Algemeen
A I) VERTESTIE-
DOADERDAG
9 SEPTEMBER.
DWALINGEN DES HARTE
I E l \Y S-
L ANBBOUWBLA I).
Jtè. 2018.
Ao. 1880.
30ste Jaargang.
De beplanting' onzer openbare
wegen, pleinen, straten en grach
ten, met vrucht- en sierboomen.
J. WINKEL,
Laan, Wijk D, No. 5.
ÜAGER
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woens
dag- en. Zaterdagavond. Bij inzending tot 's
middags 12 ure, worden Advertentiën in het
oerstuitkomend nummer geplaatst.
Ingezonden stukken één dag vroeger.
De Redactie van het „Utrechtsch Provinciaal
en Stedelijk Dagblad" verzoekt ons het onder
staande artikel uit haar Blad te willen overnemen,
aan welk verzoek wij in het belang der zaak gaarne
voldoen, want ook onze overtuiging is het, dat ten
opzichte van het beplanten onzer openbare wegen
en pleinen, in deze streken o. a., nog veel ten
goede zal kunnen worden gedaan. de Red.
Nu de tijd voor het planten van boomen weder
nadert, wenschen wij, even als in vroeger jaren, de
aandacht van autoriteiten en particulieren te ves
tigen op de v r u c h t- en sierboomen, welke
vooi den aanplant hier te lande meer of minder
aanbeveling verdienen:
Voor onze openbare wegen
komen de volgende vruchtbo mmen in aanmerking
a. appelen-. Goud Reinette, Baumann's Rriuette, Blen-
lieitn Pippin, Grauwe Holaart, Lord Sufheid, Late
zoete Bellefleur, Zure Bellefleur, Dubbele zure Para
dijs, Zo^te Ermgaard, Ribston Pippeling, Keswick
Codlin, Zoete Veentje, Court pendu; b.peeren-. Win-
t rjannen of Kleipeeren, Giesen Wildeman, Rietpeeren,
Broom park, Winter Bergamot, Dirkjespeer, Heerepeer,
Juttepeer; c.pruimeu: Dubbele boeren witte, Varkens-
Roman van IRIEDRICH J'RIEDRICII.
XI.
2G.)
Horst vatte Do ra's hand en het was hem, alsof
een electrische schok hem door de leden voer.
„Wij willen vrienden zijn riep hij uit, en
hield de hem aangeboden hand in de zijne.
Dora onttrok hem langzaam hare hand; toen
wandelden zij verder, naar de boomengroep, in de
nabijheid van hel huis. Daar zetten zij zich neder.
„Waarheen is mijn vader uitgereden P" vroeg
Horst.
Dora zag tot hem op, en uit haar blik sprak
duidelijk de bede, niet verder te vragen.
„Ik weet het niet," gaf zij ten antwoord.
„Heeft hij het u niet gezegd vroeg Horst
verbaasd.
„Neen."
„Zegt hij u nooit, waarheen hij gaat
„Neen."
„Ik weet van Ebers, dat hij eiken dag, eiken
avond uitgaat."
Dora werd beurtelings bleek en rood.
„Wilt gij mij het een en ander vertellen van
uwe reis," vroeg zij. „De brieven aan uw vader
gaven slechts korte schetsen en lieten het schoone,
dat gij zaagt en hoordet, nagenoeg onbesproken."
Horst wist eindelijk zijne ontroering meester te
worden. Hij begon te vertellen, eeest met afgebro
ken volzinnen, omdat zijne gedachten nog altijd
bij zijn vader verwijlden; doch spoedig werd hij
zelve medegesleept door de herinnering aan al
hetgeen hij genoten had, en vertelde met buiten
gewonen gloed en welbespraaktheid.
Zijn oog rustte op Dora, die zich onledig hield
met eenig borduurwerk en opmerkzaam naar hem
luisterde. Hoe regelmatig schoon waren de trek
ken van haar gelaatWelk een toovermacht moesten
zij uitoefenen, wanneer zij bezield werden door het
gelukKon dit nu wel ooit aan de zijde van
haren echtgenoot plaats hebben P Deze gedachte
week niet van Horst.
„Mijn verhaal zal u vervelen viel hij zich
zeiven in de rede.
„Neen neeu!" riep Dora uit en sloeg de
donkere, oogeu tot hem op. „In den geest ben ik
u gevolgd in de verschillende landen en elk woord,
dat gij gesproken hebt, kan ik u herhalen. De
COURANT.
UITGEVER:
TE SC HAGEN,
Prijs per jaar f 3.Franco per post 3.GO
Afzonderlijke nummers f 0.05.
Advertentiën van één tot vijf regels /0.75
iedere regel meer f 0.15. Groote letters wor
den naar plaatsruimte berekend.
pruim, ltaliaansche kwets; d. notenwaarvan buiten
dien het hout de meeste andere houtsoorten in
waarde overtreft \e. lamme kastanjes.
Wanneer autoriteiten en particulieren mochten
kunnen besluiten, de openbare wegen, naar gelang
van den aard van den grond, door deskundigen
met een of meer dezer soorten van vruehtboomen
te doen beplanten, dan zal het hun blijken; dat zij
daarmede eene nieuwe, hoogst belangrijke bron van
inkomsten zullen hebben geopend, welke nooit, maar
vooral in deze dagen niet te versmaden is.
Er schijnt intusschen bij ons te lande nog immer
bedenking te bestaan tegen het planten van vrucht-
boomén op onze openbare wegen, in weerwil van de
gunstige titiancieele uitkomsten, die daarmede in
enkele streken van het naburige Duitschland verkre
gen zijn. Het stedelijk bestuur te Yperen (in België),
heeft zelfs, op het voetspoor van enkele Duitsche
steden, de stadswandelingen met vruehtboomen doen
beplanten, waarvan de oogst jaarlijks bij openbare
aanbesteding wordt verkocht.
Men vreest de baldadigheid onzer jongens
en de roofzucht der meer bejaarden. Wij deelen die
vrees niet, althans niet in die mate, als zij bij
onze autoriteiten en vele particulieren nog blijkt te
heerschen. Vooreerst gelooven wij niet, dat onze
Nederlandsche jongens zooveel baldadiger zijn dan
hunne Duitsche stamverwanten en er hier meer
zucht tot roof zou wezen, dan aan gene zijde onzer
kring mijner beschouwingen is zoo eng en het is
alsof er een geheel nieuwe wereld zich aan mijn
oog vertoont
„Ook mij is het zoo gegaan," sprak Horst, en
zette zijn verhaal voort. De tijd vloog snel voorbij;
hij bemerkte het ternauwernood. Geen mensch
kwam in het parkalles rondom was stil, slechts
de vogels zongen en tjilpten in de kruinen der
boomen. De beide menschen kenden elkander nog
maar eerst eenigs uren en toch was het hen, alsof
zij reeds lang met elkander bekend waren; zij wa
ren elkander zeer na, moeder en zoon, en de ge
meenzame toon van hun onderhoud had hen ver
trouwelijker jegens elkander gemaakt.
Vermoeid hield Horst eindelijk op; hij stond
op, teneinde zijnen innerlijken onrust te verbergen.
De avond viel reeds.
„Ik dank u voor uw verhaal," zeide zij. „Gij
zijt vermoeid en ik had u eerder uw verhaal mosten
doen staken; maar is het eentonige leven hier, is
elk onderhoud voor mij een ongekend genot. Wilt
gij heden nog niet eens naar de pastorie gaan
„Waarom vroeg Horst.
„Ebers en Hedwig hebben op u andere en groo-
tere rechten, dan ik; ik weet, hoezeer zij zich
over uw terugkomst verheugen; zij zullen er naar
verlangen, met u te spreken, en zij mogen niet
denken, dat ik u tehuis gehouden heb. Zij zullen
u verwachten, vooral als zij weten, dat uw vader
niet tehuis is."
„Weten zij dit dan?" vroeg Horst.
„Uw vader pleegt de pastorie voorbij te rijden,
zij zien hem meestal."
„Vergezel mij."
„Heden niet."
„Waarom niet?"
„Ik wil u niet hinderlijk zijn."
„Gij hindert niet."
„Laat mij tehuis blijven," zeide Dora met zachte,
bevende stem. „Ik gevoel mij aangedaan, en wensch
alleen te zijn. Dit is het eerste verzoek, dat de
moeder tot denzoon richt," voegde zij er lachend bij.
Horst ging. Hij sloeg den weg door het park
in, niettegenstaande deze de langste was. Vroeger
zou hij den tijd niet hebben kunnen afwachten,
dien hij noodig had, om aan de pastorie te komen;
thans scheen hij er wel^gpr te huiveren, dezelve
binnen te treden.
Waarom Dat wist hij zelve niet, maar wat
moest hij antwoorden, wanneer Ebers en Hedwig
hem vroegen, hoe zijne moeder hem beviel, en hij
grenzen, maar daarenboven heeft de ervaring, hier
te land opgedaan, reeds geleerd, dat bij eenig toe
zicht, de eigendom van anderen, al heeft deze de
verleidelijke eigenschappen eener saprijke vrucht,
wel degelijk door het publiek wordt geëerbiedigd.
De Maasdijk, van Heusden tot Woudrichemwaar
aan de dorpen Aalburg, Wijk, Veen, Andel, Giesen,
en Rijswijk liggen, prijkt met tal van milddragende
vruehtboomen, en voor zoover ons bekend, is nog
nooit een geval voorgekomen van noemenswaardige
ontvreemding.
Ook de maatschappij Een nationaal belang,"
die toch evenzeer langs wegen bouwt, welke op
sommige punten gemakkelijk door het publiek
te bereiken zijn, heeft zich over geen diefstal of
beschadiging te beklagen. Trouwens, wanneer de
vruchten aan de boomen tijdig worden verkocht
(zooals zulks meestal geschiedt), dan weten de koo-
pers, die doorgaans in de nabijheid wonen, wel te
zorgen, dat hun eigendom onverlet blijft.
De vrees voor roof mag derhalve geen reden
zijn, om het planten van vruchtenboomen achter
wege te laten.
Voor de pleinen, stralen en grachten in
onze steden en dorpen.
De beplanting van de pleinen, straten en grachten
onzer steden en dorpen laat over het algemeen nog
veel te wenschen over, terwijl buitendien daarbij
niet altijd met het overleg en de zorg wordt gehan.
kon voorzien, dat zij hem deze vraag zouden
doen. Hij wilde ook niet zeggen, dat zijn vader
na het middagmaal was uitgereden, want dat kon
na een tweejarige scheiding als een bewijs van niet
al te groote liefde worden beschouwd.
Toeu hij het park had verlaten, schreed hij verder,
zonder te vragen, waarheen de weg hem bracht.
Eindelijk sloeg hij een zijweg in na de pastorie.
Het schemerde reeds sterk, toen hij vermoeid de
pastorie betrad.
Hedwig ijlde hem tegemoet, hare oogen schitterden
van vreugde
„Ik heb u reeds lang verwacht en ik wist, dat
gij heden nog komen zoudt riep hij uit, terwijl
zij hem beide handen toestak. „Gij zijt lang weg
gebleven."
„Ik was zeer vermoeid," gaf Horst ten antwoord
en wendde het hoofd af, omdat hij vreesde, dat zij
het op zijn gelaat zou lezen, dat hij de onwaarheid
sprak. Maar kon hij haar dan zeggen, dat hij den
geheelen namiddag bij zijn moeder had gezeten?
Hedwig legde haar hand in zijn arm en voelde
hem tot haar vader. Dezelfde vriendelijke ontvangst -
viel hem ook van Ebers ten deel en het sneed hem
door den ziel, dat hij niet in staat was, die vrien
delijkheid op dezelfde wijze te beantwoorden.
„Gij zult zien, dat wij u verwacht hadden," zeide
Ebers en nam hem mede naar een priëel, alwaar
een voor drie personen gedekte tafel gereed stond.
„De avond is warm en stil gij vindt het
ook goed, dat wij hier ons avondeten gebruiken
„Zeker zekerhaastte Horst zich te zeggen
en het zou hem inderdaad onmogelijk geweest zijn, den
drukkenden atmospher van een kamer te verdragen.
„Wij verwachtten u des te meer nog, omdat ik
zag, dat uw vader hedenmiddag uitreed, „ging Ebers
voort.
„Hij had met eenige bekenden een afspraak
gemaakt," bracht Horst hiertegen in.
„En hij zal van avond zekerlijk niet terug-
keeren."
„Ik weet het niet."
„Nu, hoe bevalt u uw stiefmoeder vroeg de
geestelijke lachend.
Horst nam het wijnglas ter hand, en trachtte, al
drinkende, te verbergen, in welke verlegenheid deze
vraag hem bracht.
„Ik ken haar nog te weinig, om over haar een
oordeel te kunnen vellen," gaf hij ontwijkend ten
antwoord.
„Zet alle vooroordeel op zijde," merkte Hedwig