Ongeregeldheden te Scheveningen. Reeds in
de vorige week maakten de visschers te Scheveningen plannen
De Zwagers.
Een 7-jarige Middelburger is door de politie in „kenne-
lijken staat" op straat aangetroffen. Het ventje bad van een
boerenwagen een half fleschje brandewijn gekaapt en daarvan
eens goed geproefd.
- In de afgeloopen week zag men in de omstreken van
Meppel Italianen, die de boeren afliepen om paarden op te
koopen. Vele en prachtige exemplaren werden voor buitenge
woon hooge prijzen aangekocht. Zij besteedden tot f 700 per
stuk.
Uit Gaanderen wordt aan de Zutf. Ct. gemeld, dat in
de school aldaar door een roodstaartje een nestje gebouwd is
in een krijtbakje. Het wijfje zit, ook onder schooltijd, rustig
op zes blauwe eitjes te broeden.
Een ingezetene van Assen kwam dezer dagen tot een zon
derlinge ontdekking. Hij had namelijk bemerkt, dat de koeien,
die in de weide liepen, weinig melk gaven. Om de oorzaak
daarvan te vernemen, werd een onderzoek ingesteld, waarbij
bleek, dat een enterpaard, dat met de koeien in dezelfde wei
de liep, deze van de melk beroofde, door zich bij iedere koe
op de knieën te laten vallen en door aan de tepels te zuigen,
zich van de melk meester te maken.
Eene nota van »Havas" meldt, dat de Fransche minister
van koophandel op verzoek van den Nederlandschen gezant
eene uitnoodiging gericht heeft aan de Fransche handelaren
en fabrikanten om hunne medewerking te verleenen aan de
tentoonstelling van voedingsmiddelen te Amsterdam. Eene com
missie van initiatief heeft zich te Parijs gevormd onder voor
zitterschap van den heer Charles Drevet.
Te Beetsterzwaag is een kind van vijftien maanden, dat
40 kilo of 80 pond weegt. Dit veelbelovend wicht is nu reeds
over de borst even breed als de moeder en heeft armpjes zoo
dik als van een man. Op de Hecrenveenster kermis zal voor
het publiek gelegenheid zijn den vleeschklomp te bezichtigen.
De strijd in de Tweede Kamer en daar buiten over het
onderwijs-artikel der Grondwet is, voorloopig althans, geëindigd,
nu de Kamer het voorstel-Schropman, gewijzigd, heeft aange
nomen.
Art. 194 (uieuw) luidt aldus:
Het geven van onderwijs is vrij.
Het onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg
der regeering.
Het toezicht van de overheid op het onderwijs in het al
gemeen, de inrichting van het openbaar onderwijs en, voor zoo
ver het lager en middelbaar onderwijs betreft, de aan den on
derwijzer te stellen eischen van bekwaamheid en zedelijkheid,
worden door de wet geregeld.
De Koning doet van den staat der hooge, middelbare en lagere
scholen jaarlijks een uitvoerig verslag aan den Staten-Generaal
geven."
In de Grondwet wordt derhalve alleen gehandhaafd: de,
vrijheid van onderwijs, behoudens toezicht en eischen van Staats
wege van bekwaamheid en zedelijkheid der ouderwijzers, verder
wettelijke regeliug van het openbaar onderwijs. Hoofdquaestie's
zijn dus verschoven en overgelaten aan den gewonen wet
gever. De strijdvragen zijn allen uit de Grondwet verdwenen,
zoodat althans art. 194 niet langer een struikelblok voor de
afdoening der Grondwetsherziening behoeft te wezen.
Het aldus geformuleerde nieuwe onderwijs-artikel 194 werd
aangenomen met 43 tegen 40 stemmen.
om de bemanningen, die gezind waren, de bommen ter haring-
visscherij gereed te maken, daarmede uiet te laten voortgaan.
Het geschil tusschen de Scheveningsche visschers en hunne
reeders, komt hierop neder. De schuiten moeten schoongemaakt
en opgetuigd woiden (dat is „graaien"), om ter haringvisschenj
te gaan. De visschers beweren, dat de schrobnetvisscherij zeer
slecht is geweest, en zij niet veertien dagen kunnen arbeiden
zonder loon, wat 't geval is, wanneer zij zouden moeten mis
sen de som van honderd gulden, welke per schuit voor t graai
en tot dusver werd betaald en waarvan zij na afloop van de
vaart drie en dertig gulden aan de reeders teruggaven.
De reeders beschouwen dit graaigeld als een misbruik,
vroeger ingeslopen, wegens de bestaande wanverhoudingen, bij
het aannemen van volk. De visschers werken met de reeders
in participatie, en ontvangen een derde gedeelte van de besom
ming. De reeders meenen dat het geen zin heeft, afzonderlijk
loon te betalen voor werkzaamheden, die in verbaud staan tot
't uitoefenen van een bedrijf voor gemeenschappelijke reke-
ning.
De visschers waren op deze verandering voorbereid en had
den haar ingewilligd. Thans hebben zij eene algemeene werk
staking georganiseerd en willen haar ook uitstrekken tot die
schuiten, welke nog de schrobnetvisscherij uitoefenen, hoewel
dit niet lang meer kan duren, daar de haringvisscherij voor de
deur staat.
Naar men wil zijn 't vooral de Schevingsche vrouwen, die
eene belangrijke rol in deze werkstaking spelen.
Reeds Zaterdagavond deden zich kenteekenen voor, dat een
groot deel der visschers, hen die Zondagnacht weder te schrob
netvisscherij zouden uitvaren, dit wilden beletten, wat vooral
bleek, toen de mannen die bij een bakker, die tevens reeder
is, brood inkochten voor den tocht, door de anderen bemoeilijkt
werden.
Toen eergisternacht tegen hoogwatergetij verschillende be
manningen van 140 schuiten zich dan ook gereed maakten tot
vertrek werden zij daarin bemoeilijkt door een 600-tal Scheve-
ningers, die zich op het strand hadden verzameld. Het bemoei
lijken bestond daarin, dat zij hun kameraden eerst trachtten
over te halen om niet te vertrekken en toen deze daaraan geen
gevolg gaven, de roeren der tot vertrek gereed liggende schuiten
afhaalden en de trossen doorsneden.
Intusschen was de politie verwittigd, waarop de commissaris
van politie, de heer Vernée, met de beschikbare manschappen
en de marechausée zich naar het strand begaf, om verdere
ongeregeldheden te voorkomen.
Men slaagde er dan ook in de groote menigte, die zich vooral
in de nabijheid van het Kurhaus opeengehoopt had, in ontzag
te houden. Inmiddels was het getij verloopen en konden de
schuiten niet meer vertrekken.
Daar het zich liet aauzien, dat de visschers wellicht hun
pogingen om hun kameraden tegen te houden, Maandagmiddag
of nacht zouden herhalen, had de commissaris van politie
ondersteund door de reederij-vereeniging De Eendracht," den
burgemeester verzocht de militaire macht te requireeren, in
verband waarmede verschillende autoriteiten eergistermorgen te
Scheveningen zijn gekomen:
"Verder zijn Maandag te Scheveningen aangekomen 20 cava
leristen onder bevel van den luitenant Wijnmalen en 80 gre-
naders onder commando van den kapitein Van Tienhoven. De
grenadiers zijn opgesteld voor het Kurhaus en langs het strand
en de cavalerie voor het Verkooplokaal dicht bij het dorp.
Er werd druk gepatrouilleerd. De burgemeester, de hoofdcom
missaris de heer Van Schermbeek en de commissaris van politie
de beer Vernée, waren gistermiddag ter plaatse aanwezig. De
cavalerie en de helft der infanteristen rukten Maandagmiddag
woorden eerst niet begrepen te hebben, en hoe slecht hij ook
in den aard was, tech stonden ontzetting en afschuw op zijn
gelaat te lezen.
„Wijf, wilt gij een moord begaan?" zeide hij.
,/Ah, wat, dwaasheidEiken dag sterven er kleine kinderen
op den natuurlijksten weg van de wereld. Wenscht gij, dat
het kind komt te sterven
„Neen, ik zeg alleen, dat het voor het kind het gewenscht
zou zijn."
„Dat is hetzelfde," riep het wijf schouderophalend uit.
„Doe er nog een rijksdaalder bij, opdat ik het kind beter kan
voeden, en breng ik u dan na verloop van tijd een zekere
boodschap, dan verwacht ik, dat gij mij dankbaar zult zijn."
„Vrouw, vrouw, zoudig niet t" riep hij uit, de handen als
bezwerend opheffende. „Al heb ik ook gezegd, dat het onge
lukkige kind aan gene zijde het beste bewaard zou zijn, dan
was dat slechts een meening, wier recht van bestaan ik niet
eens durf bewerenik zal het nemen, zooals het komt en met
alles tevreden zijn. Maar ziet wel toe, wat gij doet, en dat
gij niet met de aardsche gerechtigheid in conflict komt; gij
zoudt mij niet aan uwe zijde vinden. Wanneer het kind mocht
ziek worden, verpleeg het dan, gelijk uw geweten u dat ge
biedt, en moet het toch komen te overlijden, dan zult gij mij
niet ondankbaar vinden voor de moeite, die gij gehad hebt."
„Ik weet niet," ging Katernberg na een poos voort, „of uw
eisch billijk is; ik bedoel ten opzichte van het geld, dat ik u
betaal, maar gij moogt mij later niet kunnen verwijten, dat ik
het kind honger heb laten lijden. Ik zal er maandelijks nog
een rijksdaalder bij doen, maar meer kan ik nu en ook later
niet doen, onthoud dat wel."
Met blijkbaren tegenzin had hij nog een rijksdaalder op de
tafel gelegd, die daarop gezwind in de zak der vrouw verdween.
„Gij behoeft niets te vreezen," zeide zij, „de verantwoording
rust immers alleen op mij, en omtrent de voorwaarden zullen
wij het later wel eens worden. Kom, kom, zeg er nu maar
niets tegen, ik weet het immers toch beter. Ik ken u beter
nog, dan gij u zeiven kunt en weet al lang dat er u veelaan
is gelegen, dat het kind verdwijnt
„Zwijgviel hij haar barsch in de rede. „Ik houd niet
van nieuwsgierige vragen en vermoedens; of gij voegt u naar
mijne bevelen, of ik neem het kind mede, en wij hebben niets
meer met elkander te maken. Wanneer ik van u geheimhouding
verlang, dan heb ik daarvoor mijne redenen en kunt gij een
geheim niet bewaren, zeg het dan, ik vind nog wel andere
menschen."
„Dat ik zwijgen kan, weet gij reeds lang.' Zoo dikwijls men
in. Er was veel volk op de been.
De Maandagavond en de volgende nacht zijn rustic T
cegaan. Door patrouilles en politie werd het «trand t°ot
ui°den morgen streng bewaakt.. De sociaal-democraten tw*
ten Maandagavond van de gelegenheid gebiuik tot het
spreiden onder de bevolking van opruiende geschriften. De
schers schijnen nog ongeneigd het werk te hervatten, ma
reeders blijven er bij om niet aan ongegronde eischen toe
geven.
Verslag der Vergadering van den Raad der Geme^tT""*
ZIJPE, gehouden op Dinsdag 7 Juni 1887, des
morgens ten 10 ure.
Aanwezig waren alle leden.
Na opening der vergadering en lezing der notulen, w.;i
werden goedgekeurd, werd door B. en M af— en overschr^^,
verzocht van verschillende posten ten bedrage van f
welke at- en overschrijving werd toegestaan.
Hierop werd gelezen een schrijven van den heer van Beuselo-
waarbij deze mededeelt te moeten bedanken voor de betrekkit
van Lid der plaatselijke Schoolcommissie, waartoe hij in
vorige raadsvergadering was benoemd geworden.
Na een tweede stemming werd met 7 tegen 4 stemmen;-;
vervanging dezer vacature benoemd, de heer W. van Ca]a>
4 stemmen waren uitgebracht op den heer G. de Wit Pz,
Bij de nu volgende rondvraag bracht de heer Nobel de vraa;
ter tafel of, met het oog op het weinige belangrijke, dat
regeld ter behandeling voorkomt, het huishoudelijk regiem^
voor de raadsvergaderingen niet herzien en o. a. in zooitm
gewijzigd zou kunnen worden, dat het aantal der vergadering
verminderd werd en dat liet uitschrijven eener vergadering werd
afhankelijk gesteld van het al of niet aanwezig zijn van ie
te behandelen zaken. Ook meent Spr. dat bedoeld reglement,
welk's redactie dateert van het jaar 1854, ook nog wel ta
opzichte van andere bepalingen eenige wijzigingen zou kunnen
ondergaan.
Wordt besloten dit punt in overweging te nemen.
Hierna werd de vergadering gesloten.
§iuitenlandsch Nieuws.
mij ook al ondervraagd heeft, heb ik gezegd, dat gij bij mij
alleen kwaamt om mij eene ondersteuning te brengen; en sedert
men weet hoe grof ik kan zijn, vraagt niemand mij meer naar
het kind.K
„Nog iets/ zeide hij, terwijl hij langzaam van zijn stoel
opstond, „hoed u voor den drank; gij en uw man; in dron
kenschap gebeurt er veel, waarover men later bitter berouw
heeftMocht gij mij wat hebben te zeggen, dan komt gij niet
persoonlijk naar mij toe, maar gij zendt mij een goed verzegel
den brief over de post; zoodra ik dan kan, kom ik."
„Het is goed," antwoordde zij met een duivelachtigen glimlach
om den mond, „ik zal er voor zorgen."
„Woont hier in huis niet een zekere boekbinder Grund-
scheid?" vroeg hij nu.
„Een trap hooger."
„Het moet een geschikt man zijn!"
„Ja, ik geloot het wel, „hij heeft tenminste werk genoee.
Een knappe kerel, hij praat als een boek; verder ken ik hem
niet."
Hubert Katernberg stond reeds aan de deur, nog eenmaal
liet hij zijn stekenden blik rusten op het opgeblazen gelaat
der vrouw.
„Dus geheimhouding!" zeide hij op een toon, die even
dreigend als waarschuwend klonk; daarop ging hij heen, niet
vermoedende, dat door de Voorzienigheid aan zijne ongerechtig
heden spoedig paal en perken zouden worden gesteld^ Aan hem
en zijne rotgenooten zou worden bewaarheid, dat „de raensch
wikt, maar God beschikt" en dat de Voorzienigheid ter harer
tijd het heilloos streven der boozen weet te verijdelen.
VI.
Katernberg had de deur van Schunk's woning zoo stil mo
gelijk achter zich toegetrokken; even voorzichtig daalde hij nU
de trap af.
In den corridor, waarop deze trap uitliep, was het juist nog
helder genoeg, dat de magere heer de namen op de verschiL
lende deuren kon lezeneindelijk bleef hij staan voor de deur
waarop de naam stond: „Hermam Grundscheid, boekbinder en
portefeuille—maker.
Hij klopte zacht aan, een heldere stem riep „binnen" en
toen hij de deur opende, viel zijn blik op een jongen van
ongeveer zeventien jaren, die voor een kachel stond en ijverig
in een pot met stijfsel roerde.
Hij had een zeer eenvoudig gezicht en staarde den binnen
Betreffende, het bericht, dat koning Leopold te Brussel
door eenige personen op straat is beleedigd, meldt de Kiilt,
Zeit. het volgendeTerwijl de koning roet een adjudant overh
Laekeusche brug reed, ontmoetten zij op de brug een k,
waarop vier halfdronken mannen zaten, van wie één de vuist
tegen den koning balde. Een politieagent, die dit zag, bracit
den man naar het bureau. Deze verklaarde daar, dat hij Jet
koning met deze handbeweging had willen groeten en werd te;
terstond weer vrijgelaten.
Volgens bericht uit Bergen van eergisteren waeen ei
te Flénu, Frameries en op vier andere plaatsen, te zamen nos
7535 werkstakers.
Het Verbond der Werklieden-Vereenigingen te Gharlero;,
heeft een manifest uitgevaardigd/ waarin het besluit beleid
gemaakt wordt, om voorshands den arbeid te hervatten en
beroep gedaan wordt op de burgerij en de patroons, om mele
te werken tot het verkrijgen tot de aftreding van het mW'
sterie en de ontbinding der Kamers, waartoe eene petitie
teekening is rondgezonden. Wanneer niet spoedig aan
eischen der werklieden wordt voldaan, zegt het verslag, «1*
beweging spoedig worden hervat.
Tal van plannen worden den Franschen minister van
log toegeschreven en wanneer deze plannen verwezenlip
tredende met hoog opgetrokken wenkbrauwen en wijd geopender
mond aan.
„Mijnheer Grundscheid schijnt niet tehuis te zijn/
Katernberg op zachten toon, nadat hij een onderzoekenden
geworpen had op de werktafel, die met boeken bedekt
„Gij zijt zeker de leerjongen, mijn zoon 1
„lk kan den meester roepen," antwoordde de leerling
een angstigen blik op den pot met stijfsel, welke laatste kool»
„Is hij bij de hand?"
„Hier naast bij den kleermaker Schuster."
„Zoo, zoo, dan kan ik hem daar wel opzoeken," zel e
magere man, die langzaam naar de werktafel was ge?1311 f
nu de titels der boeken las; „niets dan zondige roman»
eistaat de meester u toe, dat tuig te lezen
„Ach, dat zijn prachtige boekenbetoogde de
„Daaruit kan men leeren, hoe het er in de wereld na"
gaat."
„En in de kerk komt gij zeker nooit
„Ja, niet alle Zondagen, maar toch de meeste keeren
Zondagmiddags moet er ook gekookt worden en dat doei
altijd." M
„Het is wel een zondige wereld zuchtte Katernberg,'"^
hij het boek, dat hij in de hand hield, met alle teekene
afschuw ter zijde wierp. „Gij bevindt u op den slee
mijn zoon. Hoe heet gij
„Jakob Zippman", antwoordde de leerling, zijn domme g1
tot een vriendelijken grijnslach vertrekkende.
„Leven uwe ouders nog p' J
„Mijne moeder; zij heeft buiten op het land een kle
hoeve, een uurtje van hier; eiken Woensdag komt zy
en eieren in de stad."
„En bezoekt zij u dan?" - 0jik
„I eiken male, en dan brengt zij altijd een broertj
meewrant ziet u, we zijn met z'en achten." j
anneer uw moeder de volgende keer komt,
dan tot mij, tot mijnheer Hubert Katernberg, ve,rge"K,r'
ik woon op de markt, zij zal mij wel kennen, e? ^0
„Zeer goed, mijnheer!" zeide de leerling. „0nze
onze eieren kan ik u aanbevelen wel^"
„Ln ik zal uw moeder daarvoor iets anders aan B
u ten zegen zal strekken," zeide Katernberg, den
uelijk toeknikkendedaarop verliet hij weder de
Wordt Vervol