de heerlijke warmte zijner
kamer, en zijn hart verheugt zich in stilte
over de goedheid des scheppers, die de aarde
als van een dekkleed tegen de strenge koude
voorziet.
Bij eene nadere beschouwing zult gij in stomme
verbazing zijn over dat geringe, onaanzienlijke
vlokje.
Neem een stukje lei of zwart fluweel, vang
daarmede een vlok op, en haait u, die nauw
keurig te bescbouwan. Dat eene vlokje be
staat uit eene menigte fijne, teedere naaldjes
of veertjes, allen verschillend gevormd, allen
verschillend aan elkander verbonden, en toch
is elk vlokje eene regelmatig zes hoekige ster
welker zijden zich onder eenen hoek van 30,
60 of 120 graden aan elkander hechten.
Wat kan er toch uit een eenvoudig drop
peltje water ontstaan, wanneer het zijne groote
reis aflegt 1 Want ziet, dat water in de zee
of in de rivier ot in den vijver wordt door de
warmte in onzichtbare, veerkrachtige lucht
veranderd, die zoo licht was, dat zij, sneller
dan een adelaar, ten hemel steeg. Maar de
koude in die hoogere luchtgewesten herschiep
ze in zeer kleine dampblaasjes, die zich in
groote getale vereenigden, en zich daarna aan
de menschen kinderen als wolken vertoonden.
Een gedeelte der wolken ging naar 't warme
zuiden en viel, als regen, op de bergen of in
de zee; een ander gedeelte zette koers naar
't koude noorden. Gedurende eenigen tijd
behielden die blaasjes hunne warmte, doch
spoedig werden zij door den kouden wind
van hunnen laatsten warmtevoorraad beroofd.
Toen drongen die blaasjes zich dicht opeen,
niet om als regendroppels op de aarde neer
te vallen, maar om als verblindend witte,
fijne ijsnaaldjes zich aan elkander te hechten,
en, door de elektrieke kracht gedragen en
uitgespannen, als sneeuwwolken over de aarde
te zweven. Nu verwijdert zich de elektriciteit
uit de wolken, opdat de sneeuw zou kunnen
vallen, en de lustige dans der vlokken neemt
eenen aanvang.
Onder het vallen hechten zich de ijsnaaldjes
aan elkander en vormen zoodoende de bekende
zeshoeken die, wanneer de koude niet al te
streng is, zich nogmaals vereenigen on daar
door nog grootere vlokken doen ontstaan. Is
de koude bijzonder hevig, dan vallen de
ijsnaaldjes afzonderlijk neder en voorzeker
hebt gij op scherpkoude, heldere winterdagen
die kleine schitterende diamanten in de lucht
opgemerkt. Aan de polen is de sneeuw zoo
fijn als stof en onze grootvlokkige Aprilsneeuw
wordt daar nooit gevonden.
Dewijl de sneeuw buitengewoon los is, dat
wil zeggen, veel lucht in hare tusschenruimte
bevat, valt zij ook veel langzamer neer dan
regen of hagel, en ook daardoor pakt zij op
elkander en wordt na eenigen dagen dichter.
Deze losheid is van een onberekenbaar ge
wicht, want welk een overstrooming zou er
bij 't smelten der sneeuw ontstaan, wanneer
de watermassa eene even zoo groote ruimte
besloeg als die der sneeuw
Met de grootste wijsheid is er voor gezorgd,
dat de sneeuw zich niet boven mate ophoopt
en daartoe zijn twee middelen verordend.
Vooreerst: de sneeuw verdampt even als het
ijsde overal naar water dorstende lucht
vermindert ook zelfs de geweldige sneeuw en
ijsmassa's aan de pool, en verandert de sneeuw
weder in luchtvormige waterdampen, uit welke
zij 't eerst werd voortgebracht. Dewijl de
lucht evenwel nog niet genoeg sneeuw tot
zich neemt, zijn ook de winden tot dienaars
aangesteld en is 't zoo ingericht, dat zelfs de
koudste winden groote sneeuwmassa's doe»
smelten. Voornamelijk is de Föhn, die in de
Zwitsersche Alpen somtijds waait, een ware
snecuwroover en sneeuwverdelger, die in éénen
dag zoo volkomen de sneeuw van de bergruggen
en dalen afneemt, dat men zijne oogen nauwe
lijks kan gelooven, waarneer men de streek
eenklaps zoo veranderd ziet. De Föhn is een
hevige wind, maar een groot weldoener voor
de Alpenbewoners, daar hij voor hen den
winter aanmerkelijk verkort.
De bewoners der groote steden zien liever
geene sneeuw in hunne straten, en stellen
menschen aan ons ze weg te ruimen, teneinde
de morsigheid bij het dooien te ontgaan.
Waarom moet de arme sneeuw toch zulk een
treurige rol vervullin In 't «erst, wanneer
men zich tegen haar komst niet kan verzetten
duldt men haar en ontvangt hare diensten,
als moest dit zoo zijn. Maar is de lente in
aantocht dan mag niemand de sneeuw meer
zien, de zon oefent hare kracht uit, en de
menschen vereenigen zich met de winden, om
't laatste spoor der sneeuw van de aarde te
doen verdwijnen.
Deutinehem. P. van de Velde Mz.
Schagen Naar wij vernemen is de
heer M. Eikeboora, deurwaarder bij de directe
belastingen alhier, als zoodanig benoemd te
Katwijk-Binnen.
Aangaande het bericht, voorkomendein
het N. v. d. D. dat er te Kolhorn eene nieuwe
Christelijke gereformeerde gemeente was gesticht,
zoo vernemen wij dienaangaande uit vertrouw
bare bron, dat dit nieuws onjuist is. Wel be
staat er te Winkel aulk een gemeente, joodat
de schrijver van het eerste berichtje zich
hiermede vergist moet hebban.
Te Vlaardingen is Dinsdagmiddag eene
behoeftige vrouw van 82 jaar verbrand, door
dien zij, om zich te verwarmen, boven een
thee-emmer met vuur was gaan zitten, daar
de ongelukkige geen kachel rijk was. Zij
woonde alleen, en door den uitslaanden rook
bemerkten de buren dat er brand bij haar was.
De vlammen werden door hen met eenige
emmers water gebluscht, doch de ongelukkige
oude was toen reeds overleden. Men vond
haar dood op den stoel, welke ook reeds half
verkoold was.
De paardenslachterij te Muntendam (Gr.)
levert tegenwoordig gerookt paardenvleesch en
dito worst naar Amsterdam, Rotterdam, Haar
lem, Kampen, Zaandam, Groningen en elders
terwijl het „versche* vleesch der geslachte
dieren in de omgeving van Muntendam gretig
aftrek vindt. De man slacht soms in eene week
20 paarden.
Uit Groningen meldt men, dat bijna op
alle dorpen eene zangvereeniging bestaat, die
in den regel eenmaal jaars een concert
geeft. Nu ia het daarbij wel opmerkelijk, dat
de liederen meest alle Hoogduitsch zijn, hoe
wel noch het pubiek, noch de zangers die taal
verstaan. Uitzonderingen daaromtrent zijn zeker
zeldzaam.
Zoo valt ons oog op een programma van
een concert, dat uit 12 nummers bestaat,
waaronder 11 in de üuitsche en 1 in de Ne-
derlandsche taal. Door taalgeleerden o. a. door
dr. de Jager, is beweerd, dat onze taal zan
gerig isindien dit waar is, hoe is dat dan te
rijmen met da afwezigheid dor Nederlandsche
liederen op zanguitvoeringen voor een gehoor,
dat alleen lager onderwijs genoten heeft
Moot men de vaderlandsche toonkunstenaars
verwijten, dat zij te weinig zorgen voor eene
geschikte keuze van liederen, voor zulke doel
einden geschikt
De leiders dezer zangvereenigingen zijn
onderwijzers die bij en door hun onderwijs
liefde voor taal en 't vaderland moeten aan-
kweeken, en van wie men mag verwachten
dat zij weten dat de vreemdeling niet alleen
veroveringen maakt door over de grenzen te
trekken met geschut maar ook door verandering
aan te brengen in taal en zeden.
Dat het maken van sneeuwballen voor
de jeugd een aangename uitspanning is, is
overbekend, maar dat dit door ouderen van jaren
wordt ter hand genomen om aan den kostte
komen, is nog zelden gehoord. In een onzer
Noord-Hollandsche gemeenten heeft men het
echter ondervonden. Een man rolde daar 's
avonds, op esn voor hem gunstig oogeublik,
in een huis onopgemerkt een tweetal sneeuw
ballen van kolossaio afmetingen, naar binnen
en koos daarop onmiddellijk het hazenpad, om
echter na eenige seconden op zijn schreden
terug te keeren, met het aanbod de hinderlijke
sneeuwmassa voor een kwartje buiten de deur
te zetten. Dit werd door de vrouw des huizes
aangenomen, en de man stak, na den arbeid
te hebben verricht, met een zeker welbehagen
het verdiende loon in den zak, om misschien
elders op dezelfde wijze te werk te gaan.
Een werkman te Sliedrecht, voornemens
zijnde, zich in den echt te begeven met eene
te Rotterdam wonende weduwe, meldde zich
Zaterdag ter secretarie te Sliedrecht aan, om
aangeteekend te worden. Aan 's mans verzoek
kon echter niet worden voldaan, omdat
hij den naam zijner aangebedene niet kende.
Aan boord van het Dinsdag van
Queensborough te Vlissingan aangekomen
stoomschip „Willem Prins van Oranje", heeft
zich op do uitreis, Maandagavond 11. de bij
zonderheid voorgedaan, dat bij het overslaan
eener stortzee een gansche school haringen op
het dek werd geworpen, waarvan er een vier
en twintigtal voor de kluisgaten bleven liggen
en door de bemanning voor goeden buit
verklaard weiden.
Om onder dak te komen hebben twee
mannen te Gouda diefstal gepleegd van eene
parapluie en twee petten, waarmede zij zich
dadelijk naar het politiebureau begaven.
Zondagmorgen is in een kerk te Yer-
seke, terwijl hij voor zijn lessenaar stond, in
een oefenaar de geest gevaren. Het was echtar
niet de heilige geest, doch die van het spiri
tisme. De man gelooft medium te zijn, en
terwijl de oefenaar zijn gezicht op onmogelijke
wijze verwrong, waardoor de kinderen en vol
wassenen de kerk ontvluchten, en met de
handen op de lessenaar sloeg, verscheen de
geest van dr. Budding, zoo vertelde tenminste
de oefenaar later, en schreef door middel van
het medium een paar spreuken op.
Men schrijft omtrent den moord te Heen-
vliet aan de Amsterd.
Tusschen Heenvliet en Zwartewaal ligt be
neden dijks eene oude hofstede, toebehoorendo
aan den heer C. Kwak te Ileenvliet- Deze
wordt bewoond door den bedrijfboer van den
ganoomden heer Kwak, en door een arbeid ar
S. Kwak, met diens jonge vrouw en huisgezin.
Zaterdagavond verspreidde zich in de beurt
het gerucht dat de vrouw van genoemde S.
Kwak met afgesneden hals in de schuur ge
vonden was. De rijksveldwachter van Nieuwer-
sluis, een# buurtschap onder Heenvliet behoo-
rende, stelde een onderzoek in en waarschuwde
den burgemeester die terstond de justitie ie
Rotterdam kennis gaf. Daar geen spoor van
een moordenaar te ontdekken was, dacht men
eerst nog eenigszins aan zelfmoord, ofschoon
do verschrikkelijk verminkte toestand van het
lijk dit vermoeden eigenlijk geheel buiten
sloot.
De justitie kwam Zondagmorgen te 10 uur,
deed het lijk schouwen, ondervroeg den be
drijfboer en zijne vrouw, die samen met Kwak
de hoeve bewoonden, maar ontving geenerlei
licht, en ging dus onverrichter zake terug,
behoudens het „visum repertum" van het lijk
door twee geneeskundigen opgemaakt.
Maandagmorgen kwam de justitie terug, en
begaf zich eerst naar Brielle, alwaar zij met
den kantonrechter en den commissaris van
rijkspolitie een onderhoud had, en vertrok toen
opnieuw naar Heenvliet. Daar komende, vond
zij juist den dader, door den burgemeester
gearresteerd.
Wat was er gebeurd?
De dader, oudste zoon van genoemden be
drijfboer, Bevaart genaamd, was 's avonds
naar een oom geloopen, die op eenigen afstand
in den polder woont. Hij was zeer ontdaan
en gaf als reden daarvoor op, dat buurvrouw
met afgesneden hals in de schuur gevonden
was. De houding van dien jongen 22 jaar
oud kwam dien oom toch zoo verdacht
voor, dat hij, hoorende dat de justitie onver
richter zake vertrokken was, zich naar den
burgemeester begaf, om hem op dien jongen
attent te maken. Niemand had op dezen nog
presumptie gehad, omdat toen de justitie de
ouders ondervroeg, deze van het bestaan van
den jongen zelfs niets afwisten.
De burgemeester liet hem terstond haleu»
en had hem juist tot bekentenis gebracht,
toen de justitie aankwam.
Het verdere onderzoek heeft toen geleerd,
dat deze onverlaat met het voornemen offl
de vrouw tot ongeoorloofdo gemeenschap te
bewegen, naar hare woniDg was gegaan, cfl
voor alle zekerheid het broodmes ha®
meegenomen, vast voornemens om haar, idi
dien zij dit niet wilde toestaan, te vermoor"
den. daar hij anders de wraak van heft
echtgenoot vreesde, dien zij dit zeker zou
mededeelen. Toen de vrouw weigerde,