Zondag, 10 Juli 1887. 31ste Jaargang. Uo. 2105. HOOISTEKF.RS. AMSTERDAMSCHE KR0NIEK~ IN HET ACHTERHUIS. Uitgever: J. WINKEL. Bureau: SCHAGM, T.aan, I>, 5. Gemeente Sc/iagen, Bekendmaki n f*. Hulpeloos en alleen. Alfticci Nieuws- J RAAIT. Mi Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- A Zater dagavond. lij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEE- TENTIÉN in het eeratuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STOKKEN één dag -vroeger. Prijs per jaar f3.Franco per post f3.00. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENT lEN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f 0.15 i Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Cj Burgemeester en Wethouders van Schagen Gezien art: 174 en 176 van het politiereglement dezer ge meente Gelet op art179, letier O der wet van 29 Junij 1851, (Staatsblad no. 85); Brengen bij deze ter kennis van de ingezetenen, dat door hen, voor het jaar 1887, tot hooi stekers voor de geheele ge meente zijn aangesteld Jan Roos en Tijs Bijpost. Wordende belanghebbenden tevens herinnerd aan de bepa lingen, voorkomende in de hierboven genoemde artikelen van het politie-reglement. Schagen, 5 Juli 1887. Burgemeester en Wethouders voornoemd. G. LANGENBI5RG. de Secretaris, DENIJS. i Ofschoon de politie-autoriteiten der hoofdstad met hand en tand volhouden, dat het onder hunne bevelen staande corps agenten, rechercheurs, inspecteurs, enz., een vrij hoogen graad van voortreffelijkheid bereikt heeft, komen er toch zoo nu en dan dingen aan den dag, die veeleer het tegendeel doen vermoeden. Vooral bij de behandeling van het proces der beruchte palingtrekkers, bleek het van Roman van E. A. KOENIG. 16. IX. De doctor trof Laura alleen in de woning aan, die hem mtt bedrukt gelaat ontving. De zusters waren uitgegaan, zooals zij voorgaven, om inlick- |lttgen in te winnen, omtrent het lot haars vaders, maar Laura wist dat beter, van hare zusters mocht zij geen rnede- hjueri verwachten. ^at de geheimraad den doctor had verteld, deelde bij nu 100 voorzichtig mogelijk Laura mede. Hij verzuimde vooral ®ej, zijn verontwaardiging over zijn zwager in harde woorden geven, maar voor Laura was dit een slechte troost, td0C*°r k°n toch geen beteren geven. ij moeten met den verdediger van uw vader spreken en em op de getuigen opmerkzaam maken/ besloot hij zijn «baal; „wanneer de getuigen niet ontmaskerd kunnen wor- s,en'„ n is de uitspraak voor den aangeklaagde zeer ongun- heb reeds alle hoop verloren," antwoordde het meisje oo oschuddend, „mijn vader zou immers niet in hechtenis eeb "tn°men' wanneer er tegen hem geen bewijzen waren in- t pkJ*0--1 8e*orden. Vat nu!' Gij weet, wat mijne zusters van zijd, zij zullen mij verlaten, ik sta alleen eett mijne vriendschap voor u dan geen waarde viel ^ctor haar op een toon van zacht verwijt in de rede. .V*'1 welIk bid u, onthoud mij uw vriendschap niet; mil». wat ik moet doen. Wanneer mijn vader uit de xjjn*D?®nis tcvugkeert, dan is hij een ongelukkig man; hij zal b' h ,trt n8 niet terug kunnen krijgen, en mijne plicht SI b"' V°°r ^em Li zorgen. Maar hoe kan ik dat?' üe'uj60 'ts rnoe^» komt tijd, komt raad troostte de doctor, ,\V e ■!?roote schreden de kamer op en neder wandelde, uu etn6|r maar beter had besteed, dan kon ik "Uustf I6e kerel zijn, en had mijn vriendschap voor u ten- teftiuw66111 f' waarde. Nu ondervind ook ik, hoe bitter het tB°m 1 ,ls' "at ie laat komtMaar het zal anders worden/ e 1hij, terwijl hij staan bleef, en strak voor zich heen- tUaj het moet anders worden. Gij zult zeggen, de weg ^eirj. el is beplant met goede voornemens, maar ik zal u W lm. *at ,de ernstige wil van een man vermag. Wel is <*aar nu dadelijk niet mede geholpen. V ilt gij 8 als kinderjuffrouw of huishoudster aanne- tijd tot tijd, dat er op de organisatie en de werking der Amsterdamsche politie toch wel iets valt af te dingen, ondanks de rooskleurige verzekeringen der autoriteiten. Dat „iets" wordt door menigeen zelfs in „zeer veel" veran derd; en misschien tengevolge van dit alles, heb ik nu onlangs gehoord of gelezen, dat bij de aanstaande gemeente- begrooting ook een voorstel tot reorganisatie der politie in behandeling zal worden gebracht. Het wordt tijd! Want de veiligheid der burgerij op straat, de handhaving der goede orde en het toezicht op vechtpartijen, straat rumoer, schadelijke dieren, enz., enz., laat tegenwoordig werkelijk buitengewoon veel te wenschen over. Wie een kruistocht door Amstel's straten doet, mag zich wel diep door dringen van de leus: „Mensch, erger je niet!" Aan aller lei minder aangename ontmoetingen is men blootgesteld, die de politie wel niet geheel, maar dan toch groo- tendeels kon en moest voorkomen. Als proeve van al de lieflijkheden, die tegenwoordig ,,op straat" voorvallen, heb ik eens aanteekening gehouden, van alles wat dienaan gaande in het tijdsverloop van slechts ééne week (ver leden Vrijdag tot heden) in verschillende berichten is me degedeeld. Deze bestanddeelen voor een schets, van wat men zou kunnen noemen „Het Amsterdamsche leven op straat," zien er niet zeer opwekkend uit. En van veel is het gebrekkige of onvoldoende toezicht der politie de schuld. Waar het de bestrijding der hondenplaag geldt, is het leven op straat al zeer onvoldoende beveiligd. Een staaltje uit de gebeurtenissen der afgeloopen acht dagen strekke tot proeve. Wel bestaat er een verordening op het muilkor ven der honden, en wel wordt die verordering niet meer zoo brutaal overtreden, als in vroeger dagen, maar toch loopen er nog maar al te veel schrikwekkend groote hon den ongemuilband en los door de stad, terwijl zij meer hun eigenaars de baas zijn, dan omgekeerd. Zoo kon het „Neen, tenminste zoolang niet, tot het lot van mjjn vader is beslistDe mogelijkheid bestaat immers altijd nog, dat hij 1 wordt vrijgesproken, d^ji moet hij deze woning terugvinden, gelijk hij haar verlaten heeft." „Gij hebt gelijk ah, daar komen de dames, uwe zusters Nanette en Babette waren in elegant toilet binnengekomen, zij groetten den doctor met beleedigende geringschatting. „Papa zal veroordeeld worden," zeide Nanette op een toon, die volstrekt geen medelijden verried, „wij hebben het uit een vertrouwbare broner zijn bewijzen tegen hem aanwezig, die niet bestreden kunnen worden. Wij beiden reizen morgen af hadt gij een goede stem en muzikale kenuis, dan zoudt gij ons kunnen vergezellen." „Waarheen?" vroeg de doctor bits. „Ik geloof, dat zulks u onverschillig is," spotte Babette, die voor den spiegel stond en hare lokken in orde schaarde, „wij hebben uwe toestemming toch niet noodig." „Helaas neen, maar gij zult het toch eenmaal berouwen, dat gij niet geluisterd hebt naar mijne waarschuwing en naar mijn raad!" „Wanneer uw raad zooveel waarde bezit, verwondert het mij, dat gij u zeiven geen beter raad hebt gegeven," zeide Nanette ironisch„gij hebt waarlijk het recht niet, anderen uw raad op te dwingen." »En dat zegt gij tot den eenigen vriend, die ons is over gebleven vroeg Laura verwijtend, terwijl zij den doctor een smeekenden blik toewierp. „Ik kan u niet terughouden van de uitvoering van uw rampzalig besluit, maar ik geef u in bedenking „O, dat is nuttelooze moeite,' viel Babette haar honend in de rede, „wij gunnen u de vriendschap van mijnheer den ad- spirant—doctor; wij hebben daarnaar nooit gehunkerd En wat ons besluit betreft, zoo kan dat niet meer herroepen worden, want wij hebben de contracten gesloten; morgen vertrekken wij naar Brussel.' „En wanueer vader terugkomt „Dan zijn wij zijn tyrannie ontvluchtAch, eindelijk vrij te zijn, hoe lang hebben wij daarnaar gedorst „En hoezeer zult gij eens dit verlangen beklagen zeide de doctor ernstig, terwijl hij zijn breed geranden hoed opzette. „Er zal een tijd komen, waarin gij bij de herinnering aan dit uur in hevig weenen zult losbarsten ik wil voor u hopen, dat een terugkeeren dan nog mogelijk is. M ij spreken morgen wel over uwe toekomst, mejuffrouw Laura, in tegenwoordigheid der beide dames valt er aan eene beraadslaging nu niet meer te denken." Laura trachtte hem terug te houdenzij erkende, dat hij gelijk hadhet gedrag van hare zusters, moest immers den i vriend beleedigen en verbitteren. En de doctor kon ook niet optreden, zooals hij dat gaarne publiek er onlangs weer getuige van zijn, hoe een bejaarde dame op den hoek van Keizersgracht en Leidsche straat door een paar van die monsterachtig groote viervoeters die bezig waren met het recht van den sterkste een gere zen verschil van opinie te beslechten, tegen den grond werd geworpen, en geheel buiten zich zelve van den schrik, met gescheurde mantel, in een winkel werd bin nen gedragen. Gelukkig mocht men door liefderijke en zorg vuldige behandeling er in slagen, haar daar weer bij te brengen- Het publiek stroomde bij honderdtallen toe, om van den verwoeden strijd getuige te zijn; eindelijk daagde er politie op, maar het duurde toch zeer lang, eer men de beide ruigharige strijders, waarvan er bovendien nog een ongemuilband was, kon scheiden. Eveneens was het een ongemuilkorfde hond van een bewoner der 2de Wittenburger dwarsstraat, die een zeven jarig knaapje zoodanig in het been beet, dat de wonde in een nabijgelegen apotheek moest worden uitgebrand. Was het nu een rijke jongen geweest, dan zou men hem mis schien den volgenden dag op school hebben hooren bluffen„O jongens, verbeeldt je eens wat een buiten kansje ik ben gisterenmiddag door een dollen hond gebeten, en nu moet ik naar Parijs bij professor PasteurPa en Ma en de zusjes gaan ook meê we gaan allemaal 1" Maar die lichtzijde had de zaak voor den jongen niet eens. Over de publieke onveiligheid klagen de winkeliers steen en been. De toonbanken, laden en uitstallingen staan ieder oogenblik aan de hebzucht der straatjongens bloot. Zij weet er van mee te spreken b. v., die weduwe in de Oosten burgerdwarsstraat woonachtig, die op het bureau van politie haar nood kwam klagen, dat er den vorigen avond uit hare toonbanklade f 4 en een portemonnaie met geld was ontvreemd. Misschien was de dader wel dezelfde 18-jarige jongen, die als verdacht van medeplichtigheid aan „lade- lichterij" (er is zooals men ziet reeds een technische term gewild hadhij gevoelde zelve, dat zijn eigen verleden hem het recht niet gaf, anderen verwijten te doen. „Maar dat zou nu werkelijk anders worden, hij wilde Wohl- farst's raad opvolgen en door rusteloozen arbeid zooveel trach ten te verdienen, dat hij zijne studiën hervatten en zich voor het examen voorbereiden zou kunnen. Misschien kon de jonge schilder, met wien hij vriendschap gesloten had, hem daarbij behulpzaam zijnhij wilde hem zijn levensloop getrouw verhalen en om zijn raad en zijn hulpe vragen. En was liet hem dan gelukt, zich een verzekerd bestaan te verschaffen, dan zou hij Laura vragen, of zij bereid was, de zorg voor haar toekomst aan hem toe te vertrouwen. Terwijl hij over deze plannen nadacht, was hij de trap op gestegen, hij wilde juist de woning van den onder-huisbaas voorbij gaan, toen Schlauinann op deu drempel verscheen. „Ah, zijt gij daar; ik heb u reeds te vergeefs in uw wo ning gezocht," zeide Schlauinann onvriendelijk, „kom een oogen blik" binnen, ik heb eenige woorden met u te spreken." „Gij zult mij toch niet willen mededeelen, dat ik het hoogste lot gewonnen lieb?" schertste de doctor, aan de uitnoodiging gehoor gevende. „Ik heb waarachtig niets daartegen, waarde heer „Ik ook niet," viel Schlauinann hem in de rede, terwijl hij hem nu een snuitje aanbood, „gij behoefdet dan niet langer in het achterhuis te wonen en kondt uw lieven vriend in een hotel van den eersten rang onder dak brengen. Gij hebt daar een man in huis genomen, die mij niet bevalt, waarde heer gij weet ook, dat gij zulks zonder mijne toestemming niet moogt doen; het spijt mij, dat ik daarom u de woning moet opzeggen." „Kom, kom, wees nu niet zoo onbarmhartigzeide de doc tor onthutst. „Ik heb het u willen mededeelen, maar gij waart niet tehuis. En zoo slim zal het toch ook wel niet zijnmijn vriend is wel aan lager wal geraakt, doch daarom nog geen slecht mensch." „Weet gij dat zoo zeker? Hij is zooeven met den slotemaker Schunk uitgegaan, en gij zult toegeven, dat de vrienden van dezen man niet zeer vertrouwenswaardig zijn. Ik kan u niet toestaan, dien man bij u te laten inwonen en ik moet helaas blijven bij mijn besluit; de huisheer is in dit punt zeer streng en er zijn spionnen genoeg onder dit dak, die hem alles aan brengen." De doctor keek Schlaumann scherp aan. „Dat onweder schijnt al zeer spoedig losgebroken te zijn," zeide hij, zou „misschien mijn edelmoedige zwager daarin niet weder de hand hebben? Wat betaalt hij u er voor, dat gij mij de huur opzegt? Kom, zeg mij de waarheid! U neem ik dien handel niet kwalijk, al kan ik nu juist niet zeggen dat het u eer aandoet"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1887 | | pagina 1