11 e mijn van Ut. Gurlott. Zondag, 27 Maart 1887. 31ste Jaargang. No. 2075. AMSTERDAMSCHE KRONIEK. Uitgever: J. WINKEL. Bureau: SCHAOEÏ, Laan, D, 5. (iemeente Sc ha gen, Bekend ma k i n ge n SCHACER Alieimi lis- ÜRAN Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater dagavond. Dij inzending tot 'a middags 12 ure, worden ADVER- TENTIÉN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIÉN van 1 tot 5 regels f0.75; iedere regel meer f 0.15 Groote letters verden naar plaatsruimte berekend. De Burgemeester van Scliagen, brengt ter kennis van de ingezetenen, dat de Heer Landmeter van het Kadaster, zich, tot het opnemen van kadastrale verandeiingen, in deze gemeente zd verveegen in het begin der volgende maand. Schngen, 22 Maart 1887. De Burgemeester voornoemd, G. LANGENBERG. Natuurlijk is Amsterdam geen Berlijn, maar de feest vreugde in de Nederlandsche hoofdstad bij de viering van Koning Wiltems zeventigsten jaardag belooft naar verhou ding minstens even groot te zullen zijn als de geestdrift in de Pruisische hoofdstad ter gelegenheid der negentigste verjaring van Keizer Wilhelm. Den optocht uitgenomen, geloof ik niet dat de omvang der feestelijkheden minder luisterrijk zal zijn dan bij de viering van 's Konings vijf entwintig-jarige regeering in 1874. Er heerscht nu reeds een opgewondenheid en een feestelijke stemming, die zich op aller gelaat afspiegelt. "Welk een onderscheid met voor weinige weken geledenToen had het allen schijn of ons een formeele burgeroorlog te wachten stond tusschen „so cialen" en anti-dito's. Strijdzuchtige liederen weergalmden langs de Amsterdamsche straten; er werden klappen en houwen uitgedeeld, er werden glazen ingeworpen, het Waterlooplein weerkaatste het geknal der uit de Leeuw geloste geweerschoten, en de slachtoffers vau het tumult werden bij dozijnen naar het gasthuis veivoerd. En thans Roman naar liet Engelsch van W. WANNA. ^Cesentvviiitig-sste Hoofdstuk. 27. Zoo was Annie dan weder in het ouderlijke huis terugge keerd en opnieuw een lid der kleine gemeente van St. Gurlott geworden. Doch de dingen hadden voor haar een treurige ver anderde gestalte aangenomen en menigmalen, wanneer ik het arme kind in hare geduldige lijdzaamheid gadesloeg, had ik er bijna berouw van, haar naar huis medegenomen te hebben. Oom, dat is waar, was zeer verheugd over haren terugkeer, hij behandelde haar met steeds dezelfde zachtheid en gevoelde zich nooit gelukkiger, dan wanneer zij in zijne nabijheid was, en Annie, die zulks wel ontdekte, behandelde hem ook met de meeste oplettendheid. Maar met tante was de verhouding anders. Zij, die anders de goedmoedigste aller vrouwen is geweest, behandelde het meisje nu met eene zekere hardvoch tigheid, welke zij zelve bij ieder ander zou afgekeurd hebben. Zij liet haar geen rust en vervolgde haar onophoudelijk met verwijtingen over het leed, dat zij over hen gebracht had; voortdurend gaf zij Annie de schuld van het "zoo zichtbaar verval van haren ongeiukkigen vader. Nooit liet zij na, Annie er aan te herinneren, dat zij eerst tehuis was gekomen, nadat haar onbekende minnaar haar in den steek had gelaten, en eerst toen zich de harten had herinnerd, die zij had gebroken. Annie verdroeg dit alles zonder een enkel woord° van ge- klach. „Ik boet slechts voor mijn eigen schuld," zeide zij, „moeder zegt slechts, hetgeen waar isik heb al dit onbe schrijflijk leed over mijne ouders gebracht en mag niet mor ren over de harde straf." En toch leed zij er zeer zwaar on der en dikwijls zag ik sporen van tranen op hare vermagerde wangen. Waar evenwel het bittere gebrek aan de deur klopt, daar blijft juist niet veel tijd tot sentimenteel treuren. Ik zag spoe dig in, dat de beste weg, om Annie en ons allen te helpen, die was, voor mij eene betrekking te zoeken, die mij in staat zou stellen, evenals vroeger wekelijks iets bij te dragen in de kosten der huishouding. In St. Gurlott werk te vinden, daarvan was geen sprake; derhalve zocht ik verder. Na tal- looze brieven en veelvuldige teleurstellingen gelukte het mij eindelijk, een plaats als opzichter in de kopermijn van Devon te krijgen. Deze betrekking was in alle opzichten voordeelig en finan- tieëel zelfs gunstigbiunen veertien dagen zou ik dezelve ■aanvaarden. ademt alles vrede en vreugde, alsof er voor het oogenblik geen „sociaal" meer op de wereld is. De beoefenaars der historische kritiek, die elk stukje en brokje der geschiedenis onder het microscoop leggen, om te zien hoe zij 't het best kunnen vernietigen en verpletteren, zullen over twee- of driehonderd jaar een harde noot te kraken hebben aan die Amsterdamsche feesten van anno 1887. „Wat! zullen ze zeggen, in Februari vechten als katten en honden, en in April pret en pleizer maken Dat is te gek om alleen te loopenUw gezond verstand zegt u immers, geachte toehoorders, dat zoo iets rijmt als inktkoker op pompstok Die lui uit de negentiende eeuw hebben ons, verlichte zonen der eenentwintigste, wat op de mouw willen spel den. Malligheiddie feesten zijn er nooit geweestPuur sage en legende, net als die histories van Albrecht Beijling en Antonius Hambroek En de geleerde heeren halen met een goedig glimlachje hunne schouders op over zooveel onnoozelheid. Des te meer verheugen wij ons, in het heden levende, over de verblijdende tegenstelling tusschen Februari en April. Het is vrij wat gepaster, zijn liefde voor den feest vierenden Oranjevorst te betuigen door middel van groen en vlaggen en lichtglans, dan door slagen en houwen op de hoofden der ellendelingen, die zich niet ontzien hebben oin hun wrok en haat op de laaghartigste wijze te uiten door het verspreiden van allergemeenste schotschriften. Verklaarbaar, schoon niet vergeeflijk, is het, dat de ver- onwaardiging des volks zich e*n oogeablik geen meester bleefdoch gelukkig heeft de bedachtzaamheid zich spoe dig weer doen gelden en gold ook voor de socialen de waar heid, „dat er nog rechters zijn m Amsterdam." Die be treurenswaardige botsing behoort thans Goddank weer tot de geschiedenis, en de Kroniekschrijver heeft weer in ruime mate stof van verblijdender aard ter zijner beschikking. Hij behoeft de oogen slechts om zich heen te slaan, om Ik was druk bezig met mijne voorbereidende maatregelen voor het op handen zijnde vertrek, gelukkig in de gedachte, op een plaats te komen, waarheen het bericht van mijn noodlot, naar het al den schijn had, nog niet was doorgedrongen, toen ik op zekeren dag iets vernam, hetwelk met één slag al de geheime verwachtingen van mijn hart vernietigde. Een in het dorp loopend gerucht sprak van een aanstaand huwelijk van George Redruth met Madeline Graham. Hoe dat gerucht was ontstaan en van wien het kwam, wist niemand te zeggen, maar het bestond en ging van mond tot mond Dit bericht maakte mij eerst geheel en al verslagen, daarna kreeg een ontembare ijverzucht bij mij de overmacht. Ik was niet meer in staat, iets te doen of aan iets anders te denken, dan dat het eenige wezen, dat ik boven alles lief had, zou toebehooren aan een ander, en dat die ander degene was, dien ik haatte gelijk geen tweede. Ik kou mijn geheim niet langer verbergen, hel stond met leesbaar schritt in mijn voorhoofd gegrift. Toen Annie deze tijding vernam, weende zij hevig, en ik, blind als ik tot lieden was, geloofde, dat dit geschiedde uit deelneming voor mij. „Het is eene schande, Hugh," zeide zij, „dat zij, nadat zij eerst u op haar heeft verliefd gemaakt, nu de vrouw van een ander wil worden." „Geen woord over miss Graham," antwoordde ik driftig, „zij is een engel „Geen ongenoegenriep tante uit. „Het. gaat ons niets aan, waarom zouden wij er ons dus mede bemoeien. En boven dien is het zoo ook beter. Zij zou toch nimmer Hugh's vrouw hebben kunnen worden, en het is niët goed, dat jonge men- sclien, die elkander toch niet kunnen trouwen, met elkander blijven omgaan." In hare woorden lag wel veel waarheid, ofschoon ik, in mijn woede en jalouzie, daarop weinig acht sloeg. Eenige dagen van nadenken brachten mij evenwel op hetzelfde stand punt toonden mij aan, dat ik een dwaas was en dat het bericht, hetwelk op mij zulk eene verpletterende uitwerking had gehad, niets was, dan wat ik reeds lang had kunnen voorzien, wanneer ongerechtvaardigde, wilde hartstocht mij niet blind had gemaakt. Want na al het gebeurde wat was ik dan eigenlijk voor Madeline? Gedurende mijne jongensjaren had ik haar in kinderlijke liefde aangebeden; later, toen wij elkander weder ontmoetten, zag ik duidelijk dat dit tijdperk, hetwelk voor mij alles en alles was geweest, bijna volkomen uit hare herinnering was verdwenen. Want veroorloofde een gunstig oogenblik, dat ik haar het leven kon redden, daarvoor was zij mij dankbaar geweest en had zij later gelegenheid gevonden, mij een derge- lijken dienst te bewijzen; nu was die schuld immers vereffend wat wilde ik dan nog van haar? allerwegen de veelbelovende voorteekenen van goede en genotvolle dagen, op te merken. En de toebereidselen voor die vreugdevolle dagen bepalen zich niet uitsluitend meer tot plannen en ontwerpen, maar beginnen zich langzamer hand reeds hier en daar te verwezenlijken. Woensdag kon onze Burgemeester de toen gehouden gemeenteraadszitting niet presideeren, daar hij eensklaps naar de residentie was ontboden, ter audiëntie bij Z. M. den Koning. Als voorzitter van den Raad fungeerde toen de oudste wethouder. Het vermoeden ligt voor de hand, dat het onderhoud op die audiëntie uitsluitend zal geloopen hebhen over 's Konings komst in de hoofdstad. Er schijnt dus voorloopig gelukkig nog geen grond te bestaan, voor de hier en daar uitgesproken vrees, dat de Koning door zijne bekende kwaal, verhinderd zou worden, het feestelijk ge tooide Amsterdam in oogenschouw te komen nemen. Tot op dit oogenblik althans weet men niet beter of de Koning komt. stellig. In de bovengenoemde Raadszitting is bij accla matie een voorstel goedgekeurd, om de gemeente tot een .bedrag van f 15.000 te doen deelnemen aan de door de Feest-Commissie beraamde festiviteiten. Deze en gene vindt dit bedrag voor een stal als Amsterdam, wel wat klein, doch was 't het dubbele, dan zouden anderen het wellicht weer te groot achten in dezen slechten tijd, en dus is de gulden middenweg ook hier de beste. Voor den Dam alleen is door de bewoners van dien omtrek een versie ringsplan gevormd, dat maar even twintigduizend gulden zou kosten; men kan er zich dus op voorbereiden, dat hetgeen daar te zien komt, het glanspunt van al de straat decoraties zal vormen, trouwens geen ongepaste onder scheiding voor den omtrek van 's Konings paleis. Als de koninklijke familie zich voor de vensters plaatst, behoort zij in die dagen het uitzicht te hebben op eene lust warande. Jammer dat men het leelijke „monument" mid den op den Dam (de peperbus noemt het volk het hier) Aan al deze waarheden denkende, en ze mij telkens weder herhalende, slenterde ik op zekeren avond van het dorp lang zaam naar huis; bij het tuinpoortje stond ik nog eenmaal stil en staarde droomend over het moeras naar die plaats, waar ik eenige maanden geleden Madeline gered had. Als ik daar zoo stond, kwam eensklaps de gedachte bij mij op, nog eens die plaats op te zoeken; haastig begaf ik mij dus opweg en richtte mijne schreden naar de kust. Het was een heerlijke, heldere nacht, ofschoon de voort jagende wolken een naderenden storm verkondden. De zee lag zoo stil en vreedzaam als de vijver bij liet heerenhuis, zelfs aan den oever sloeg ternauwernood de golf zachtkens tegen het kiezel. De maan bescheen met een blauwachtig licht het boothuisje, naar hetwelk ik met een weemoedigen blik staarde; immers, ik wist dat zich daarin het vaartuig bevond, waarin Madeline liad gelegen. Langzamerhand verzonk ik geheel in gedachten, alleen aan haar gewijd; het was mij, als voelde ik haar hoofd tegen mijn schouder rusten, en als sloeg zij haar kouden, blooten arm om mijn hals ik zou in dit oogenlik de helft van mijnen leeftijd er voor gegeven hebben, nog eenmaal dat uur te mogen doorworstelen. Ik was juist van plan, met een diepe zucht deze plaats te verlaten, toen er werkelijk een hand op mijn schouder werd gelegd; mij eensklaps omdraaiende, vond ik Madeline tegen over mij. Ja, zij wis het inderdaad, van voorkomen meer een geest dan een wezen van vleesch eu bloed, zoo bleek was haar gelaat, z >o treurig stonden haar oogen. Zij was van het hoofd tot de voeten gehuld in kostbaar pelswerk, een donkere shawl was over haar hoofd geslagen. Het bloed steeg mij naar de slapen, doch ik behield gelukkig nog zooveel zelfbeheersehing, dat ik haar kon aanspreken. „Madeline zeide ik, „miss Graham, gij hier, in dit uur „J^" antwoordde zij gelaten met een flauw lachje, „het is een zonderlinge plaats, waar wij elkander ontmoeten, maar gij weet immers, mr. Trelany, ik ben nu eenmaal een zon derling wezen. Doch, om de waarheid te bekennen, ik ben u gevolgd." „Volgdet gij mij „Ja. Ik ben na het avondeten met Anita uitgegaan, met het plan, u in uw huis op te zoeken. Toen vij in de nabijheid er van kwamen, zagen wij u bij het tuinpoortje staan en zooals wij naar u toeliepen, gingt gij duars over het moeras naar het strand. Ik zond Anita terug en volgde u hierheen." Ik kon mij over hare tegenwoordigheid niet zoo recht ver heugen, want in zekeren zin was het voor mij eene kwelling, dat zij van haren verloofde kwam. Ik bedwong mij evenwel en zeide: „Het is niet goed, dat gij u aan de nachtlucht bloot stelt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1887 | | pagina 1