le lijn m St. Gurlott.
Zondag, 2 Januari 1887.
31ste Jaargang. No. 2051.
EEN NIEUW JAAR,
Uitgever: J. WINKEL.
Bareau: SCIIAGüJl ILaaii, 5.
Wederom zijn we aan 't einde van 't oude en aan 't
jgin van 't nieuwe. De jaarverwisseling staat andermaal
oor de deur. Door niets en ook door veel wordt ze ken-
aar gemaakt. Door niets, want de hemel staat gelijk de
orige dagen met dezelfde afwisselende teekenen van dooi
n vorstde donkere dagen voor kerstmis mogen al nu
n dan door een Vroolijker zonnestraaltje voor een oogen-
lik verhelderd worden maar anders blijft alles in denzelf-
bn uitwendigen toestand.
Aan den anderen kant zijn er zeer vele teekenen, die
os doen zien en 't duidelijk maken, dat er iets gewichtigs
p handen is en ons tevens verbaasd doen staan over de
roote vindingrijkheid van den menschelijken geest. Zoo
bit, dan heeft men nu ruimschoots gelegenheid tot het
laken van vergelijkingen en 't opmaken van kontrasten.
Elkander gelukwenschen met den nieuwen jaarkring is
(n zeer betamelijke, verklaarbare zaak. Ik kan wel be-
jpen, hoe men op zoo'n nieuwjaarsmorgen menigeen be-
aet, met wien men anders bijna niet omgaat. Dat is een
iwoon uitvloeisel van een vroolijke opgewekte stemming.
b mond loopt immers over van datgene, waarvan 't hart
io vervuld is. Men zou al een beslist mensehenhater, een
jnderling moeten zijn, om niemand met dien gewichtigen
ig geluk te wenschen.
vertegenwoordigers van andere mogendheden, kwamen op
dien dag den souverein begroeten uit naam van hunne
meesters en ook dan was de ontvangst, die zij bij die ge
legenheid genoten, dikwijls een soort van thermometer, die
de graden van gunst aangaf, waarin deze of gene mogend
heid stond. Men herinnere zich, om maar één voorbeeld te
noemen, hoe een receptie op Nieuwjaarsdag ten hove van
Napoleon Til met groote belangstelling werd tegemoet ge
zien. Wanneer de gekant van Oostenrijk of Rusland vrij
koel werd behandeld, of wanneer de keizer zich bij die
gelegenheid maar een paar woorden liet ontvallen, die voor
eene minder gunstige opvatting vatbaar waren, dan werden
-er reeds onrustbal eude geruchten door de dagbladen ver
spreid, die, met de rmodige vergrooting voorgesteld, reeds
dadelijk aan oorlog deden denken.
Zoo'n receptie is dan toch maar een vorm, waaraan het
hart geen deel neemt. Wanneer we nu van de hoven
eenige trappen afdalen, dan komen we tot personen, die
hoog geplaatst zijn, vele ondergeschikken hebben en die,
zoo zo al geen bepaalden receptiedag houden, toch eene
zekere soort van hulde op dien dag ontvangen. Een soort
van hulde, want om dit een hartelijk:, welgemeenJen goluk-
wensch te noemen, hiervan kan in de meeste gevallen toch
wel geen sprake zijn.
Zoo gingen er eenige jaren voorbij en men begon het
wenschen uit te breiden. Alle bekenden, die niet tot de
familie behoorden, te bezoeken, vond men evenwel wel
wat bezwarend, en inplaats van zelf te komen, nam men
een stukje karton, schreef daarop zijn naam en liet dit
bij de goede vrienden bezorgen, 't Laten drukken van
kaartjes was voor menigeen veel t^kost-baar. Langzamer
hand breidde ook dit zich weder uit en toen nu de stooin-
persen het drukken gemakkelijker maakten, en 't postver
keer door de verminderde porten zoo enorm werd uitge
breid, toen kwam er in de nieuwjaarsdrukte een totale
ommekeer.
Wie heeft er tegenwoordig geen kaartjes? Op allerlei
uitlokkende wijzen wordt men er toe gebracht, om ze te
laten vervaardigen. Men ontvangt ze goedkoop en daaren
boven nog een cadeau op den koop toe, En de post is
zoo goedkoop. Voor ééu cent een kaartje naar de uitein
den van ons land. Wie kan 't laten Nu herinnert men
zich nog menigen vriend of goede kennis. Zij allen moe
ten een beurt hebben. Sommige menschen gaan zelfs zóó
verre, dat ze er eene eer in stellen, om te kunnen opgeven
welk een verbazend aantal kaartjes zij verzonden hebben,
als ware dit een maatstaf van de grootheid, uitgestrekt
heid, van hun hart of van de vele relaties, die zij hebben.
Zouden dit nu alle zooveel bewijzen van welgemeende
deelneming zijn Dan voorzeker is 't een verblijdend teeken
des tijds en dan is 't wel eene afzonderlijke felicitatie
waard, dat stoom en daardoor veranderde toestanden ons
dev gelegenheid hebben verschaft, om datgene te uiten,
wat men door te groote afstanden en te groote kosten
zoolang heeft moeten verzwijgen.
Hierbij bleef 'tevenwei met. De speculatie geest, een
maal opgewekt, nam spoedig eene hoogere, eene dichterlijke
vlucht. Niet tevreden met de dichterlijke ontboezemingen,
die nachtwachts en lantarenopstekers ons telken jare
schonken, en die somtijds niet onaardig, maar zeer dikwijls
wel wat met de haren er bij gescheurd waren, kwam men
nu op het denkbeeld, om briefkaarten van allerlei berijmde
wenschen te voorzien en voor matigen prijs verkrijgbaar
te stellen. Ook daarin is eene opmerkelijke verbetering
waar te nemen. Rijk met bloemen getooid, minder bont
van kleur doen ze ons bekennen, dat de kunst tegen
woordig snelle vorderingen maakt. Ja, wanneer men die
soort nauwkeurig beziet, die veel duurder en smaakvoller
zijn, dan zou men ze waarlijk alleen koopen om de aller
liefste teekeningen en ze als zoodanig bewaren
c //^y.
MÉ- L
li
Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Zater-
agavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEH-
ENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
ITOEZOTCPEN STD^ICSSr één dag vroeger. t j
HhadBU lil'I i HIIIIaa—b—bh—
Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
AJ)VERTFN$r$N srim I R rf.~els fO.75; iedere regel me>rfOJ
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
In vroegere jaren, lang geleden, werd in de oudejaars-
lond en de nieuwjaarsdag alleen in den huiselijken kring
jyierd, en alleen de naaste buren gaven blijk van hunne
igenomenheid en belangstelling. Later is dat kringetje
teer en meer uitgebreid, 't Vieren van dien dag begon
ene grootere afrneetiog te krijgen. Zelfs aan de hoven
lerd het een bepaalde receptie-dag. De afgezanten, de
Derrie I looi rist.nln.
Roman naar het Engehch van W. WANNA.
3.
Het voorspel is voorbij, het drama van mijn leven begint,
an Madeline zag en hoorde ik niets meer, slechts eenige
Iftanden na hare aankomst in haar vaderland kwam er een
tachtig kistje met gedroogde, zoete vruchten, vreemde noten
1 andere vreemde heerlijkheden, geadresseerd in het mij wel-
jkende handschrift aan mr. Hugli Trelany in Munsters pen-
jmaat. Mijne schoolmakkers lachten mij spottend uit, toen
t kistje aankwam en mij werd overhandigd. Ik opende het,
de verwachting, ergens een schriftelijken groet te vinden,
teeken, dat ik niet vergeten was; maar er bevond zich van
(en aard niets in. Met eenigermate bezwaard hart verdeelde
de meeste vruchten onder mijne kameraden, ik zelf at
e' slechts weinig van; de rest borg ik in mijn koliertje, tot
Ze eindelijk schimmelden. Hoewel ik mij toen genoodzaakt zag,
Ze weg te doen, kon ik liet toch niet van mij verkrijgen, ze
°P den vuilnishoop te werpenin het geheim nam ik ze mede
'laar den tuin en begroef ze in den grond, en terwijl ik dit
deed, overviel mij een gevoel, alsof al mijn- hoop, om mijne
lieveling ooit weder te zien, mede in de kleine groeve werd
öedergelegd.
Een tweede zending kwam er niet, ofschoon ik in mijne
jongensachtige onnoozelheid een kleinen dankbetuigingsbrief
schreef. Alles bleef stil. De kleine Madeline had evengoed in
dat verre land begraven kunnen zijn.
dot mijne veertiende jaar bleef ik op de kostschool. In al
•Hen tijd verdween Madeline geen dag uit mijne herinnering
evenmin de gedachte, op zekeren dag eens over de oceaan te
varen en haar lief gelaat weder te zien. Deze vurige, in het
geheim gekoesterde liefde was, ik mag dat zeggen, liet licht
punt van mijn leven gewordenzij gaf aan mijn jongelings-
ven een zekere belangrijkheid en maakte mij fijngevoeliger
cn weekhartiger. Wat wonder, dat ik met voorliefde die geschie
denissen las, welke mij in den geest verplaatsten naar die
weelderige, heerlijke gewesten en dat ik bij voorkeur verzen
uiaakte in welker afwisselenden inhoud, zij en altijd wederzij
de hoofdfiguur was.
A an mr. Munsters opvoedings-methode had ik in den loop
der tijden in ruime mate geprofiteerd en ik was reeds op den
goeden^ weg, om voor mijne verdere ontwikkeling den noodigen
*etenschappelijken grond te.leggen, toen ik op een zekeren
°rgen het vernietigende bericht ontving, dat mijne goede
vader gestorven was en ik nu alleen op de wereld stond.
Sedert jaren had ik weinig meer van mijn vader gezien en
gedurende al den tijd, dien ik op Munster's kostschool heb
doorgebracht, heb ik nooit, gelijk de andere scholieren, mij met
de vacantie naar huis mogen begeven, waut mijn arme vader
had eigenlijk zelve geen tehuis meer. Munster was mijn twee
de bakermat, mr. en mrs. Munster mijn tweede vader en moe
der. En toch was liet bewustzijn, dat er ergens in de wereld
nog iemand met liefde aan mij dacht en voor mijn onderhoud
zorg droeg, mij altijd een weldadig gevoel geweest, dat mij
het nu geledene verlies te smartelijker deed gevoelen. Daarbij
kwam nog een ander gevoel, hetwelk mijn hart met zorgen
vervulde: wanneer ik nu niemand meer had, die mijn kost
geld betaalde, wat zou er dan van mij worden, daar ik, voor
zoover ik mij bewust was, geen andere bloedverwanten bezat?
Ik vToeg mij dit herhaaldelijk af, doch vond geen antwoord.
Zooverliep de dag in geween en geklag en eerst laat in
den nacht kreeg de slaap op mijn geest de overhand.
Den anderen morgen, toen ik mij aankleedde, kwam mrs. Mun
ster in mijn kamer met een zwarten rouwband, welken zij
om mijn linker arm bevestigde.
„Dat draagt gij nu voor uw vader," zeide zij. Daarna liet
zij haar blik deelnemend op mij rusten, boog zich over mij
heen, kuste mij op het voorhoofd en zeide zacht: „Mijn arme
jongen!"
Ik vroeg haar of ik niet mijn dooden vader mocht zien en
of ik "niet zijn lijk ter begraafplaats "mocht volgen? Op deze
vraag sprongen de goede vrouw de tranen in de oogen, ter
wijl zij mijne hand vatte.
„Gij zult hem nimmer zien," zeide zij, „nimmermeer! Hij
stierf in Amerika en werd begraven, nog eer het bericht tot
ons kwam. Maar gij zijt een dappere knaap," voegde zij er
aan toe, „en gij moogt u niet al te zeer aan uwe droefheid
overgeven. Het is wel is waar vroeg voor u, maar zie, kommer
en zorgen komen vroeger of later toch. Beter, dat ze in de
jeugd komen, dan zijn ze lichter te dragen."
„Mrs Munster," zeide ik weemoedig, „wat moet er nu van
mij worden
De oude dame schudde het hoofd.
„Dat weet ik zelve nog niet, mijn beste jongen, antwoordde
zij. „Uw arme vader heeft ons geen cent voor u nagelaten.
Maar, hebt gij geen bloedverwanten, Ilugh F'
„Neen," antwoordde ik, „geen een."
„Weet gij dat wel zeker ging zij voort. „Deuk eens
goed na, Hugli
Ik dacht na, maar het hielp niets; ik herinnerde mij nie
mand, jegens wien ik eenige rechten van bloedverwantschap
had kunnen laten gelden.
„Geen oom, geen tante of neven F'
Eensklaps herinnerde ik mij iets van dien aard. „Toch wel,
mrs. Munster," riep ik uit, „een tante heb ik, tenminste ik
had er eene, maar zij zal ook wel al gestorven zijn.„
„Wij willen het niet hopen," zeide mrs. Munster, „waar
woont- zij dan, hoe ziet zij er uit?"
„Hoe zij er uitziet? ik heb haar nog nooit gezien."
„Zaagt gij haar nooit?"
„Neen, zij bezocht ons nooit, maar ik hoorde mijn vadei
over haar spreken. Zij is een zuster van mijne moeder, haar
naam is Martha Pendragon, zij woont in Cornwallis."
„Martha Pendragon," herhaalde mrs. Munster. „Is zij gehuwd?"
Ik dacht een oogenblik na en herinnerde mij, een brief te
hebben gezien, die geadresseerd was geweest aan mr. Pen
dragon, en dit vertelde ik toen.
„En waar woont zij
„In St. Gurlott, in Cornwallis."
Mrs. Monster schreef dit op.
„Mrs Martha Pendragon, St. Gurlott, Cornwallis. Dat zal
bepaald terechtkomen. St. Gurlott is, voor zoover mij bekend
is, een kleine plaats. Heb nu eenige dagen geduld; ik zal de
dame heden nog schrijven, en haar vragen, wat er nu moet
worden gedaan.
Er bleef mij niets over, dan het verdere af te wachten, en
dat deed ik ook, ofschoon het mij niet mogelijk was, mrs
Munster's raad op te volgen, en geduldig af te wachten.
Mijne flauwe herinneringen van den omgang met deze tan
te waren weinig aanmoedigend. Voor de eerste maal begon ik
nog af te vragen, waarom mijne moeder, die toch hare zuster,
voor zoover ik mij kon herinneren, hartelijk had lief gehad,
haar nooit in Cornwallis bezocht had; waarom mijne tante,
toen mijne moeder op sterven lag, niet tot haar was gesneld?
Daarover dacht ik nu vier dagen lang na. Na verloop van
dien tijd ontving mrs. Munster een brief van mijne tante; de
goede vrouw opende hem, las hem en wierp daarbij op mij een
zonderlingen blik.
„Hij koint van uwe tante Hugh," zeide zij, toen zij den
brief gelezen had.
„Van mrs. Pendragon?" vroeg ik.
„Ja, antwoordde zij, „van uwe tante Pendragon."
Gaarne had ik iets meer vernomen; mrs. Munster zeide mij
evenwel verder niets; zij herlas den brief en bestudeerde dien
zorgvuldig, precies, alsof er een rekenkunstig vraagstuk moest
worden opgelost. Op dit oogenblik trad mr. Munster binnen
en hem overhandigde zij nu het gewichtige schrijven. Mijne
nieuwsgierigheid werd ten hevigste geprikkeld, toen ik zag,
hoe hij den brief las, herlas en daarna op mij een medelij
denden blik wierp.
„Zoo is alleS in orde, denk ik," zeide hij, zich tot zijne
vrouw wendende. „De knaap moet daarheen."
„Is het niet zonde en jammer Na de opvoeding, die hij
hier heeft genotenzeide zij tot haren man, daarna zich