De mijn van St. Gurloit.
Donderdag, 21 April 1887.
31ste Jaargang. Ho. 2082.
SCHA6ER
lil8li88li Nieuws-,
COURANT.
AlïBltBËt- L
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater
dagavond. Eij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVER-
TENTIÉN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vrceger.
Uitgever: J. WINKEL.
Ifiircau: S( H.ICilF\, T>nan, I), 5.
Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f 0.15
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
t.
Meer dan eens heeft het de opmerkzaamheid van menigeen
getrokken of liever verbazing verwekt, dat er gedurig men-
schen gevonden worden, die dwaas en zonderling kunnen
handelen. Dit verschijnsel vertoont zich overal. Nog ster
ker is 't, dat ieder land een plaats weet aan te wijzen,
alwaar naar 't schijnt, de meeste dwaze menschen ge
woond hebben. Zoo zal men in Nederland nog altijd spreken
van een Kamper streek, al is degeen, die de dwaasheid
begaat, zelfs daar niet geboren, noch een bloedverwant van
een inwoner uit die stad. Die plaats heeft er nu eenmaal
den naam van, en ieder weet bij ondervinding, hoe moeielijk
't is, om een kwaden naam weer kwijt te raken. Gaarne
geven we dan ook toe, dat die naam geheel onverdiend is
en liever willen we de reden opgeven, waarom er tegen
woordig overal menschen worden aangetroffen, die de eene
of andere domme streek begaan.
Ergens in 't groote duitsche rijk ligt of lag 't stadje
Schildburg. De inwoners hadden 't zoover gebracht, dat ze
heinde en ver bekend stonden wegens hunne echt domme
streken. Opmerkelijk was 't evenwel, dat die zelfde men
schen in vroegeren tijd eerst beroemd waren geweest
wegens hunne overgroote wijsheid en geleerdheid. Juist die
groote geleerdheid werd voor hen eene bron van last en
schade, want wilde men ergens in eene moeielijüe kwestie
goeden raad hebben, dan zond men om eenen Schildburger,
't Gevolg hiervan was dat ze gedurig van huis waren en
hunne eigene zaken deerlijk in de war liepen, ze onop
houdelijk handen vol hadden, om die van andere in orde
te maken. Ze begonnen eindelijk in te zien, dat zij zich
op die wijze meer schade dan voordeel bezorgden, en op
eene vergadering, daartoe opzettelijk belegd, zeide een hunner
Dewijl uw groot verstand en alles overtreffende wijsheid
de eenige oorzaak is, waarom gij gedurig buiten uwe stad
wordt geroepen, en dan hier en dan weder daar uw oor
deel moet uitspreken, zoo komt het mij voor, dat het beste
middel, om dit te doen ophouden, hierin bestaat, dat gij
door domheid en onnoozelheid hieraan een einde maakt.
Kiep men u vroeger overal om uwe wijsheid, dan zal men
Roman naar het Engel&ch van W. WANNA.
X£fenentler,tigfste Hoofdstuk.
33.
Na verloop van ongeveer een week ontving Johnson een
telegram, hetwelk hem meldde, dat George Redruth op den
namiddag van dien dag in Londen zou komen. Bevend van
blijde opgewondenheid, volgde Annie haar vrouwelijk instinkt
en haastte zich, zich zoo lieftallig mogelijk te maken. Zij trok
het beste kleedje, hetwelk zij van huis had medegenomen, aan
en stak eenige bloemen aan haar borst, zoodat, toen weinige
uren later George Redruth aankwam, hij haar herhaaldelijk
omarmde, haar verzekerende, dat zij hem nog nooit zoo hekoor-
lijk was voorgekomen.
„En nu zult gij mij niet meer verlaten," zeide Annie, toen
zij snikkend aan zijn hals hing. „Gij zult altijd bij mij
blijven
„Altijd, mijn lieveling."
„En wij zullen nu ook trouwen, zonder uitstel, niet waar?"
»Heden nog. Ofschoon ik niet bij u kon zijn, heb ik u
toch niet vergeten, mijn lief. Ik heb al het noodige bezorgd,
heb ook een huisje voor ons gehuurd. Dadelijk na het diner,
hetwelk om zes uur zal gereed zijn, zullen wij gaan trouwen.
Het zal eene stille trouwplechtigheid zijn, en voor u, vrees
ik, eene niet zeer voldoende, doch gij kent mijne beweegredenen.
Ons huwelijk zal niet in de kerk plaats hebben, niet omgeven
zijn van al de pracht, zooals de toekomstige meesteres van
Redruth—House eigenlijk van rechtswege toekwam, maar ik
denk, dat mijn eenvoudig meisje daarnaar niet zal vragen, en
tevreden zal zijn met eene eenvoudige trouwplechtigheid; dat
is het tweede offer, hetwelk mijne liefde van de uwe gedwon
gen is te verlangen.'
Hoezeer het ook tegen Annie's gevoel streed, het verbindend
#Ja niet voor liet altaar te kunnen wisselen, zoo voegde zij
zich toch gewillig in alles; de hoofdzaak was, dat het huwelijk
200 spoedig mogelijk plaats greep, dat hare liefde geen zonde
meer durlde en kon zij immers niet verlangen. Zij
u nu om uwe domheid thuislatenmannen, vrouwen en
kinderen moeten hun uiterste best doen, om zich zoo dwaas
mogelijk te gedragen.
Het voorstel werd met allen mogelijken ernst overwogen.
Menigeen vond er eenig bezwaar in, om op zijn ouden
dag een dwaas te worden, na zooveel jaren als een hoog
wijze geleefd te hebben. Maar toch ter wille van 't algemeene
welzijn, waarvoor ieder immers zelfs gaarne zijn leven
zou opofferen, besloot men, de wijsheid te laten varen en
sedert dieD gewichtigen dag was 't uit met de hooggeroemde
wijsheid der Schildburgers.
Nu was 't blaadje omgekeerd en 't non plus ultra van
dwaasheid was in 't stadje te vinden. Er zijn toch geheele
deelen geschreven, over al de dolle, dwaze grappen, die
daar zijn uitgehaald, en de zoo bekende Kamper aardig
heden staan daarbij in de schaduw.
Een paar voorbeelden wil ik mededeelen, hopende, dat
men zich in onzen ontwikkelden en hoog wijzen tijd er
niet to veel aan zal ergeren.
Vroeger was 't gerucht van de wijsheid der Schildbur
gers wijd en zijd doorgedrongen, maar 't gerucht van hunne
domheid ging nog veel verder. Toen op zekeren tijd de
keizer van 't groote rijk Eutopia in dat gedeelte van zijn
land kwam, waarin 't stadje Schilda lag, werd hem zeer
veel verhaald omtrent de zonderlinge Schildburgers. Vroeger
had hij juist veel van hunne wijsheid gehoord en daarom
wilde hij zich nu persoonlijk overtuigen, hoeveel er waar
was van die domheid. Hij zond een afgezant, om hun zijne
komst te melden, opdat zij zich daarop behoorlijk konden
voorbereiden. Hij liet hun tevens zoggen, Mat zij al hunne
voormalige rechten en vrijheden mochten behouden, en hij
hun zelfs nog met nieuwe zoude beschenken, wanneer zij
hem op de eersle woorden, die hij tot hen zou spreken,
zoodanig konden antwoorden, dat zijn groet en hun ant
woord op elkander rijmden.
Wat zaten die luidjes in verlegenheid. Al waren ze maar
boeren, die, volgens 't oordeel van sommigen 't recht hebben,
om niet hoog te timmeren, zoo waren zo toch bang, dat
de keizer zou bemerken, dat hun domheid kunstmatig was,
en niet alleen zouden ze dan 's keizers gunst verliezen,
maar tevens ook genoodzaakt worden, om weer geestig
en verstandig te worden. Alles werd voor de ontvangst
van den hoogen gast in gereedheid gebracht. Een voornaam
iveeude dan ook nog wel, doch ditmaal niet van leed, maar
van zalige vreugde.
Nu George er weder was, scheen alles geheel anders te zijn
geworden. Een uitgezocht, klein diner werd besteld en in de
middenkamer opgediend; het kleine gezelschap van drie personen
zette zich aan hetzelve neder en sir Redruth speelde den
allerminzaamsten gastheer. Na het diner trok Johnson zich
terug en liet hij de miunenden alleen. Tot vertellen en kozen
was er evenwel nu geen tijd; George zeide Annie, dat zij zich
moest kleeden om uit te gaau; toen zij dat gedaan had, ver
lieten zij het huis, namen een huurrijtuig en reden weg.
In welk een eigenaardig licht kwam Annie nu alles voor
zoo door de drukke straten van Londen te rijden, met den
aanstaanden echtgenoot aan hare zijde, ten huwelijk te gaan,
gekleed in de eenvoudige kleedereu die zij gewoonlijk droeg
in St. GurlottM anneer zij in latere dagen daaraan terug
dacht dan zag zij daarin reeds de eerste schaduw van al de
vernederingen, de ellende, de schande, die deze stap tenge
volge had. Op dat oogenblik evenwel zag zij niets van dat
alles; zij wist en dacht slechts aan dat eene, dat zij naast den
man zat, dien zij boven alles lief liad, en die hare liefde in
gelijke mate beantwoordde.
Voor een klein, onzindelijk er uitziend rechtsgebouwin een
verafgelegen gedeelte der stad, hield eindelijk het rijtuig stil;
het bruidspaar steeg uit en trad binnen. Het huwelijk had
plaats in tegenwoordigheid van twee getuigen, en toen Annie
korten tijd daarna weder in het rijtuig zat, had zij aan den
derden vinger liarer linkerhand, een breeden, gouden ring, en
was zij er vast van overtuigd, nu toch de wettige echtgenoote I
te zijn van George Redruth.
De woning, welke hij gehuurd had, waarheen hij haar dadelijk
na het huwelijk bracht, was gelegen in een der fashionable
voorsteden van Londen. Het was een net, klein huisje; de
kamers waren gemeubileerd in een stijl en op eene weelderige
wijze ingericht, die Annie geheel overblufte. In den eersten
tijd van hun samenzijn had hij haar zekerlijk oprecht lief ge
had. Hij was altijd om haar, overdag reden zij samen uit,
des avonds gingen zij naar den schouwburg of naar een concert,
Annie zeer elegant gekleed, als een groote Lady. Doch lang
ging het zoo nietvan tijd tot tijd begon Redruth haar alleen
te latenzijn gedrag, in den beginne zoo teeder en opmerk
zaam, werd minder oplettend, steeds koeler. Eerst meende Annie,
artikel ontbrak hunze hadden geen Schout.
Na lang denken kwamen ze eindelijk tot de overweging,
dat aangezien men op de eerste woorden des keizers rijmen
moest, men hem tot Schout moest kiezen, die 't beste rijmen
kon en dat deze proef den volgenden dag zou plaats
hebben.
Dat gaf een onrustige nachtieder wilde gaarne Schout
worden. Vooral was er een, die tot nu toe 't hoofd van
eene andere gemeente was geweest, namelijk de varkens
hoeder, die 't toezicht had over al de varkens in de
gemeente. Hij wilde zoo gaarne Schout worden, maar zag
geen kans, om behoorlijk te rijmen. Zijn vrouw, die nog al
bij de hand was, kreeg medelijden met hem en zeide:
„beste man, wat geeft gij mij, wanneer ik u een rijmpje
leer, zoodat gij Schout wordt?" „Als gij dat kunt doen,"
antwoordde hij, „krijgt gij den mooisten mantel, die er te
vinden is
De vrouw was hiermede tevreden, dacht een poosje na,
en begon hem daarop de volgende onvergelijkelijk schoone
dichtregelen voor te zeggen:
Ik groet die hier te samen zijn!
Mijn lieve vrouwtje heet Katrijn.
Ze is schooner dan mijn schoonste zwijn,
En drinkt graag goeden, koelen wijn!
De man was in de wolken. Maar nu moest het nog ge
leerd worden. Met een waar Jobsgeduld zeide de vrouw
hem onophoudelijk de regels voor, en met evenveel vol
harding zeide hij ze op.
De dag was daar. 't Is dood jammer, dat niet alle
proeven van dichtkunst voor 't nageslacht zijn bewaard
gebleven, 't Mooiste was, dat de meesten zich reeds lang
zoodanig in domheid hadden geoefend, dat ze, om zoo te
zeggen, geen geheugen meer hadden en 't rijmwoord ver
gaten No. 5 bijv. zeide:
Mijn naam is meester Hildebrand;
Ik zet mijn degen aan demuur!
Wel lachten de anderen hem uit, maar deden 't geen
zier beter. Heel achteraan stond onze varkenshoeder. Hij
trilde van angst, wanneer hij door anderen een woord
hoorde zeggen, dat ook in zijn vers voor kwam. Eindelijk
kwam de beurt aan hem. Hij raapte al zijn moed bijeen,
en brutaal weg zei hij
dat haar het harte zou breken, wanneer zij zoo uren en dagen
lang alleen in hare woning zat en treurde om den afwezigen
echtgenoot; dan trachtte zij zich zelve wijs te maken, dat dit
het algemeene lot der vrouwen was, dergelijke ervaringen te
maken de man, eenmaal getrouwd, was geen minnaar meer,
zij zou zich er in moeten schikken gelijk zoo menig andere,
en dergelijke troostredenen meer, die haar minnend, vergevens
gezind hart aanvoerde. Doch er waren ook uren, waarin zij
geen troost vonddan legde zij, hitter weenende, de handen
in den schoot en werd haar hart vernield van berouw. Op zekeren
avond trof George haar in zulk eenen gemoedstoestand aan.
In een vroolijke luim uit zijn club komende, trad hij binnen,
omarmde haar en kuste haar. Daarop zag hij haar in de oogen.
„Nu, Annie, wat scheelt er aan gij hebt toch niet ge
weend
„Slechts een weinig, George, ik gevoel mij zoo verlaten,
wanneer gij er niet zijt. Het is zoo treurig en eenzaam, wan
neer gij weg zijt, en gij zijt nu zoo dikwijls afwezig."
„Het is niet mijn schuld, mijn kind, wauueer ik er niet ben.
Gewichtige zaken, waarvan gij evenwel geen begrip hebt, ne
men al mijn tijd in beslag. Het zijn zeer ingewikkelde geschie
denissen, die voor mij van het grootste gewicht zijn en mijn
geldelijken toestand betreffen, die oogenblikkelijk door zekere
omstandigheden in gevaar verkeert. Doch wees bedaard, dat
zal wel beter worden wanneer de zaak geregeld is en ik
hoop, dat zij het spoedig zal zijn dan keeren wij naar huis
terug, om niet weder van elkander te scheiden. Maar droog
nu uwe schoone oogen af en zie eens, wat ik heb medege
bracht, voor u."
Hij haalde een klein étui voor den dag, opende het en toonde
haar een gouden armband.
„Is het niet lief?" vroeg hij.
„Ach ja, wonderschoon maar
„Wat maar?"
„Ik weet iets, wat mij liever zou zijn dan alle armbanden
ter wereld."
„En wat zou dat zijn
„Mijn geboorteplaats, vader en moeder weder te zien. O,
George, waarom mag ik hen dan niet schrijven, niet zeggen,
dat ik uw vrouw ben
„Gij zijt een dwaas ding en weet niet, wat gij zegt. Kort
geleden nog, toen gij uier kwaawt, zeidet gij mij, wanneer gü