Donderdag, 25 November 188S.
30ste Jaargang. Uo. 2040.
DWALINGEN DES HARTE.
Gemeente Schagen.
Bekendmakingen.
Roman van FRIEDRICH FRIEDRICH.
XXII.
Uitgever: J. WINKEL.
Bureau: SCHAOEA. Laan, I), 5.
Siinnenlandsch Nieuws.
SCHAKER
Allilttl Ni
COURANT.
AiïrtÉ- Lil
pit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Zater
dagavond' hij inzending tot 'a middags 12 ure, worden ADVEB-
rpENI IÉN in het oerstuitkomend nummer geplaatst.
j.VcJKHONDEN STUKKEN één dag vroeger.
pc mi ui muit rmiMi sriurMMgggaiga—acnm
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van SCHAGEN;
l gelet op art. 265 der Gemeentewet,
I brengen ter kennis van belanghebbenden, dat het door
Heeren Gedeputeerde Staten op den lOen November j. 1.
goedgekeurde Suppletoir kohier van den lioofdelijken omslag
[dezer gemeente en dat voor de belasting op de honden, dienst
1886, gedurende vijf maanden ter Secretarie der gemeente
voor een ieder ter lezing is nedergelegd.
Bezwaren tegen den aanslag kunnen, binnen 3 maanden
na den dag der uitreiking van het aanslagbiljet, bij den Raad,
op ongezegeld papier, worden ingebracht.
Schagen, den 16en NOVEMBER 1886.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. LANGENBERG.
De Secretaris,
DENIJS.
Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur der Gemeente
SCHAGEN, brengt bij deze ter kennisse van de ingezetenen
dier gemeente, dat de kohieren nos. 3 en 4 voor de belas
ting op het Personeel, dienstjaar 1886/87, op den 22 dezer
door den Heer Provincialen Inspecteur in de Provincie Noord
holland is executoir verklaard en op heden aan den Heer
Ontvanger der directie belastingen binnen deze gemeente ter
invordering is overgegeven.
Ieder iDgezeton, welke daarbij belang heeft, wordt alzoo
vermaand op de voldoening van zijnen aanslag behoorlijk acht
te geren, ten einde alle gerechtelijke vervolgingen welke uit
nalatigheid zouden voortvloeien, te ontgaan.
Schagen, den 24 November 1886.
Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur voornoemd,
G. LANGENBERG.
47.)
Toen Warberg Dora den volgenden morgen bezocht, trof hij
aar in de grootste ontroering aan.
«Wat is er gebeurd P' vroeg hij bezorgd,
z/lk ben vrij/
Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVEB.TJ2NTIËN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f 0.15
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
I
//Vrij vrij
nep
Leo uit en vatte haar hand.
//De rechter van onderzoek was zooeven hier en deelde het
mij medeik kan heden nog dit huis verlaten."
//En gij verheugt u daarover niet riep Leo uit. //Gij deelt
mij dit mede op eene wijze, alsof u iets smartelijks was over-
i komen
iiGij weet niet, waardoor ik de vrijheid heb gekregen?"
vroeg Dora.
„Neen ik heb nog niemand gesproken."
//De schuldige is ontdekt."
//Eindelijk eindelijk! Wees daarover blijde. Ik heb im
mers nooit aan uwe onschuld getwijfeld ik verheug mij
uwentwege."
//Ik kan mij niet verheugen, want de schuldige de moor
denaar van mijn man is is mijn eigen vader!"
Dora bedekte haar gelaat met beide handen.
'/Uw vader?" herhaalde Leo onthutst. /Onmogelijk! Is zijn
'clitild reeds bewezen?
"Die is bewezen want hij heeft alles bekend."
Deo was niet in staat, te spreken. Er drongen zich een
menigte vragen bij hem op, en toch had hij den moed niet,
een enkele er van tot de zieke te richten.
Langzaam liet Dora de handen nedervallen.
//Ik vreesde het en deze vrees heeft mij dag en nacht
Verteerd. Met geweld wilde ik dit vermoeden onderdrukken en
steeds keerde het weder. Ik ken immers niemand, die bij den
nood van mijn man eenig belang had, dan hij; hij was boos,
omdat ik Buschbeck het geld gaf, waarover ik had te beschik-
r>en' Lij verweet mij dit meermalen. Toen ik vernam, dat
I uschbeck aan vergif was gestorven, dat hij hetzelve in den
I brandewijn had gebruikt toen toen twijfelde ik nauwe-
I 'Jus meer. Ik kan u niet zeggen, hoe ik geleden heb. Mijn
Vad('r een misdadiger! En mijne band had hij gebruikt, om
I mijn man het vergif toe te dienen
"Bind u niet zoo vreeselijk op!" verzocht Leo.
"IE moet mijn hart lucht geven te lang heb ik die
I heuselijke, verterende gedachten in mijn gemoed moeten op-
11 t(>-n. En mijn mond mocht niet spreken. Ik wist, dat leder-
een mij verdacht en alles ook tegen mij getuigdeik voorzag dat
I veroordeeld zou worden daarom verlangde ik naar den dood.
Schagen, 24 November 1886.
Met de opvoering van de Blijspelen „Jonkheid moet uit
razen," van Servaas de Bruin, „Hercules" van Leonard, en
„Nieuwe manier van Poffen" van D. B. van Heuven, welke
Zondagavond 1.1. in de Socieieit „Ceres" alhier plaats had,
mogen de vertoonders, eenige leden der Sociëteit, (zich zeiven
werkelijk geluk wenschen.
Deze stukjes deden bij de toehoorders letterlijk de lever
schudden Yan ff lachen, en weiden flink en vlug, en met de
vereischte actie afgespeeld. Ook de rolvastheid liet niets te
wenschen over. De hoofdrollen waren in handen van goede,
vertrouwde personen; aan grimeering en decoratief was zeer
veel zorg besteed, kortom, deze openbare uitvoering mag in
alle opzichten geroemd worden.
In „Jonkheid moet uitrazen", voldeden de ex-apotheker Mat-
hijssen, (Honing), diens oudsten zoon Adolf (Vrijburg) en August
Bloemenheuvel (Asjes) ons zeer goed, evenals de direteur van
de inrichting voor opvoeding en onderwijs, Pennewip (Burger),
de hulponderwijzer Droog (Ter Linden), de directeur van een
rondreizend acrobaten-gezelschap, Schreeuwer (Dekker) en de
wereldberoemde, honderde kilo's zwaaiende reus Cezar (Honing)
in bet tweede stukje, terwijl in het derde stukje vooral de
Oppendalsche kastelein Watervrees (Stöve) ons uitstekend „in
zijn kracht" bleek te zijn.
De Harmoniekapel, onder directie van den beer Rttgers,
luisterde verder den avond op door eenige vroolijke en roelo-
dieuse potpourris en marsehen, en zoo geven èn rederijkers
èn harmoniekapel opnieuw blijk, dat er op dit gebied bij onder
linge samenwerking in onze gemeente nog krachten genoeg zijn,
om uit eigen boezem iets goeds te geven.
In den tuin van de pastorie der Ned. Herv. gemeente alhier
stuitte men bij het planten van boomen op een steen men
lichtte den steen op en vond daaronder een stukje lood, liggende
op een tweeden steen. Op het stukje lood stond met duidelijke
letters aan de eene zijde te lezen „Al die dit vindt moet dieper
graven" en aan de andere zijde „Abraham Koning 1736."
Dat men met grooten ijver dieper groef, behoeft niet te worden
gezegd; echter vond men niets dan een pot men keisteenen.
Waarschijnlijk heeft men hier te denken aan een grap van Ds.
Abraham Koning van Groothuizen, die alhier van 17501790
predikant was.
Zondag 21 November had in de Kolfbaan van den Heer
D. Kist te Kolhorn, eene voorstelling plaats, van het Alkmaarsch
Tooneelgezelschap „Fidelio." Men gaf„Be Galeislaaf van Roche-
fort," drama in vijf bedrijven, gevolgd door het kluchtspel „Kwar
tjesvinders."
Het drama werd, de krachten in aanmerking genomen, waar
over het vierjarig gezelschap heeft te beschikken, goed afgespeeld.
De Heeren v. d. Sloot en vooral Bezaan speelden hunne rollen
met warmte en een zekere voorliefde. Ook de Heer Blanchard
belooft een flinke kracht te woiden. Als de overige heeren,
vooral Vermeulen en Kuijs hunne radheid van voordracht at-
leggen, waardoor het waardige van vele scboone passages ver
loren gaat, en hun spel soms aan eene vlot opgezegde les doet
denken, dan is het bij lange na niet onmogelijk dat „Eidelio"
nog schoone dagen beleeft. En mede zullen de Leden dan zelve
moeten erkennen, dat, wat de keus hunner stukken betreft, er
op eigen bodem edeler vruchten te genieten zijn dan het Buiten
land, in vertaalden vorm, het belangstellend publiek te ver
duwen geeft. Op een vermakelijke wijze toch was Zondag Kolhorn
dupe van die vertaalwoede.
Eenigen tijd geleden n. 1. gaf aldaar het tooneelgezelschap
van den Heer Hart (Alkmaar) een flink opgevoerd drama onder
den titel: Blonde Als." Men kreeg echter het wezenlijke stuk
Wanneer ik niet gevreesd had, door een zelfmoord deze ver
denking te bevestigen, dan zou ik in mijne vertwijfeling zeer
waarschijnlijk daartoe mijn toevlucht genomen hebben."
„Gij wildet dus niet zeggen, dat gij uw vader schuldig
achttet P'
„Dat zou ik nooit gedaan hebben."
„En wanneer gij werkelijk veroordeeld waart geworden
„Ook dan niet. De gedachte, dat ik niet lang meer zou
kunnen leven, gaf mij hiertoe de noodige kracht."
Leo keek haar met bewondering aan.
„Nu zijt gij' weder geheel en al aan het leven teruggege
ven," zeide hij, „gij moet heden nog, zoodra het mogelijk is,
dit huis, waarin gij zooveel leedt, verlaten
„Ik verlang er zeer naar maar waarheen? Ik weet een
huis, waar ik gaarne zal worden opgenomen, het is het huis
van den predikant Ebers, maar ik vrees, dat mijne gezond
heid niet zal toelaten, dat ik daarheen vervoerd word."
„Ik zal dit ook in geen geval toestaan, ik mag het niet
toelaten," viel Leo haar in de rede.
„Ik ben bang voor vreemde inenschen juist hier
hier, waar allen mijn vader kennen. Ik kan het niet verdragen,
door vreemden aan zijn daad herinnerd te worden."
„Dat mag ook niet geschieden," ging Leo voort. „Mag ik
u in mijne woning een toevluchtsoord aanbieden Zij is groot
genoeg. Mijne moeder is eene lieve, oude vrouw, zij zal u
verplegen, en ik weet, dat zij nimmer uit nieuwsgierigheid
ook maar een enkele vraag zal doen, die u zou kunnen zeer
doen."
Dora keek Warberg een oogenblik aan en schudde toen met
het hoofd.
„Het gaat niet," antwoordde zij.
„Waarom niet?"
„Ik mag u en de uwen zulk een last niet veroorzaken."
„Is het een last, wanneer men wéldoet? Mijne moeder zal
zich er over verheugen, wanneer zij weder iemand heeft, die
zij kan oppassen. Ik ben den geheelen dag niet thuis en het
doet mij dikwijls leed, dat de oude vrouw zooveel alleen is;
zij is hier vreemd en heeft weinig lust, zich eene kring van
kennissen aan te schaffen. Gij neemt mijn aanbod dus aan?"
„Niet eerder, dan als gij met uwe moeder er over hebt
gesprokengij weet nog niet, of zulk een last haar aange
naam is."
„Ik weet het," verzekerde Leo. „Binnen weinige uren zal
ik terugkomen, om zelve uw transport naar mijn huis te
leiden."
Dora stak hem hare blanke, uitgeteerde hand toe.
„Hoe zal ik u voor uwe vriendelijkheid kunnen danken P'
sprak zij.
„Daardoor, dat gij in mijne woning uw best doet, zoo spoe
dig mogelijk te genezen," gaf Leo verheugd ten antwoord.
Hij snelde huiswaarts, om zijne moeder het beslotene mede
te deelen en zorg te dragen voor de inrichting van een kamer.
In opgeruimde stemming deelde hij zijn moeder alles mede
en was verbaasd, dat deze alles zoo koel en schijnbaar onwil
lig opnam.
„Leo hebt gij het rijpelijk overlegd vroeg zij.
„Zeker Hoe komt gij tot die vraag Vreest gij, dat het u
een te groote last zal worden, dan zul ik u gaarne hulp ver
schaffen."
„Ik denk niet aan mij en nog minder aan de moeite, die
de verpleging der zieke zal veroorzaken ik denk alleen aan
u."
„Aan mij?" herhaalde Leo verbaasd.
„Ja. Ik ken de jonge vrouw niet, en gij weet, hoe gaarne
ik zelfs een ander help, maar ik weet, hoe men in de geheele
stad over haar denkt en spreekt. Men beschuldigt haar van
trots en hardvochtigheid.
„Zij is noch trots noch hardvochtig," verzekerde Leo.
„Ik vrees, dat het uwe positie schade zal doen, wanneer
gij iemand opneemt, die van een moord beschuldigd is."
„Ik heb u immers medegedeeld, dat zij onschuldig is; de
werkelijke schuldige is ontdekt gij weet bovendien, dat ik
aan haar schuld nooit geloofd heb!" riep Warberg ongeduldig
uit.
„Dan zal men haar zeker tenminste voor medeplichtig hou
den, en zooals ik de menschen hier ken, zal men zich dit ge
loof nimmer laten ontnemen, omdat men zich bij voorbaat er
in verheugde, dat zij veroordeeld zou worden."
Moeder, moet ik de dwaasheid en boosheid der menschen
misschien nog in de hand werken riep Leo uit.
„Neen. Ik wensch alleen, dat gij de positie, die gij hier
verworven hebt, niet in gevaar brengt."
„Ik zou er tenminste wel rekening mede willen houden,
wanneer ik daardoor mij zeiven tenminste niet bloot
stel aan het gevaar, mij schuldig te maken aan de dwaasheid,
die anderen begaan
De oude dame zweeg, doch zij scheen nog niet tevreden
te zijn.
„Leo, ik moet nog eene tegenwerping maken, ik doe dat
alleen uwentwege," zeide zij toen. „Men beschuldigt haar er
van, dat zij haar eigen stiefzoon, den zoon van haar echtge
noot, bemind heeft. Ik weet niet of het waar is, men verhaalt
het algemeen en met de grootste beslistheid."
„Het is waar, maar wilt gij haar dat verwijten Laat het
hart zich binden door een voorschrift Gij kent Horst en weet,
hoe edel hij is; acht gij hem tot iets misdadigs in staat Hij
had zijne jonge stiefmoeder, toen hij van de reis terugkeerde,
voor de eerste maal gezien; zij heeft een hartstochtelijke liefde
in hem doen ontwaken en hij heeft alle krachten ingespan
nen, om dien hartstocht te bestrijden. Treft hem eenig ver-