en de witkwast bet hoogste woord voeren. De heele deftige,
stemmige straat rook naar zeepsop en kalk. Alle huizen
in de buurt waren onttakeld als na een aardbeving, en
zagen er van binnen zoo verward en ordeloos uit, alsof
een booze geest er had huisgehouden. Alle huizen Ja.
minus ééndat van de oude Duitsche dame, Daar bleef
alles in "„rustige rust," zou Multatuli zeggen. Onbeschrijflijke
ergenis onder het overige damespersoneel. Zou zij niet
„schoonmaken" Men wachtte van den eenen dag op den
anderen, maar er gebeurde niets. Eindelijk werd de meid
gepolst, en jawel het feit was geconstateerd„Neen.
dat thoen wir so niekt, dat is bei uns ja keen gebrauk
Wat? niet schoonmaken? Toen waren de bordjes op een
maal verhangenDe vriendelijke oude dame, bekeken door
dezen nieuwen bril, veranderde in een onuitstaanbare oude
heks, de lieve kindertjes, nu die bedorven nesten, konden
geen goed meer doen, en het aardige dienstmeisje werd
gedegradeerd tot een smeerpoes van het eerste water. Met
de vriendschap was het gedaan, en van conversatie was
geen sprake meer. Contrarie, de nu gevolgde taktiek
had verbazend veel weg van het Iersche boycotten. Het had
althans tamelijk wel dezelfde uitwerking, want met het
volgende kwartaal moest de goedhartige Duitsche dame
verhuizen. Zij kon het er niet langer uithouden. Waarom
wilde zij ook niet „schoonmaken"
Wij, beeren der schepping, hebben dan ook reeds lang
geleerd, met lijdelijk protest in deze jaarlijksche bezoeking
te berusten, 't Is waar, voor een poosje gevoelen we ons
zelfs in ons eigen huis niet „thuis", maar wij vertrouwen
er blindelings op, dat alles goed en naar wensch zal afloo-
pen. Stooten we bij het binnentreden onzer woning ons
hoofd tegen een hemelhooge trapladder, waarmede de gang
gebarricadeerd is, dan bedwingen we de onaangename ver
zuchting, die ons op de lippen komt, en verstoren den
huiselijken vrede niet, om dit „persoonlijk feit". Willen
we ons gewone middagslaapje gaan houden, dan bespeuren
wij met eigenaardige verrassing, dat de canapé is ingespeld
als een pasgeboren zuigeling, die tegen alle mogelijke tocht
jes moet beveiligd worden. Maken wij ons 's ochtends
reisvaardig, om ouder gewoonte onze zaken te gaan hervat
ten, dan worden wij wel eens een kwartiertje in ons ver
trek belemmerd door de afwezigheid van onzen hoed. Doch
er is geen kwade trouw bij in 't spel, want na zorgvul
dige inspectie komt de hoed tamelijk onbeschadigd uit
een waschmand, met restanten behangselpapier te voor
schijn. En zoo zijn er meer, „kleinigheden" van dien aard:
maar het zij verre van ons, daarop aanmerking te maken,
oveituigd als we zijn, dat eraan die soort kwellingen niets
te veranderen valt, en we niets beters kunnen doen, dan
met gelatenheid ons lot te dragen. Het is een soort van
ziekte, die met eerbied gesproken moet nitrazen en
voor welke onze negentiende-eeuwsche wetenschap nog
geen remedie heeft gevonden. Zelfs een Pasteur staat hier
machteloos met de armen in 't haar
En dan het verhuizen in Mei, ook een zaak van gewicht,
waarbij zelfs het stedelijk bestuur te pas komt. Op iederen
anderen tijd van het jaar kunt ge van woning verwisse
len wanneer ge wilt, en met onderling goedvinden der
twee betrokken partijen; maar in Mei is dat anders. Dan
is het, of de eene helft van Amsterdam „stuivertje-wis
selen" speelt met de andere, want men ziet overal ver
huizingen en verhuisboedels. En om in al die verandering
nu wat orde en regel te houden, bepalen Burg. en Weth.
een veertien dagen vooruit, op welken dag het in Mei de
officieele „verhuisdag" zal zijn. Dezen keer is het 1
dag, 2 Mei. Dan wordt „een ieder dien zulks aang w
verzocht, om vóór 12 ure te verhuizen en heeft me
slag van twaalf de nieuwe bewoner recht op zijn a
cilie. Ook deze historie is een felbewogen tijd in m g
menschenleven, waarbij de beurs, het geduld eindege™
zucht op zware beproevingen worden gesteldEn
schijnt de zucht tot verhuizen met Mei in de luclr
zitten, want de wagens en schuiten met vice versa tre -
kende boedels, vormen dan een belangrijk element in ne
stadsleven.
En laat ons ook niet vergeten, dat op 1 Mei in veie
Amsterdamsche gezinnen de nieuwe dienstboden haren
intocht houden. Ook dat is voor de huismoeders een oor
zaak van veel „besogne", zooals men in den goeden ouden
tijd placht te zeggen. Ofschoon men in dien ouden tijd
niet het minste begrip had van wat wij tegenwoordig de
dienstboden-qusestie noemen. Het eenigste, wat men doen
kan, als de quaestie al te hoog loopt, is, de dienstboden
die ons niet bevallen, weg te zenden. Vroeger ging dit niet
zonder groote opofferingen van de zijde der huurders, maar
langzamerhand zijn hunne rechten vermeerderd, zeker wel
een bewijs dat men inzag, dat er ter verdediging van de
huurders iets moest gedaan worden.
In Utrecht was men verpacht, zoo men zonder behoor
lijke redenen (diefstal enz.) een bediende wegzond, hem of
haar het loon van het halve jaar te betalen, doch in 1671
veranderde dit en kon men volstaan met hun het ver
diende loon tot aan het einde van het halve vierdeljaars,
of op het platteland van het geheele vierendeel voor te
tellen.
In een keur van Amsterdam, uit 1663, wordt den huur
der het recht gegeven, de bedienden naar believen weg
te zenden, mits hun het ingetreden halve vierdeljaar voluit
te betalen.
In 1682 en 1758 ging men een stap verder. Zoodra men
slechts wilde, kon men den dienstboden, die men niet langer
in huis verkoos te houden, den dienst opzeggen, „mits de
zelve betalende hun loon tot den dag der opzegginge toe,
zonder meerder, en zonder gehouden te zijn aan de dienst
boden of anderen daarvan eenige redenen te geven, en
zullen de dienstboden dadelijk moeten vertrekken."
Het wettig gezag heeft zich dus hier en elders reeds
meer dan eens moeten bemoeien met de geschillen, hoe
schijnbaar onbeteekenend ook van aard, die er tusschen
mevrouwen en meiden oprijzen. Maar toch was hetheden-
daagsche verschijnsel, dat eene dienstbode in één jaar tijd
vijfmaal van „betrekking" verwisselt, oudtijds nog niet
bekend. Doch hoe dan ook, de spreuk bevat waarheid
„gelukkig de vrouw, die dienstboden houden kan, maar nog
gelukkiger zij, die ze niet noodig heeft
29 Aprii '87. Grijsbreclit
Binnenlandsch /Vieuws.
Wordt Vervolgd.
Buitenlnndsch ieuws.
die al dat leed over ons huis bracht. Door hem en alleen door
hem, is er een moord geschied, zijn eenvoudige, vertrouwende
harten gebroken gewordenHij kwam met zijn verleidelijk
lachje, zijn gladde tong, en bracht een meisje, dat zoo rein
en goed was, als maar ééne, in het verderf. Hij stapelde valsch-
heid op valschheid, leugen op leugen, tot hij haar in zijne
macht had en eindelijk, laf en slecht, als hij is, verhaalde hij
haar in koelen bloede, in welken val hij haar had gelokt en gaf
hij haar onbarmhartig prijs aan de meedoogenlooze wereld. Zoo
heeft hij, een gemeene schurk, dat arme meisje bedrogen
maar hij zal geen tweede bedriegen Laat hij den moed hebben
met miss Graham voor het altaar te tredendoch zoo waar,
als hij daar levend voor mij staat, zoo waar zal ik hem deze
aanklacht voor den priester en voor den rechter in het ge
zicht slingeren
„Wat, gij waagt het, mij te bedreigen?" riep George Re-
druth uit, zijne zelfbeheersching verliezende.
„Zeker antwoordde ik. „En ik dreig met niets, wat ik
ook niet uitvoer. Mijne nicht heeft tot nu gezwegen, omdat
zij u wilde ontzien; zij heeft kommer en leed met stille ge
latenheid gedragen, heeft kwaad met goed vergolden doch
nu, als zij eindelijk heeft gesproken, nu, daar ik de volle
waarheid keu, nu heb ik mij zeiven gezworen, haar tot eiken
prijs recht te verschaffen. Meent gij dat zij alleen moet lijden,
alleen de schande dragen, alleen diegene zijn, wie men met
de vingers zal nawijzen Ik herhaal het nogmaals zij is uwe
vrouw, al is het dan niet volgens de wet, doch wel voor God
en zoolang Annie leeft, zoolang zult gij geen andere de uwe
noemen 1"
Ik zweeg en keek hem aanzijn gelaat was doodsbleek.
Hij wees naar de deur.
„Er uitschreeuwde hij. „Of, bij den hemel, ik laat u
door de politie er uit gooien
„Ik wijk niet van hier,' autwoordde ik, „voor ik uwe ver
klaring heb. Het ligt in uwe macht, door een daad van ge
rechtigheid het gebeurde tenminste gedeeltelijk weder goed te
maken. Slecht, als gij haar hebt behandeld, bitter, als gij
haar deed lijden, zoo heeft mijne arme nicht u nog altijd
lief, naar ik meen. Maak de komedie van vroeger nu tot waar
heid, maak Annie tot uwe wettige vrouw dat is het, wat
ik nu van u eisch
„Georgekreet mrs. Redruth, terwijl zij de handen afwe
rend uitstak. Doch hij lachte slechts en zeide
„Wind n niet op, moeder, de man is krankzinnig
„Ik heb u eene laatste gelegenheid aangeboden," zeide ik.
„Blijft gij bij uwe weigering?"
„Iloor mij aan Trelanv," zeide hij. „De geheele geschiede-
Omtrent het drama aan den Amstel blijkt nader dat
vóór ein paar jaar een 16 jarige dochter van de wed. Lieve-
loo door verdrinking zelfmoord pleegde. De moeder zelf moet
een hooghartige vrouw zijn geweest, die slecht met geld wist
om te gaan en er de waarde niet van kende. Herhaaldelijk
moet zij het voornemen te kennen hebben gegeven zich te
zullen verdrinken. Doch men hechtte niet aan die menigvuldi
ge verzekeringen. De familie Jansen, bij wie het dochtertje was,
nis, die gij daar hebt opgedischt, is één groot leugenachtig
weefsel. Wanneer gij dat niet wilt gewonnen geven, breng dan
uwe getuigenkunt gij dat niet, dan valt alles in duigen. Ik
weet niets van uw nicht en ben niet de man, die zich door
allerlei bedreigingen en listen dwingen laat tot een huwelijk
met een lichtzinnige hoeredeern
„Heer God, wat wilt gij daarmede zeggen
„Wat? Dat uwe nicht, wier moraliteit genoeg bekend
is, hare avontuurlijke streken niet in beter licht kan plaatsen,
ook al betrekt zij mij in hare rooversgeschiedenissen. De ge
heele wereld weet immers, dat vrouwen van uw soort altijd
liegen en die meid schijnt geen uitzondering op den regel te
maken."
„Ellendige schurk, laffe hond, laaghartige leugenaar!" schreeuw
de ik, ziedend van woede en viel met opgeheven vuist op hem
aan.Een kreet, een val van een menschelijk lichaam.
Verschrikt en ontsteld deinsde ik achteruit en staardenaar
het lichaam der oude lady, die als levenloos aan mijne voeten
lag. Een oogenblik bekroop mij de vrees, dat mijn gebalde
vuist op haar hoofd was nedergekomen, doch spoedig overtuigde
ik mij er van, dat dit niet het geval kon zijn geweest Zij
was door al het gebeurde vrefcselijk ontsteld, en toen zij nu
niets anders kon denken, dan dat ik haar zoon te pletter zou
slaan, verloor zij haar bewustzijn.
In hetzelfde oogenblik knielde er ook reeds eene andere
vrouwelijke gestalte naast haar op den grond, met liefderijke
zorg zich over het bleeke gelaat buigende het was Made-
line. anwaar zij zoo in eens' kwam, kan ik niet ze"o-en
Zij was bleek, doch volkomen kalm en dacht alleen om de
oude dame. Met teedere hand streek zij het grijze haar teru»
dompelde hare vingers in het glas met water, hetwelk Georfê
haar aanbood en bevochtigde daarmede voorhoofd en sla oen
der bewustelooze. Daarna drukte zij hare lippen op de wanee
derzelve^en fluisterde: „tante, lieve tante, zie mij aan, ik ben
Eenigen tijd lang bleef de oude dame onbewegelijk- ik
stond er bij en had oprecht medelijden met de moeder v-
den onverlaat, doch ik was niet in staat hand noch voet t
verroeren. Eensklaps bewoog zij zich en zuchtte zij. Madeline
richtte nu hare sprekende oogen op mij.
„Wit gij niet heengaan? ïk smeek het u!« zeide zij zacht
„Om harentwille! Wanneer zij haar bewustzijn teru»krmn
u ziet, zou het vreeselijk zijn
Meer was er niet toe noodig; haren wensch vervulde ik Zoo
geheel uitgeput, met doodelijk gewonde ziel, verliet ik ftn'
druth-huis.
kon dan ook niet vermoeden, dat de moeder, toen zij 0p
avond van den 6 April haar kind mede nam, zich zalk
vreeselijke daad voornam. Het kind, waarop de moeder
trotsch was, moest netjes aangekleed worden, terwijl zij
de prachtige blonde lokken in de kiul zette. Na dien dag hal
men niets' meer van het kind en de moeder vernomen.
De A m s t e r d. C t. verneemt nog de volgende bijzonderhe-
Dat de moeder met voorbedachten rade te werk is g^an
bleek, toen zij op Woensdag 6 April haar woning verliet en
den sleutel van een bij haar in gebruik zijnd kastje en Vin
de huisdeur achterliet.
De huisgenooten herinneren zich nu haar Zenuwachtigen toe-
stand. Zij was, toen zij vertrok, zoo goed als geheel van geld
ontbloot en heeft waarschijnlijk eenige kleme sieraden te gJde
gemaakt, om haar zoon te bezoeken.
Te Utrecht liet zij haar zoon eenige brieven bestellen, die
des andereu daags door enkele personen in Amsterdam ontvan
gen werden en waarin de ongelukkige nog beschikte over en-
kele nagelaten voorwerpen ten behoeve van hen, die haar e,i
haai kind veel goeds hadden gedaan. Wat er in de ziel van
de ongelukkige moet zijn omgegaan, dien ganschen dag toen
zij het voornemen had zich en haar dochter te verdrinken,
kan men zich moeielijk voorstellen.
Hoe zij den moed gehad heeft, na haar zoon bezocht te hebben
en zoo'n eindweegs van het station naar de plaats des onheils
te hebben gewandeld, haar kind met zich aan hel leven te
ontrukken, is onbegrijpelijk, te meer daar men van alle kanten
verneemt, dat zij onbeschrijfelijk veel van haar Charlotte hield.
De vrouw moet de toekomst van het kind wel donkeringe
zien hebben om tot zulk een daad te kunnen overgaan.
Het heeft haar zelve trouwens niet aan wederwaardigheden
ontbroken, die haar den moed tot leven benamen. Wij zouden
daaromtrent de treurigste mededeelingen kunnen doen. Ook hier
komen weder bijoorzaken in het spel en hebben de laagheden van
anderen medegewerkt om haar, eenmaal op het hellend vlak
staande, spoedig geheel aan het einde te brengen.
De justitie, die een onderzoek instelt, zal zeker niet nalaten
hen op te sporen, die tot het ongelukkige einde dezer vrou»
hebben bijgedragen.
Wel zal de hand des rechters hier geen vat hebben, doch
als een waarschuwend voorbeeld, zal publiciteit hier gunstig
werken. Ook in het belang der beide fatsoenlijke families, wan
het kind en de moeder het laatst verblijf hielden, is het wen-
schelijk dat het volle licht over deze treurige zaak wordt ont
stoken.
Nog zij vermeld, dat mevrouw Lieveloo zich meestal onder
den naam van mevrouw Broese voordeed.
In 110 gezinnen te Anna-Paulowna heerschen de mazelen.
In den Haag bestaat een vereeniging Anonymus," die
Zaterdag aan de sociëteit de Vereeniging een soirée gaf. Er
werden muzikale voordrachten gehouden en tooneelstukjes enz.
opgevoerd. Een der nummers van het programma wordt door
het Dagblad aldus vermeld
Het orkest speelde het Wilhelmus en het WienNeerlaudsch
bloed beide volksliederen werden door de feestgenooten mede
gezongen.
Het gordijn gaat omhoog en op het tooneel is verschenen
een rijtuig a, la Daumont bespannen, waarin H. M. de Koningin
en het Prinsesje gezeten zijn statig buigen zij voor de haar
groetenden eensklaps slaan de paarden op hol, H. M. en het
Prinsesje verkeeren in doadangst, de postiljon wordt van het
paard geslingerd. Kabelaar werpt zich voor de paarden, brengt
ze den bewusten zweepslag toe en brengt ze tot staan. M
snellen eenigen der omstanders een hunner verwondt zich
de hand toe, en grijpen het rijtuig; ook de agent van politie
is niet vergeten.
Daverend was de toejuiching en de voorstelling moest t*ee"
maal herhaald worden. De ontwerpers hadden eer van hun werk
aan de dame en het kind, die de vorstelijke personen met vee
gratie voorstelden, werden rispcctievelijk een bouquet in nationa e
kleuren en een met oranjelint aangeboden.
Een bezoeker van het Paleis te Amsterdam, die een rond-
leidenden knecht een dubbeltje gaf, werd door dezen aan
politie overgeleverd, op giond dat hij hem (bediende) een be-
leediging had aangedaan.
Het bleek voor den inspecteur van politie, dat de man cc"
kwartje niet voor een beleedigiug hield en daarop aaiispf^
maakte. Logisch intusschen zou die som twee-en-een halve
leediging moeten vertegenwoordigen. Volgens recht en
echter moet ieder, die de hand opent voor fooien, tevreden
zijn met hetgeen men daarin legt; tarief vanvrijwi
giften is onbestaanbaar.
(A ri
1 li
h.Ct)
r 60-ne cu"ositeib kan gemeld worden, dat deze
zich op het bureau van den paatselijken kom mandaat te
eene jonge deerne aanmeldde voor dienstneming bij bet r
in INeu.-Indie.. Zij had veel zin in het handgeld van f 3'-1
voor zesjarige verbintenis bij dat leger uitgekeerd wordt
t e rijgshaftige maagd werd echter aen het verstand ge ni
dat de oproeping alleen betrekking had op mannelijke per»
laar denkbeeld was geweest, als marketentster voor I» 1
dienst te treden.
inr>ïïï dusver had de Nordd. Allg. Ztg-
nc deut Schnaeble gezwegen, althans zich tot een kor
melding der feiten bepaald. In h tar nummer van eerT^u
van 1 /T ultvoer'g rapport over het grbeurde, dat "P
e departement van buitenlandsche zaken, door 1
in de V8l,j jSt^e is toegezonden. Dat men aan
want °rddeUtsche vaarde hecht, zal men
ELI Z1Ch dat zij het orgaan -
Klein
Strlth"8 dit Verslaf? is tegen den handelsagent
vooriontg' 6I: den fab"ka'<' Givbert, te Schilt^'
tin^i 1 g erzofck ingesteld wegens mededeelt nr 1*
verirV' benchten< welke van landverraad
udhouding met den Pranschen politieagant