De lijn Tan Si. Gurlott.
Donderdag, 3 Maart 1887.
31ste Jaargang. Ho. 2068.
Gemeente Schogen
Bekendmakingen.
Nationale Militie.
NATIONALE MILITIE.
Eerste Zitting van den Militieraad.
Hinnenlandsch Nieuws.
Wordt Vervolgd.
SCHAGER
Al pi es li lis-,
COURANT.
a
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater
dagavond. Eij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVER-
TENTIÉN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN èén dag vroeger.
Uitgever: J. WINKEL.
Bureau: iCÜAGLiï, Laan, D, 5.
Prijs per jaar f3.Franco per post f3.00.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTEN1IËN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f 0.15
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
POLITIE.
VERLOREN:
Op Zondig, den 27en Februari j.1., langs den weg van Schagen
naar Schagerbrug,
een zilveren armband.
Inlichtingen hieromtrent worden verzocht ter Secretarie dezer
gemeente.
De Burgemeester van Schagen, brengt ter keDnis van de
lotelingen, welke Mei a. s. kunnen worden opgeroepen ter in
lijving voor de Nationale Militie, dat ter Secretarie aldaar
inlichtingen kunnen worden bekomen, omtrent de voorwaarden,
waaronder, door hun als zoodanig, de volgende voorrechten
kunnen worden verkregen, namelijk:
1°. Plaatsing bij bet korps en in bet garnizoen hunner keuze;
Huisvesting zoo veel mogelijk bij elkander in de Kazerne;
Het zooveel mogelijk, desverkiezende, meuage houden met
elkander, met de adspirant-onderofficieren, of de adspirant—
korporaals;
Vermindering van den tijd voor eeiste-oefening tot op tien
maanden.
Schagen, den 22 Februari 1887.
De Burgemeester voornoemd,
G. LANG EN BERG.
2°.
8°.
4°.
O P R O E P I i\
Burgemeester en Wethouders van Schagen
Gezien art. 86, 87 en 88 der wet op de Nationale Militie.
Gelet op eene Missive van den Heer Militie-Commissaris in
bet 3e district van Noord Holland
Brengen ter kennis van de belanghebbenden.
Dat de eerste zitting van den Militieraad zal worden gehou
den ten RAidhuize te Hoorn, op Dinsdag den 15eu Maart
eerstkomende, des morgens ten 11 ure.
Dat voor den Militieraad moet verschijnen
lo de vrijwilliger voor de Militie
2o. de loteling die vrijstelling verlangt wegens ziekelijke
gesteldheid of gebreken of gemis van de gevorderde lengte;
3o. Hij die voor een loteling als plaatsvervanger of nummer-
verwisselaar verlangt op te treden.
Schagen, den 25en Februari 1887.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
C. LANGENBERG.
de Secretaris,
DENIJS.
Het Hoofd van liet Plaatselijk Bestuur der Gemeente Schagen,
breugt bij deze ter kennisse van de ingezetenen dier gemeente,
dat het kohier No. 5 voor de belasting op het Personeel, over
het dienstjaar 1886/87, op den 24 dezer door den Heer Pro
vincialen Inspecteur in de Provincie Noordholland is executoir
verklaard en op heden aan den Heer Ontvanger der directe
belastingen binnen deze gemeente ter invordering is overgegeven.
Ieder ingezeten, welke daarbij belang heeft wordt alzoo ver
maand op de voldoening van zijnen aanslag behoorlijk acht te
geven, ten einde alle gerechtelijke vervolgingen welke uit na
latigheid zouden voortvloeien, te ontgaan.
Schagen, den 28 Februari 1887.
Het hoofd van het Plaatselijk Bestuur voornoemd,
G. LANGENBERG.
Drie dochters van den werkman W. Glas te Stroet, ge
meente Sint Maarten, allen op éénzelfde datum geboreu, vier
den 28 Februari 1.1 hun verjaarfeest.
Dinsdag j.1. hield de raad der gemeente Zijpe zijne ver
gadering, die door alle leden werd bijgewoond. Na openiug
werden de notulen der vorige vergadering gelezen en goedgekeurd.
Yerder werd mededeeling gedaan van een schrijven van Ged.
Staten, waarbij den raad werd kennis gegeven, dat, ten opzichte
van eenige artikelen, voorkomende in de bekende nieuwe poli
tie—verordening, aan Z. M. den Koning vernietiging was voorge
dragen. Dit schrijven werd voor kennisgeving aangenomen.
Hierop ging de vergadering over in Comité ter vasttelling
van den Hoofdelijken Omslag.
De brievenbesteller De Koning, te 's-Gravenhage, die
gelijk met onzen Koning verjaart en 19 Febr. de helft van den
leeftijd van Z. M. bereikte ontving van Z. M. een fraai gouden
horloge.
Twee personen, die in een trein van Rotterdam naar
Den Haag reden, hadden groot verschil over de temperatuur in
de coupe. Zoodra de trein zich inbeweging zette, trok de een
het raampje op en zeide:
Ik ben erg verkouden, ik wil niet hopen, dat gij er iets
tegen zult hebben als ik het raampje dicht doe.
Roman naar het Engelscli van W. WANNA.
Twintigste Hoofclsstulc.
20.
Nadat ik in Londen was aangekomen, besprak ik eerst een
kamer in een klein koffiehuis van het Soho-kwartier, zette daar
mijne bagage neder en begaf mij dadelijk naar het bureau der
mijn—compagnie. Het was drie uur in den namiddag, ik hoopte
de heeren aldaar nog aan te treffen.
Hoe verbaasd was ik, toen ik, op de plaats mijner bestem
ming aangekomen, vond dat de „bureaux" slechts uit twee
kleine kamers bestonden, in een huis, dat in een der zijstraten
der Cliancery-Lane stond. Een oude, armoedig er uitziende
commies ontving mij en zeide mij, dat mijnbeer de directeur
aanwezig was en zich in de aangrenzende kamer bevond.
Daar binnen gelaten, gaf ik een uitvoerig bericht omtrent
de oorzaak van mijne komst, doch ontdekte al spoedig, dat
ik die zeer goed had kunnen nalaten. „Zoo heer, zoo knecht"
werd ook liier bewaarheid. George Redruth had in ieder geval
reeds bij de vestiging der actiën-maatschappij er aan gedacht,
bruikbare, gewillige menschen rondom zich te scharen, wier moraal
even versleten was als de zijne. Noch voor mijne eigene be
langen, noch voor het gevaar der mijnwerkers vond ik eenig
gehoor ook scheen het mij toe, dat men van mijn komst was
verwittigd geworden, want op al hetgeen ik zeide, lachte de
directeur ongelooflijk en gaf mij eindelijk met koele beleefdheid te
kennen, dat het onderhoud als afgeloopen kon worden beschouwd.
Zeer verslagen verliet ik het huis en begaf mij langzaam
naar Charing-cross. Wat ik nu beginnen moest, wist ik zelve
nog niet. In droevige stemming wandelde ik door de vreemde
straten het was Zaterdagmiddag, eene luidruchtige, gejaagde
menschen menigte spoedde zich naar het strand. Ten einde
liet gewoel te ontgaan, was ik juist van plan, eene der zijstra
ten in te slaan, toen ik mij eensklaps tegenover eene vrouw
bevond, die een luide kreet slaakte, zoodra zij mij zag.
Doch zij was zoo veranderd, dat ik haar ten nauwernood
meer herkende. Zij was als eene dame gekleed en zag er ook
zoo uithaar gelaat was bleek, de blik harer oogen droevig
en afgemat.
Zij stond stil en sprakeloos. Deze onverwachte ontmoeting,
hier, waar zij mij het allerminst had kunnen verwachten aan
te treffen, was zoo overstelpend, dat zij zenuwachtig begon te
sidderen en een oogenblik scheen te wankelen.
„Hugh I" riep zij eindelijk, „gij hier
„Ja," antwoordde ik ernstig, „ik ben hierl"
Dat ik haar zoo wederzag, stemde mij niet blijmoedig. Had
ik haar aangetroffen, arm, vernederd, zelfs met het stempel
der schuld geteekend,ik zou haar in mijne armen gesloten en toege
roepen hebben //arm, ongelukkig kind, ga met mij mede naar
huis I" docli zooals zij nu voor mij stond, gekleed en opge
smukt als eene lady, nu kromp mijn hart ineen; ik dacht
met weemoed aan de oude lieden, die gebogen onder hun
leed, thuis eenzaam en verlaten waren.
Mijne zonderlinge houding, moet zeker aan de voorbijgan
gers opgevallen zijn, want het publiek bleef ons staan aan
gapen eensklaps nam Annie mijn arm en trok mij een zijstraat
in. Wij wandelden verder, zonder een woord te spreken, tot
wij op een plein kwamen. Daar liet Annie mijn arm los en
zeide
z/Hugli, kwaamt gij naar Londen, om mij op te zoeken
„Neen, ik had andere zaken, maar ik beloofde, u tehuis te
brengen, wanneer ik u toevallig mocht ontmoeten."
Zij werd nog bleeker en brgon weder te beven. Toen ik
die laatste woorden sprak, schudde zij het hoofd en vulden
zich hare oogen met tranen.
„Ik kan niet naar huis gaan, Hugh," zeide zij bedroefd,
„nog niet I"
„Nog niet?" herhaalde ik, „zal het later beter gaan dan nu
„Ja, Hugh, en dat wel zeer spoedig, naar ik hoop, en dan
zal alle kommer voor altijd een einde nemen."
Ik haalde de schouders op en wendde mij afzij legde
wederom haar hand op mijn arm en zeide
„Hugh, beste Hugh Gij hebt mij nog niet eens een hand
gegeven, mij nog niet aangezien, zooals gij dat vroeger placht
te doen gij denkt zeker, dat ik u allen oneer heb aangedaan
maar, bij God in den Hemel, zoo erg is het niet. Ik ben eene
wettelijk getrouwde vrouw
„Eene wettelijk getrouwde vrouw Wiens vrouw
„O, vraag mij dat niet, ik kan u dat niet zeggen. Doch
ik ben zijne vrouw en weldra, spoedig, zeer spoedig, ook zijne
voor de wereld erkende vrouw. Hugh, wilt gij mij niet uwe
hand geren en mij zeggen, dat gij mij vergeeft?"
„H heb u niets te vergeven," antwoordde ik, „gij hebt
jegens mij niets misdreven, maar het geluk van ons huis hebt
gij verstoord en het hart van uwen vader gebroken
,/Hugh!"
„Het is goed, dat gij het verneemt, Annie," ging ik voort,
„loen uwe vlucht ontdekt werd, heeft uw vader het dapper
gedragen, maar het schijnt, dat hij zijn zwaarste leed voor ons
geheim houdt; het knaagt aan zijn hart en hij is nu een oude,
afgeleefde man
Ik zweeg, Annie ging eenige schreden ter zijde en weende
bitterlijk. Ik volgde haar en greep hare hand.
„Annie," zeide ik, „noem mij den naam van den man, die
de oorzaak is van al dit onheil en ik zal u niet verder vragen."
Zij schudde nogmaals het hoofd.
„Ik kan u dat niet zeggen, Hugh. Waarom staat gij er op,
dat te weten? Ik zeg u immers reeds, dat ik zijne vrouw
ben
„Wanneer gij dat werkelijk zijt, waartoe dan die geheim
houding
„Hij hoeft redenen, waarom hij mij niet voor de wereld als
zijne vrouw kan erkennen en ik heb daarom met een heiligen
eed mij verplicht, zijn naam niet te noemen, tot hij zelve mij
daartoe verlof geeft. Is het u dan niet genoeg, te weten, dat
ik geen schande over u heb gebracht en gelukkig ben
Zoo zeide zij, maar zij zag er niet gelukkig uithaar bleek,
vermagerd gelaat logenstrafte deze bewering.
„Wilt gij dat tegen mijne ouders zeggen zeide zij, „wilt
gij hen mededeelen, dat het mij goed gaat en zij om mijnent
wege niet in angst behoeven te verkeeren, want ik kom
spoedig, zeer spoedig terug
„Waar woout gij vroeg ik.
„Zeer dicht bij," antwoordde zij schielijk, „ik was op weg
naar huis, toen ik u ontmoette. Wilt gij met mij mede gaan,
Hugh Ik zal u mijne kamers laten zien."
Ik stemde er in toe. Zij ging mij voor en hield stil voor
een huis in de Graven-street. Snel opende zij de huisdeur,
vloog eenige trappen op en trad een kamer binnen.
„Dat is mijne woning, Hugh," zeide zij.
Er was inderdaad een zeer groot verschil tusschen de een
voudige Cornwallische keuken en de vertrekken, waarin zij nu
haar leven doorbracht. In zulke vertrekken had ik wel Made-
line verwacht te vinden, doch niet het kind van een armen
mijnwerker.
Nadat ik alles in oogenschouw had genomen, maakte ik
mij gereed om heen te gaan.
„Waarheen wilt gij gaan, Hugh vroeg Annie. „Naar
huis
„Ik weet het niet,* antwoordde ik.
„Zult gij nog eens terugkomen
„Ook dat kan ik niet zeggen. Nadat ik vernomen heb, dat
het u goed gaat en dat gij gelukkig zijt, zie ik niet in,
waartoe ik u nog verder zou lastig vallen. Op den dag, op-
welken uw zon ondergaat, vindt gij den terugweg tot hen, die
u altijd lief gehad hebben, vóór die ellendeling uw weg
kruiste
Ik opende de deur, trad over den drempel en stuitte op
twee mannen, die mij zonderling aaukeken. Een legde zijn
hand op mijn schouder en zeide op ruwen toon
„Halt, jong mensch, wij zoeken u wegens een moord