111 fi 1» E II liS-,
Donderdag, 11 November 1086.
30ste Jaargang. No. 2036.
DES HARTE.
11
Uitgever: J. WINKEL.
Bureau: SCHAOKN, ILaan, El. 5.
Gemeente Schagen.
Bekendmakingen.
Binnenlandsch Nieuws.
SCHACER
COURANT.
MÉ- k Liliillai
blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater-
vond. lij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEE-
Bit
kti'
in ket eerstuitkomend nummer geplaatst.
jjj0j32ONDElSr STUKKEN èén dag vroeger.
POLITIE.
Ter Secretarie dezer gemeente zijn inlichtingen te bekomen
omtrent een op de Laan alhier gevonden rozenkrans.
Schagen 10 .November '86.
Bij de gisteren alhier gehouden verkiezing van een lid
voor den gemeenteraad, ter vervanging der vacature Noë, wer
den 120 stembriefjes ingeleverd.
Bij de opening der stembus, die hedenmorgen plaats had, bleek
dat er uitgebracht waren 104 stemmen op den EdelAcht-
baren Heer G. Langenberg, 6 op den heer Boeije, 4 op
den heer W. Roggeveen Cz., 2 op den heer P. Stroomer, 1 op
den heer Nagelhout en 3 blanco.
De lezing, zondag jl. in het Noordholl. koffiehuis alhier
gehouden door den heer G. Koster, met medewerking van den
heer H. Bakker, werd bijgewoond door ruim 140 bezoekers.
Door den heer Koster werden het dichtstuk „de oude acteur"
v. Dercksen en eenigen uit de gedichten van den school
meester, ten gehoore gebracht, terwijl de heer Bakker o. a. het
gedicht van Tollens „de gevels der huizen," ten beste gaf.
Mocht deze lezing dus bogen op een vrij talrijke opkomst,
niet zoo gelukkig was het Departement tot Nut van 't Alge
meen, afdeeling Schagen, hetwelk Dinsdagavond hare, voor dit
seizoen, eerste vergadering met dames hield. Mocht het „Nut"
Roman van FRIFDRICH FR1E DR1CH.
XX.
42.)
Dagen waren er verloopen de apotheker aan wien eenige
inwendige deelen van den dooden baron ter onderzoeking waren
gegeven, had in dezelve strychnine ontdekt; er viel dus niet
meer aan te twijfelen, dat de baron aan vergif gestorven was.
Dora was herhaaldelijk in het verhoor genomen, maar had tel
kens met de grootste beslistheid ontkend, dat zij geweten zou
hebben, dat er in den brandewijn, dien zij haren man had toe
gediend, vergif was geweest.
De politie-beambte, die dagen achtereen op het landgoed was
geweest en zijn tijd zoo goed mogelijk had gebruikt, was terug
gekeerd, zonder eenig verder bewijs gevonden te hebben
voor de schuld van de jonge vrouw. Integendeel had
alles, wat hij omtrent haar had vernomen, juist ten hare
gunste getuigd, want alle menschen, die haar kenden, hadden
met achting over haar gesproken en verzekerd, dat hare ver
houding tot den baron volstrekt niet zoo ongelukkig geweest
was, daar de baron haar steeds met de grootste achting had behan
deld.
De politie-beambte had tevens gehoord van het verblijf van
Doia's vader op de hofstede en hetgeen hij van Niemitz hoorde,
had niet in diens voordeel gepleit. Niemitz was twee dagen voor
den dood van den baron op reis gegaan en zelfs zijn vriend,
de opzichter Rhenisch, wist niet waarheen hij zich begeven
had. Er «as tegen Niemitz niet de minste aanleiding van
verdenking, maar de beambte was toch tot de overtuiging ge-
hemen, dat den apotheker veel eerder zulk een daad kon worden
toevertrouwd, dan aan zijne dochter.
Dit alles paste zeer weinig in de kraam van den rechter
etto. Hoeveel goedmoedigheid hij ook bezat, zoo hield hij zich
taaie eigenzinnigheid vast aan een eenmaal aangenomen
beschouwing-, en er kwam ook nog bij, dat hij met zich zei ven
hoog liep. Hij meende Niemitz zeer goed te kennen, daar
j vroeger hem veel in gezelschappen had ontmoethij had
evenwel het karakter van den apotheker niet doorgrond en
begreep derhalve niet, hoe deze zoo aan lager wal kon zijn
?eraakt. Hij beschouwde dit als een noodlottig toeval, dat zelfs
eerlijksten man kon overkomen en juist het eerst en het
ïemakkelijkst, iemand als Niemitz, die van beurszaken al bij-
'onder
weinig verstand had.
Netto «ou in een groote stad een zeer buitengewone be
raam officier van justitie zijn geweest, daar hij veel kennis
een scherp verstand bezat; maar de kleine stad had hem
korven. De beperkte toestanden aldaar en het daaruit voort-
pruitend gevoel van zijn wetenschappelijk overwicht boven de
aeesten, met wie hij omging, hadden zijn zelfvertrouwen te
TOot gemaakt en hem er ten slotte toegebracht, dat lnj zijne
"eemng «oor de eenige ware hield en dezelve met al.e hem
ten dienste staande middelen trachtte door te zetten.
Hij had Dora gevangen laten nemen, omdat hij haar schul
dig hield derhalve moest zij schuldig zijn en hij beschouwde
het geheele onderzoek alleen uit dit oogpunt. De gedachte,
dat hij zich zou blootgeven, wanneer hij eene onschuldige in
hechtenis had genomen, droeg er toe bij, dat hij al zijti krach
ten inspande om de schuld der gevangene te bewijzen.
Hij was Warberg ontweken. Diens vaste overluiging, dat de
jonge vrouw onschuldig was, was hem lastig; hij vreesde zelfs,
dat Warberg zijn gevoelen openlijk zou uitspreken en op de
publieke meening, onder welks invloed de gezworenen stonden,
invloed mocht uitoefenen.
Ook Leo had vermeden, Netto te ontmoetenwel is waar
om een andere reden. Hij vreesde dat Netto hem iels zou kun
nen mededeelen, waardoor de op Dora drukkende verdenking
nng meer zou bevestigd worden, en hij wilde zich in ziju ge
loof aan hare onschuld niet laten doen wankelen de gedachte,
dat zij schuldig zou kunnen zijn, had hem dikwijls in eene
bijna koortsachtige opgewondenheid gebracht.
Daar werd hij op zekeren dag naar de gevangenis ontboden
en daar hij de aangestelde arts voor de gevangenpraktijk was,
volgde hij zonder eenige bedenking deze roepstem. Des te pijn
lijker was hij verrast, toen hij vernam, dat Dora ziek was en
zijne hulp noodig had. Hij was bang, haar weder te zien en
toch mecht hij haar zijn hulp niet on'zeggen. Moest zij
hem niet de schuld geven van hare gevangenschap
Toen hij in de enge cel en bij het eenvoudige ziekbed stond,
huiverde hij. Hoe was de jonge vrouw veranderd! Hare wangen
waren ingevallen, hare oogen grooter geworden. Zij zag hem
met hare groote oogen aan, waarna zich een smartelijk lachje
om hare lippen vertoonde. Zij leed aan een zenuwziekte, hare
krachten waren volkomen uitgeput. Z lolang het haar mogelijk
was, had zij zich staande gehouden, eindelijk had zij moeten
zwichten; zij had niet om een doctor gevraagd, maar de
gevangenbewaarder had medelijden met haar gevoeld en om
Leo gezonden.
Toen hij haar vroeg hoe of zij zich gevoelde, antwoordde zij
met zwakke, nauwelijks verstaanbare stem. Zij deelde openhartig
mede, dat zij niet om een arts had gevraagd, daar de dood
haar de grootste weldaad toescheen.
Leo trachtte haar gerust te stellen en den verflauwden moed
weder aan te wakkeren; hij ging naast het bed zitten en be
loofde er voor te zorgen, dat zij een betere verpleging bekwam.
Gelooft gij, dat dit mij redden zal," vroeg zij op smartelij-
ken toon. Wat mij terneder drukt en verteert, dat kunt gij
ook niet van mij wegnemen. En ook gij gelooft aan mijne
schuld
„Neen, neen verzekerde Leo. „Ik weel dat gij onschuldig
zijt. Gij gelooft niet, welke strijd het mij gekost heeft, voor ik
er toe besloot de ontdekking, welke ik bij den zieke deed, aan
te geven mijn plicht dwong mij er toe en ik achtte het on
mogelijk dat u eenig vermoeden zou kunnen treffen."
„Ik maak er u geen verwijt van," ging de zieke voort.
Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
APVEïtTENTIËN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f 0.15
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
alhier, door de genomen verlaging der jnnrlijksche conrtibutie
zoo gelukkig zijn ongeveer een vijftiental leden aan te wiunen,
met recht had men op een flinke opkomst mogen hopen.
Het eigenaardigst nog hierbij is, dat van de zijde der nieuw
toegetredenen juist de meeste belangstelling is getoond. Waarom
nu de oudere leden waren weggebleven Ons aansluitende
bij de woorden, welke de voorzitter, de lieer ür. J. Ensing,
bij de opening der vergadering sprak, n. 1., dat het bestuur^ zich
inspannende om de nutsvergaderingen voor de leden weder dat
aantrekkelijke en huiselijke te geven, hetgeen vroeger haar
eigenaardig bekoorlijk stempel was, ook rekende op de medewer
king van alle leden, tot welke medewerking in de eerste plaats
ook hoort een getrouw bezoek der vergaderingen, deelen wij
belangstellenden nog mede, dat door den heer, Dr. Ensing, een
zeer leerrijke en onderhoudende lezing werd gehouden over het
samenstel van het menschelijk organisme, terwijl de heer Ph.
de fleer, een lieve vertelling van Creiner, ten beste gaf.
Wijders luisterde de heer Borstlap dezen avond op, door op het
seraphin, eene lieve fantasie van zich zei ven benevens eene kunstige
variatie op het volslied „God save the Queen" van v. Ringh,
en op de piano, het solostuk „Qui Vivi", ten beste te geven.
Op de groote Najaarr-Koemarkt, Zondag eii Maandag j.1.
te Hoorn gehouden, werden 5765 stuks vee aangevoerd. Over
het geheel was de beste kwaliteit vertegenwoordigd. De handel
was in eerste kwaliteit koeien vlug, maar vo >r jong vee werden
lagere prijzen besteed, dan in bet vorige jaar, met stugge handel.
Het ree vervoer per spoor bestond Zondag uit 16 wagens,
bevattende 184 stuks vee. Maandag uit 100 wagens, bevat
tende 1201 stuks, totaal 116 wagens. Maandag werden ruim
1600 personen per trein vervoerd.
Naar men met zekerheid mededeelt, is Jeanne Lorette,
die te Arnhem haar straftijd ondergaat, thans ernstig ongesteld.
Zij heeft een vrij hevige bloedspuwing gehad; haar toestand
moet zorgwekkend zijn.
De betooverde gulden.
Een oud heer, zag dezer dagen toen hij des avonds laat
tliuis kwam, op het trottoir van de kalverstraat te Amsterdam
een gulden liggen. Danig in zijn schik, bukte hij zich om het
geldstuk op te rapen, maar hij had het nog niet aangeraakt,
toen het eensklaps wegvloog en eeu eind verder kwam te lig
gen. De oude heer meende den gulden met zijn hand te
hebben doen wegrollen. Hij greep nog eens toe en opnieuw
ontsnapte het betooverde geldstuk. "Woedend stoof hij nu op
den gulden los, maar struikelde, viel en brak zijn linkerknie-
schijf, terwijl het raadselachtige muntstuk spoorloos verdween.
De man werd met veel moeite thuisgebracht eu is nog steeds
sukkelende.
Het bleek natuurlijk later, dat de geheele zaak een kwa
jongensstreek was. Eenige heertjes hadden den gulden aan een
draad en trokken het muutstuk, in een hoekje van een koffi-
huis verscholen, telkens naar zich toe, als de oude heer het
wilde grijpen.
Te Beltruin en Terburg heett zich een zonderling ziek
teverschijnsel voorgedaan. Enkele leden van het huisgezin van
den heer H. te Beltrum en een paar familieleden uit Terborg
die te Beltrum vertoefd hadden werden voor eenige
weken aangetast door eene ziekte of lamheid, die 't gebruik
van bijna alle zintuigen deed verloren gaan. Yooral de oogen
weigerden bun dienst en de ledematen waren verlamd, geen
eten kon naar binnen worden gekregen en loopen gingen uiterst
moeielijk.
Enkele doctoren waaronder de leden van den Geneeskun-
„Het onderzoek heeft immers bewezen, dat gij u niet vergist
hebt, en ik ik moet mijn man vergiftigd hebben I"
„Ik geloof bet nietherhaalde Leo.
„Waarom zou ik het leveu van mijn man vernietigd heb
ben bij, die zelve zijn leven verwoestte en die het naar alle
mensclielijke berekening niet lang meer zou gemaakt hebben!
Men beweert, dat ik een ongelukkig leven bij hem had ik
was niet gelukkig, maar niet door zijne schuld; hij is steeds
goed en zorgvol voor mij geweest en ik heb hem ook niet
mijne achting ontzegd-Zells door zijnen rampzaligen hartstocht
kon hij dien niet verliezen, want ik wist, waarom hij dronk.*
„Waarom waarom zegt gij dit niet aan den rechter van
onderzoek?" riep Leo uit.
„Ik heb het gezegd, men gelooft mij niet, nu laat ik alles
gaan, zoo het wil. Ik zou ook tegen u er geen woord van
gezegd hebben, miar ik mocht n niet in den waan laten, dat
ik den vader van uw vriend vergiftigd zou hebben. Misschien
ziet gij Horst toch nog eens weder, zeg hem dan, dat ik
onschuldig ben, ze!ts al word ik als schuldig veroordeeld."
„Dat zal en mag nimmer gebeuren!" viel Warberg haar in
de rede.
„De officier van justitie houdt mij voor schuldig kan de
rechter er niet hetzelfde over denken? Ik zie wel in, dat de
schijn tegen mij getuigt, want ik heb mijn man het vergif aan
gereikt; men ziet ook nog een bewijs van mijn schuld in de
omstandigheid, dat ik bij den dood vau mijn echtgenoot niet
eens geweend heb Ja, ik heb geen diepe smart gevoeld, maar
evenmin heb ik ook maar een oogenblik naar. Buschbeck's dood
verlangd; mijn leven was mislukt, onverschillig, of Buschbeck
leefde of dood was. Ben ik nu misschien gelukkiger?"
Leo verzocht haar, zich niet verder op te winden; hij beval
haar de grootste kalmte en bedaardheid aan, eu beloofde, te doeu
voor haar, wat maar -in zijn vermogen was.
„Laat dat gerust," zeide de zieke, „het leven is voor mij
geheel waardeloos; het is mij onverschillig, hoe en waar ik
het eindig."
Leo vatte het besluit, zoo het hem mogelijk was, met Netto
te spreken en bij hem nog eenmaal te pleiten voor de onschuld
der ongelukkige, jonge vrouw. Toen hij thuis kwam, trof hij
daar Ebers aan, die reeds op hem wachtte.
De kleine geestelijke, die ernstig ziek was geweest en aan
wiens bleek gelaat men het kon zien, dat hij nog lijdende was,
zeide, dat hij wegens Dora kwam.
„Ik ben bij Netto geweest, zonder hem tehuis te treffen,"
zeide hij, „ik heb den rechter van onderzoek opgezocht, ten
einde hem te spreken over de onschuld der ongelukkige vrouw.
De rechter heeft mij bedaard maar koel aangehoord en mij den
raad gegeven, mij later, wanneer voor de aangeklaagde een
verdediger werd benoemd, tot dezen te weuden. Zoo lang kan
en wil ik niet wachten, want het mag zoo ver niet komen,
dat eene onschuldige op de bank der aangeklaagden zitten
moet. Al wordt zij ook vrij gesproken, de heeren van het ge
recht hebben er geen gevoel voor, hoe ontzettend een onschuldige