Siuitenlandsch Nieuws.
Wordt Vervolgd.
Gemengd Nieuws.
Zooals het meer gaat!
eencr handelsfirma in Den Haag. Het publiek zij dus op zijne
hoede.
Maastrichtsche toestanden. Door het Nutsbestuur
werden aan den heer Hoff'inans, directeur der Hoogere Burger
school, als directeur van de Burger-avondschool eenige exem
plaren aangeboden, van de door de Maatschappij uitgegeven
brochure: «Waarom moeten wij leeren teekenen He heer
Hoffraans vond het werkje uitstekend en wilde het gaarne ver
spreiden, op eene voorwaardedat hij het hoofd der brochure:
^/Maatschappij tot Nut van 't Algemeen," mochtlaten doorslaan!
Het bestuur weigerde en terecht.
De Enkh. Ct. deelt het volgende mede
Een onzer stadgenooten, een jong mensch, die dezer dagen
naar zijn buitenlandsche bestemming trok, had in den spoortrein
eene ontmoeting die wij ter waarschuwing van argelooze reizigers
even willen mededeeleu.
Hij had te Amsterdam in eene weinig bezette coupé 3e klasse
plaats genomen, slechts één reiziger zat er, schijnbaar reeds
slapende, in en een tweede kwam er nog bij, zoodat zij met lnin
drieën het gezelschap uitmaakten. De slapende scheen weldra
wat uit den dommel te raken, hij haalt zijn zakdoek uit en
daarmede ontvalt een spel kaarten. //Die dit en datsche kaarten,
daar leggen ze nou en ze hebben daar pas in Amsterdam nog
acht cognagjes gekostMaar ik heb er toch wat bij geleerd.
Zie maar en dit zeggende, haalde hij een heel gewoon kunstje"
uit. Daar is niets bezonders aan, zegt de eene medereizeger.
z/Neen, maar ik heb meer geleerd. Hier heb ik vier kaarten,
onthoud er een van. Nu neem ik het blad dat gij kent en leg
het daar en de andere bladen, één, twee, drie en ik zeg
passez Wilt gij zoo goed zij het u bekende blad op te rapen F"
Dat gelukte toen en nog eenige keeren vrij gemakkelijk. Nu
willen wij het nog eens doen, maar elk een rijksdaalder inzetten,
grijpt gij het blad, dan strijkt gij de beide stukken op, tast
ge mis, dan zijn ze voor mij/' Dat kon de reiziger wagen
hij had nog elke reis het rechte blad opgenomen. De slag ging
aan en hij won. Dat gebeurde één, twee, drie, viermaal achter
elkander. Hij had dus tien gulden beet.
Nu daagde de kunstenaar hem uit, om vijfentwintig gulden
te zetten. Hij deed het en verloor Zachts dat men obk één
keer mistastNu om een tientje Aangenomen: //Mis!" Nog
eens //Verloren 1" Hij was nu boven de tien gulden die hij
eerst gewonnen had, vijfendertig gulden kwijt en bedankte voor
verdere gunst. Het derde lid van het gezelschap was slechts
toeschouwer gebleven en niet te bewegen om van de partij te
zijn. De kunstenaar ging weer slapen en de beide anderen be
spraken nogeens de scène van daareven. Het jonge mensch was
er zeker van, dat hij de handgreep had opgemerkt, dien de
kunstemaker bezigde om zijn partü van het spoor te brengen.
Hij hield er zich van overtuigd dat //de verliezer'7 zijn geld
zou terugkrijgen, als hij zijne wenken volgde. De slag zou aan
gaan. Maar ze hadden nog niet alles afgesproken, toen de man
met de kaart weer wakker werd. In plaats dat zijn wederpartij
met een kleintje b. v. met een rijksdaalder begon, zette hij
dadelijk 25 gulden. Daar verschrikte zijn raadgever van, maar
het woord was er uithij trapte hem op do teenen, toen zijn
hand boven de juiste kaart kwam, en de vijfentwintig gul
den had bij weerom. Nu zette bij tien tegen tien, zijn raadgever
komt vroeg de oude vrouw den vreemdeling.
,/Dat weet ik niet, maar mij is gezegd, dat ik bepaald een
arts moet medebrengen en het is mij ingeprent, mij hier in de
stad niet langer op te houden dan hoog noodig is."
z/Goed, goed, ik rijd mede", verzekerde Leo nog eens. ,/Zijt
gij van het landgoed von den baron?"
z/Neen, uit het dorp."
ffWie heeft u gelast, hierheen te rijden?"
»De bediende van den baron."
z/Weet gij niet, wat den baron scheelt?"
z/Neen," gaf cle man ten antwoord. //Hij drinkt zeer veel
dat zal het zijn."
//Hoelang moeten wij rijden voor wij op het landgoed aan
komen?"
«De weg is slecht, het is zeer donker en ik kan derhalve
slechts langzaam rijden, bovendien is het rijtuig van den baron
te zwaar voor mijn paard; binnen twee of drie uur hoop ik
het evenwel te doen."
z/Leo, wilt gij niet liever wachten tot morgen vroeg," bracht
zijne bezorgde moeder nogmaals in het midden. „Op die enkele
uren zal het toch ook wel niet aankomen."
z/En wanneer het er wel opkwam, dan zou mij een zwaar
verwijt treffen. Wees om mij niet bezorgd, ik hul mij er w^rm
in, en gij weet, dat ik de gelukkige eigenschap bezit, in het
rijtuig te kunnen slapen."
De oude dame zweeg, ofschoon zij met het besluit van haar
zoon nog niet tevreden was, want zijne woorden hadden haar
niet overtuigd; immers haar echtgenoot, die insgelijks arts was,
had op een dergelijken tocht hevig koude gevat, en was
daaraan gestorven. Zij deed al wat haar mogelijk was, om
haar zoon warm te ldeeden en liet door het meisje een flesch
wiju in het rijtuig brengen.
Warberg reed voort. Hij was er warm ingeliuld, de wagen
was goed dicht gesloten en liet den regen niet door, Leo leunde
in een hoek, met het doel om een weinig te slapen, doch
daarvan kwam nu niet te veel, wanf de nieuwsgierigheid om
haar te zien, van wie hij zoeveel had gehoord en die op het lot
van zijn vriend zulk een treurigen invloed had gehad, hield
hem wakker. Deze nieuwsgierigheid had eigenlijk ook mede
gewerkt, hem te doen besluiten, met den vreemdeling mede
te gaan. Hij hoopte door deze vrouw iets naders van Horst te
vernemen.
Zoovele vragen hielden zijne gedachten bezig, dat elk gevoel
van vermoeidheid bij hem verdween. De regen sloeg neg altijd tegen
het rijtuig en het gevaarte bewoog zich in bet weeke slijk, slechts
langzaam voort. Onafgebroken dreef de koetsier het vermoeide
paard aan, maar zelfs zijne krachtige vloeken over den slechten
weg, den regen en de duisternis van den nacht schenen niet
in het minste te helpen.
De rit duurde lang. Door het sterker gestoot van het rijtuig,
dat eindelijk op een vasteren weg was gekomen, werd Warberg
ook uit zijne gedachten opgewekt; hij gaf zich over aan de
trapte nog eens, en ook de tien gulden uas gewo -
had dus het verlorene geld weder terug. 'a.ir was
raadsman om te doen, die zich nu verder me geen v.
meer wou inlaten. Intusschen hadden de laa_ s e vuns
man, die straks zulk een dure les gehad had, zoo oven o
gemaakt, dat hij toch nog eens tien gulden 111 ce wnagsc
stelde, zonder aanwijzing van zijn buurman een a opg c p,
mistaste en zijn vier rijksdaalders verspeelde.
Hij had er nu genoeg van en de schuimer, die re.'encn on
dat hier niets meer te verdienen viel, liet zich bij het vo goiu e
station heel knaphandig uit den trein zakken.
Te Exloërmond heerscht eene ongesteldheid, die veel over-
eenkomst heeft met de tongblaar bij het vee. Zij die lueraan
lijden, krijgen tong en mond vol blaren, zoodat het eten iun
bijna onmogelijk wordt. Ook zuigelingen treft deze ziekte. 1 e
voedsel moet den kinderen dan in de keel worden gegoten.
Goed beloond. In het Haagscbe Bosch verloor een
heerjl Zondag zijn portemonnaie met f9 u f10. Een jongen
van nog geen 10 jaren merkte dit van verre op en ijlde den
den wandelaar na, om hem het verlorene terug te geven. Het
knaapje zag er helder uit, maar sober in de kieeren, en 110
zou zeker een schat voor zijn moeder zijn geweest, die bovendien
ziek lag. Toch kwam cle gedachte om het geld te houden, niet
bij het kind op, maar op de vraag van den heer ot hij de
portemonnaie met 't geld liever zou willen houden, kon hij tocli
niet anders antwoorden, dan //ja, als ik 't krijg, graag." De
heer ging daarop met den kleine naar de woning der moeder,
overtuigde zich dat 't kind waarheid gesproken had en dat de
viouw werkelijk lijdende was en 't niet breed lieett en hij
schonk aan den jongen de portemonnaie en T geld aan de
moeder.
De Bulgaarsche regeering heeft aan Gadban-Effendi ver
klaard, dat het regentschap als opvolgster van den vorst de
bevoegdheid heeft het bestuur van het land in te rich
ten, zooals de omstandigheden dit wenscheiijk maken. De
regeering zou de bedenkingen, die gemaakt werden tegen
het medekiezen der Oost-Rumeliërs in overweging nemen. Er
is bovendien weinig kans dat de verkiezing van den vorst spoedig
zal plaats hebben. De diplomatieke kringen te Weenen ver
zekeren, naar aanleiding van een Reuter—telegram, volgens het
welk Rusland de leiding der zaken in de Bulgaarsche quaestie
zou hebben, dat er geen overeenkomst op dat punt bestaat, en
dat Oostenrijk evenmin als vroeger, verantwoordelijk is voor
Ruslands stappencle zending van Gadban-Effendi geschiedt
evenzeer voor rekening en op risico van Turkije.
Het blijkt, dat niet alle regenten en ministers van Bul
garije naar Tirnova zijn vertrokken. Van de regenten bleef
Karaveloff, die nu geheel aan de zijde der Russen staat, ach
ter, terwijl de minister van buitenlandsche zaken Natschwitch
eerst later zal vertrekken. Gadban-Effendi betuigde zijn leed
wezen, dat de ministers tegen zijn raad waren vertrokken, doch
bij voegde er bij, dat hij toch zijne pogingen tot bemiddeling
tusscheu beide partijen" nog niet zou opgeven. Voorloopig is de
opening der vergadering op 31 Oct. vastgesteld. De oorspron-
hoop, dat zij nu spoedig het doel zouden hebben bereikt en in
deze hoop vond hij zich niet bedrogen, want na korten tijd
hield de wagen stil.
Het portier werd geopend. Leo steeg uit en werd door den
ouden bediende met eene stomme buiging ontvangen en in huis
geleid. De duisternis was zoo groot, dat hij niet eens het ge
bouw, hetwelk hij uu betrad, kon zien. De bediende bracht
hem naar de voorkamer, waarin een flaauw licht brandde, en
verwijderde zich toen zwijgend.
Warberg was alleen. Het zwakke licht verlichtte het vertrek
slechts zeer gebrekkig; de portretten, welke aan de wanden
hingen, waren ter nauwernood te herkennen. De geheele om
geving, de ontvangst, de stilte, die er in buis heerschte
dit alles maakte op hem een geheimzinnigen indruk. Eensklaps
werd hij uit zijn gepeins opgeschrikt door Dora's binnentreden.
Het schijnsel van het licht viel op haar bleek, ernstig gelaat.
Zijn oogen konden zich niet van bare schoone gelaatstrekken
afwenden. Hij begreep nu, dat Horst op zijn stiefmoeder ver
liefd was geraakt en hij vroeg zich in dit oogenblik af, of zij
Horst wederkeerig bemind had. Hij wist zelve niet, hoe hij tot
deze vraag kwam. Een gevoel van beschroomdheid, dat hem
anders toch vreemd was, overviel hem.
„Ik betreur het, doctor, dat ik op zulk een laat uur uwe
hulp heb moeten inroepen," zeide Dora met eene lichte buiging,
terwijl zij slechts vluchtig op Warberg een blik wierp. „Ik zou
bepaald tot morgen vroeg gewacht hebben, wanneer cle toestand
van mijn man mij niet met de grootste bezorgdheid vervuld
had. Door uw spoedige komst verplicht gij mij tot grooten
dank."
Zij had deze woorden kalm, ernstig, doch zonder eenige
uitdrukking gesproken, en toch lag en in hare stem een eigen
aardige klank.
//Mevrouw, een arts moet ten allen tijde bereid zijn, de
plichten van zijn beroep te vervullen," antwoordde Warberg.
//Ik wil hopen, dat het nu met den zieke iets beter staat."
z/Neen, bet is bijna van minuut tot minuut slechter met
hem geworden."
//Sedert wanneer gevoelt de baron zich onwel
/Sedert eenige dagen; ik wilde cladelijk om een arts zenden,
doch hij wilde dit niet."
//Wanneer heeft zijn toestand zich verergerd?"
//Heden middag."
#Hoe openbaart zich zijne ongesteldheid?"
z/Ik dacht eerst aan een gevatte koude, hij klaagde over
huiverigheid en legde zich te bed. Daarna trad er een toestand
van verdooving in. Op schrikbarende wijze namen zijne krach
ten af; nu ligt hij voor eenige uren in denzelfden bewusteloozen
toestand, en hij antwoordt op geen enkele vraat?
„Wilt gij zoo goed zijn, mij bij de zieken'te brengen?"
vroeg "Walberg.
Dora opende de deur, die naar Buschbeck's kamer voerde.
kolijk op 27 Oct. bepaalde opening wcr(j
allen afgevaardigden gelegenheid te geven 0!f ,cS>i>, w
te zijn. 1 en das^H
De regenten hebben dit ter kennis
Sofia en hen uitgenoodigrl de
nog dat
zullen
Engelsche bladen uit S /fia ontvangen, zal'de'
/w\,lAWV/V«lö
nog dat Italië en Engeland en
zullen laten
gebrueht rL
opening bij te 1 et
BB misschien M
vertegenwoordigen. Volgens de bnï'iC
itvangen. zal ,i_ ericllten. j'
-„ .-WH wn TT (jfyv.
terstond na de opening bezig houden met
'let °ndei
"n?
verkiezingen, dat vermoedelijk weinig tijd in 1 Y"uetZ4ei
1 r*to"d dü keuze van den v2s<:'
herkiezing van urins Aio.. d,
Daarna zal terstond
komen. Van een herkiezing van prms 7"
berg heeft men voorgoed afgezien, en als V8®
alleen vorsten worden gesteld, die den czaap late»
Hiervoor zal de Bulgaarsche regeering voors'te]|e|'in^Blai11:
mar van Denemarken, den hertog van I*™*
Al bert van Meelden burg
den Hertog van 01,1 t r"111
Schwerin. Ur§ en ,1
Te Lompalanca is den 25 October een koi
regentschap omver te werpen, ontdekt. Het hoofd j
zwering is een militair commandant, Kotavoff o*
compagnieën kwamen uit Widdiu aan en namen den^'
gevangen, doch zijne medeplichtigen ontvluchtten
i om i
Mijnheer Vrolek, dio op reis is naar de Zon
gewoon bittertje te gaan halen, komt op straat zijn
luitenant Harmbach, tegen, met wion bij nu en dan""^:
een partijtje schaakt. Do jonge luitenant stapt vlug 0'°
„Goeien morgen, amice! Waar moet dat zon 1P'
pas heen ln
„Ah, bonjour, bonjour! Ja, zie je! ik moet even
bruidje. Je tnoet weten, ik heb haar gisteren avond zeer
bij bet aanhechten van een bouquetje oven met een
den schouder gepriktanders is het niets. Maar je be -
waar dat dit eene geschikte aanleiding voor me geeff"'
even eene visite te gaan maken en eens te infori
haren welstand. Excuseer me dus ajuus, ajuus!"
De luitenant vertrekt lachende en papa Vrolek
verder, tot hij eene andere kennis ontmoet.
„Goeien morgen, mevrouw Wouderling! Ook al zoo
de wandeling Weet u 't al De luitenant Harmbach heelt
teren avond, zooals hij mij daar even in vertrouwen m
zijne bruid is 't niet juffrouw Helena Goudveer? -
ongeluk met eene naald een gevaarlijke wond aan'dü
toegebrachthij gaat daar juist heen om haar te bezoekt
arme kind moet bedenkeljk ziek zijn."
„Och, wat zegt u! Dat arme mensch Liep de luitenant d»
zoo in zich zeiven voor me uit! Maar ik moet voorii"
Nu, dag meneer Vrolek!"
„Dag, mevrouw! Genoeglijke wandeling!"
Dank u, dank u 1" T
Mijnheer Vrolek stoot zijne sigaar af, steekt in soltuiüeritlï
de straat over, en vordwjnt in don gang van het sociteilsjé:;
de Zon." Mevrouw Wonderlig zweeft voort en passeeitjiiti
woning van hare waschvrouw, die bezig is de stoep tl m
Geheel onder den indruk van het interessante tan, blij
mevrouw even staan.
„Heb je 'tal gehoord, Bet! van Lena Goudveer?"
„Ik mevrouw? Neen. Wat is 'ter met haar?"
„Ach gunst, verbeeld je Daar even vertelt me deoodelt:!
dat de luitenant Harmbach zijne bruid met een pennemeste
gevaarlijk aan den hals gewond heeft;] me n vermoedt:-
jaloezie 1"
„Lieve Hemel, dat is dan onlzettondMensch, mensch!
zal dat me daar een toestand wezen I"
„O, ik ben er heusch akelig van! 't Was zoo'n goed kb'
„Dat kan ik me begrijpen En wat is mo dat een
zulke ouwers, vindt u niet! Zoo midden in debruidsdageit
„Ja, dat mag je zeggen! Nu, Bet! ik moet verder.Wa»
er waarschijnlijk spoedig wel meer van booren."
„Zal u niet even inkemen Ik heb in een
water klaar 1"
„Neen, heusch niet; dauk je. Goe morgen 1 'k Wou
even vertellen."
„Nou, 't spijt me. G'n morgen, mevrouw Pleizierigo wil*1
Mevrouw gaat verder en Bet werkt gauw de stoep
zich daarna een, twee, drie, wat op te knappen. Ze te»1
even, krijgt do sleutel uit de tafellade en is spoedig op s'|
de dames Wenmijer twea gezusters en eene nicht w"
die een modewinkel doen. Bet heeft daar een klein boo
te verrichten, en dat kan vóór den middag nog !msl 61
worden.
„Goeien morgen, mot mekander
„Morgen, Bet
„Hebbeu de dames al gehoord van 't ongeluk
bij meneer Goudveer aan huis gebeurd is
De dames Wenmijer staan onmiddellijk om Bot Afin"
„Wat? Bij Goudveer? Wat dan?"
„Gunst, weet u d'r nog niets van? O, scbepse
Si
lijk
ijft
ijselijkheid! Verbeeld je: luitenant Harmbach heeft
onze goeie Lena, mot een scheormes deu hals a\jlP
'k mag er niet aan donken! Zoo in eens dood! Dr
aan te doen, dat kan u begrijpen
„Ach God 1 hoe is 't mogelijk, hoe is 't
naarWel, wel, wat een schrik 1" n(jerli|
„O, 't moet dan zóó akelig wezen Mevrouw
het me daar pas verteld, en die had het van nioof
Goeie monsch was er kapot van, dat kun je
„Zoo'n monster van een luitenant 1"
„Ja, zoo'n beul, hè!"
„Eu nu zal hij zich misschien zelf van kant
„Wie weet! 't Is bost mogelijk, mensch! Br
woordig zooveel verschrikkelijke dingen. Maar
af zooals ik er aangekomen ben, dat zeg ik. veI.nioorfe°V
„Ja zeker Och, als iemand zijne bruid ha,! „jo
kan hij immers evengoed zelfmoord plegen,J®,
„Dat geloof ik! En dan een militair! Ocb,
genoeg. Even zoo goed als in die roman van 0(;;2
En zoo voortpratende worden do damos 'e
der eons, dat het best mogelijk is, on hoogs van ja
wel zoo zijn zul, ja dat men er zich vorze moordu,11
dat luitenant Harmbach na hot plegen v»B 0 natuurlÖ'£
de hand aan zijn eigen loven heoft g09f.1 rnoordeo8"'
schande te ontgaan van gedogradeord en a 1 W
gezet te worden. Iemand van zoo'n hoog0 Q -»«'
familie Dat gaat immers niet. Lees de
waar
ka»1
A