Alieitci Zondag, 17 Juli 1887. 31ste Jaargang- No. 2107. m AMSTERDAMSCHE KRONIEK. IN HET ACHTERHUIS. Uitgever: J. WINKEL. Bureau: SCHACwttV, liaan, D, 5. Twee Kinderen. SCHAC DRAAI Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater dagavond. Eij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEE- TENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Prijs per jaar f3.Franco per post f3.00. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIÉN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f 0.15 Groote letters worden aaar plaatsruimte berekend. Gisterenavond kon het courantenlezend publiek zich hier en daar in een voor velen verblijdend nieuwtje ver lustigen. Ik heb het wel drie- of viermaal gelezen, en leef nu in afwachting van de dingen die komen zullen, d. w. z., in afwachting of het verblijdende nieuwtje vervuld zal worden. Een weerprofeet verraste namelijk de wereld met de voorspelling, dat het in de maand Juli nog meer zou regenen, dan de gemiddelde hoeveelheid die er gewoonlijk valt. Dat zou voor het dorstende aardrijk en het smach tende menschdom een zegen zijn maar men zal wel doen, met niet te veel aan dien zegen te gelooven, vóór dat hij er is. Deheeren weervoorspellers zijn profeten „met een slag om den arm," wat toch eigenlijk een arm slag van profeten is. Wij Amsterdammers zouden met een flinke dosis hemel water uitstekend gebaat zijn, vooal de Amsterdammers die twee, drie of meer vet diepingen boven den beganen grond wonen. In de hoogere sferen der hoofdstad heerscht reeds sedert vele weken volslagen watersnood, wel te verstaan, men zit er niet in nood door het water, maar om het water. Totaal gebrek aan dat lavende en lesschende vocht! Maar hoe is dat mogelijk, Amsterdam heeft immers zulk een kostelijke duinwaterleiding hoor ik dezen en genen mijner lezers twijfelend vragen. Ik haast mij, dien twijfel zoo spoedig mogelijk weg te nemen. Inderdaad, die duinwaterleiding hebben wij nog en kostelijk is zij ook, althans wat de qualiteit van het kristalheldere water be treft, al pruttelt de een of andere mopperaar wel eens, over een bloedzuigertje of een duizendpootje, waarvan zijn kraan voorspoedig verlost is. Doch het geval ligt zóó, dat er op de bovenhuizen wel pijpen zijn aangelegd en w< 1 kranen geplaatst zijn, maar wat helpt dit alles, wanneer Roman van E. A. KOENIG. 18. Het was den doctor ernst met zijne goede voornemenshij j>egon dadelijk met de uitvoering er van, en hij ontwikkelde daarbij eene volharding, die het beste deed verwachten. De zusters Babetle en Nanette waren na een zeer koel af scheid van haar zuster Laura, aigereisdde doctor had daarop Laura bij Rosa gebracht, en deze ontfermde zich met hartelijke helde over de verlatene; het gelukte haar ook reeds den vol genden dag, haar voordeelig werk te verschaffen. Daardoor was de doctor van deze zware zorg bevrijdhij *on zich nu geheel en al aan zijn arbeid wijden. De oude W ohlfarth stond hem met raad en daad getrouw kr zijde; ook Alfred, aan wien hij zijn volle vertrouwen had geschonken, ondersteunde hem hierdoor, dat hij hem de we- enschappelijke werken verschafte, welke hij voor zijne studie noodig had. Hij kwam nu met den schilder dikwijls, en vooral in de *°nmg van Wohlfarth zamen, hij sloeg met scherpen blik gade °lde liefde der beide jongelui sterker werd. l*n hartig en zonder eenige terughoudendheid sprak hij daar- **Ter Alfred; hij maakte hem opmerkzaam op de lasterlijke P tjes van mejuffrouw Gosebrink en gaf hem den raad, zon- er lang te aarzelen, aanzoek te doen om Kaatje's hand en de ^croung zoo spoedig mogelijk bekend te maken, daar alleen erdoor de goede naam van het meisje voor boosaardige laste en beschermd kon blijven. at was nu wel is waar spoediger gezegd dan gedaan, want ue generaals—weduwe met alle beslistheid zou protesteeren gen deze verloving, dat was met zekerheid te voorzien. T J ook hardnekkig hare toestemming geweigerd voor de van haar zoon Arthur met de dochter van den geheim- bh l, verstappen, niettegenstaande de geheimraad persoonlijk J aar was geweest, om zijne vrouw te verontschuldigen en jorzoening te bewerkstelligen. heerschte dan in het voorhuis een zeer droeve en ge- »cht terwijl het gelukkige, verloofde paar in het uis met blijden blik in de toekomst zag. waren er verscheidene dagen verstreken, toen de post- Toor Zekeren da? deE doctor een brief bracht, die hem een tijd aan zijne studie ontrukte. ht,n ;t adres herkende hij terstond de hand van zijn zuster; *as met [bevende hand en naar het scheen, in groote de pijpen leeg blijven en de kranen geen water geven Dit veroorzaakt een misère van belangDe duinwater maatschappij heeft in de laatste jaren door verschillende omstandigheden haar buizennet zoo aanmerkelijk uitge breid, dat do persing der te Yelzen staande machineriën, in tijden van langdurige droogte, niet voldoende is, om het water den geheelen dag hooger op te voeren, dan tot de eerste verdieping (zoogenaamde bei-étage) der huizen. Alleen 's avonds laat en 's nachts, wanneer het gemid delde waterverbruik natuurlijk minder is, hebben de bewo ners van die hoogere verdiepingen gelegenheid, om den benoodigden voorraad tegen den volgenden dag op te zamelen. Het spreekt van zelf, dat dit zijne eigenaardige bezwaren Ueeft, vooral als men gewoon is, om in het ver bruik van water volkomen onbeperkt te zijn: de regel is, dat men de kraan slechts behoeft open te draaien, om naar hartelust zooveel water te gebruiken als men ver kiest. Gelijk men zich voorstellen kan, wordt de Maat schappij voortdurend met klachten daarover bestormd, vooral omdat zij zich laat betalen, alsof er geen enkele druppel aan de leverantie ontbrak. Ja, zoo er iets voor Amsterdam onmisbaar is, dan is het wel de duinwaterleiding. Gesteld dat de een of andere vijand eens het beleg voor onze stad sloeg, dan zou hij ons zeer gemakkelijk tot de overgave kunnen dwingen, door den watertoevoer af te snijden. Met het oog daarop, is men dan ook thans bezig, een tweede leiding te leg gen, die water uit de Vecht zal aanvoeren. Dan krijgen wij het van twee kanten, en hebben wij dus ook tevens ruimer toevoer te wachten. Het Vechtwater is van iets minder qualiteit dan het Haarlemsche duinwater, zoodat het hoofdzakelijk om te plassen, te spoelen en te sproeien zal gebezigd worden, maar desnoods zou men het toch veilig kunnen drinken. Wordt Amsterdam dus b. v. eens belegerd, en snijdt de vijand de duinwaterleiding af, wei ontroering geschreven dat deed hem niets goeds vermoeden. Haastig opende hij het couvert, en terwijl hij zijn hoofd met dichte rookwolken omhulde, las hij de volgende regelen „Red mij en mijn kind, wanneer gij kuntzij willen ons scheiden en die scheiding overleef ik niet. Gij zijt de eenige mensch, dien ik nog vertrouwen, wiens hulp ik inroepen durf, van u verwacht ik redding. Heden avoud om zeven uur ben ik alleen, mijn man heeft vergadering, zijn zuster bezoekt een vrome bijeenkomstik zal op u wachten, kom zonder vrees, want gij steunt een eerlijke zaak. Laat mij niet te vergeefs wachten, morgen zou het te laat kunnen zijn. In vertwijfeling uwe en u vertrouwende zuster Emma." De doctor legde den brief neder en stond opmet groote schreden doorliep hij eenige malen zijn kamer. „Het gevaar moet in der daad groot zijn, anders zou Emma het niet gewaagd hebben, mij deze regelen toe te zenden," bromde hij. „Bij Zeus, ik moet haar helpen, maar ik vrees toch, dat ik mij daarbij leelijk de handen zal branden. Deze familiegeschiedenissen gaan mij eigenlijk niets aan Nu, wij zullen zien, het zou mij een ware wellust zijn, wanneer ik dien schurk eens geducht onder handen zou kunnen nemen." Hij bleef voor het scelet staan en hing zijn pijp daaraan opnu hernam hij zijn wandeling door de kamer. Nu moest ook dit hem weder in de uitvoering van zijn voornemen storen Wie kon weten, wat er zieii uit dezen nieuwen strijd met zijn zwager zou ontspannen, en hoe lang de strijd zou duren! Hij had zijn zuster in langen tijd niet meer gezien; in zijn hart verweet hij haar, dat zij bij de regeling der vader lijke nalatenschap niet krachtiger zijne rechten had verdedigd. Maar waarschijnlijk was ook zij bedrogen geworden; Katern- berg zal haar ook wel wijs gemaakt hebben, dat de afgestorvene niets noemenswaard had achtergelaten. En het was toenmaals ook zijn eigen plicht geweest, zijn zuster en zich zeiven voor den bedrieger te beschermen, door dadelijk na den dood van hun vader den boedel te laten ver zegelen en langs gerechtelijken weg afrekening te verlangen. Ja, wanneer het woelige leven, dat hij toen leidde, hem maar niet voor alle ernstige zaken ongeschikt had gemaakt Toen was het den huichelaar gemakkelijk gevallen, den onna- denkeuden zwager te bedriegen en over te halen tot ondertee- kening der scheidingsakte. En nadat dit geschied was, kon er later van een gerechtelijk proces geen sprake meer zijn, vooral niet als alle bewijzen voor het bedrog ontbraken. Op het bepaalde uur bevond de doctor zich bij het huis van zijn zwager. Zijn zuster opende zelve de deur en bracht hem naar de woonkamer, die door de avoud—schemering slechts spaarzaam verlicht was. „Waar is uw kind?" was zijn eerste vraag. nu, dan drinken wij heldhattig ons glas PecAiw&terjuist een goede drank in oorlogstijd 1 Men moet zich eigenlijk afvragen, hoe Amsterdam het ooit zonder dat duinwater heeft kunnen stellen, doch zoo gaat het met al zulke dingen. Nu wij eenmaal gaslicht, telegrafen, telefoons, spoorwegen enz. hebben, beschouwt men ze ook als totaal onmisbaar. Wat nu echter meer bepaald de duinwaterleiding aangaat, is er toch wèl een tijd geweest, dat de hoofdstad aan zoo iets geen behoefte had. Maar het is lang, o zoo lang geleden Dat voorrecht hadden de Amsterdammers van drie- en vierhonderd jaar geleden. Toen behoefden de ingezetenen der goede stad Amstelredamme slechts naar den Amstel, den burgwal en de vesten te loopen, om den watervoorraad te scheppen, dien zij voor hunne dagelijksche behoefte noodig haddeD, zoowel voor hun bijna spreekwoordelijk geschrob en voor hunne fabrieken, als voor het toebereiden hunner spijzen en het vullen hunner waterkannen. Nu mag men hieruit niet opmaken, dat onze voorzaten ooit smaak gehad hebben in brak of smerig water, maar wel, dat het water in den Amstel en in de stadsgrachten drie of vier eeuwen geleden zoet en drinkbaar was. Maar toen Amsterdam gestadig grooter werd, en er ook in de omstreken der stad aan houdend werd gebouwd en gegraven, kwam er verandering in dien heerlijken toestand. Reeds in het begin der zes tiende eeuw scheen het lekker er af te raken en moest het stadsbestuur tusschenbeiden komen om aan de veront reiniging paal en perk te stellenzoo werden twee Am sterdammers beboet omdat zij (als de Amsterdammers van onze dage) „private" in de gracht hadden uitgegooid. Een zeer onaangename gewaarwording voor hun dorstigen buur man, die juist gereed stond om met een glaasje water uit die gracht zijn droge keel te laven. Daarbij vergeleken, is een bloedzuiger of palingje uit de duinwaterkraan nog slechts kinderspel 1 De waterbedervers moesten ieder „een „In de slaapkamer," antwoordde zij„ik heb liet weggebracht, omdat ik met u alleen moet spreken. Wij hebben elkander in lang niet gezien, Christiaan 1" De doctor, die iutusschen op een stoel had plaats genomen, keek haar aaneerst nu zag hij de rood geweende oogen en de bleeke wangen van zijn zuster; het werd hem toen oogenblik- kelijk duidelijk, hoeveel zij reeds moest geleden hebben. „Gij kunt het mij niet euvel duiden, dat ik niet hierheen kwam," zeide hij, uw man had immers gedreigd, mij de deur uit te werpen, en ik wist, dat gij mij niet zoudt beschermen." „Ik kan mij zelve niet eens beschermen zuchtte zij. „Behandelen zij u dan zoo slecht?" „Wanneer ik deze vraag wilde bevestigen, dan zoudt gij daar uit opmaken, dat zij mij mishandelen, doch dat is zoo niet," antwoordde zij, „zij behandelen mij slechts als een onmondig kind; ik heb in mijn eigen huis niets te zeggen, mag geen wensch uitspreken, moet mij in alles schikken en alles goed noemen. En wanneer dat slechts alles ware! Maar neen, ik zie ook iederen dag, dat hunne vroomheid slechts een masker is, achter hetwelke zij hunne zelfzucht en hunne booze hartstoch ten verbergen, en deze erkentenis kan mij slechts afkeer en verachting tegen hen inboezemen." De blik van den doctor rustte onderzoekend en vol onge duldige verwachting op zijn zuster. „Hebt gij bewijzen, dat wij na den dood van onzen vader door uw man bedrogen zijn vroeg hij, „kunt gij mij deze bewijzen ook verschaffen „Neen," antwoordde zij, „ik weet ook heden nog niet, of uwe vermoedens met betrekking tot dit punt wel gegrond zijn. Hij heeft toenmaals, als ik miju twijfel te kennen gaf, mij met een eed bezworen, dat onze vader bijna niets liad achtergela ten de papieren, die hij mij voorlegde, bevestigden zulks, en ik durfde niet verder onderzoeken. Wanneer wij bedrogen zijn geworden, dan zal de waarheid wel nooit aan het licht komen, en het zou nuttelooze moeite zijn, wildet gij hem daarover heden nog aanvallen." „Laten wij ter zake komenzeide de doctor. „Gij hebt mij geschreven, ik zal u helpen. „Ja, ik heb lang gezwegen en alles geduldig over mijn kant laten gaan, maar nu kan ik het niet langer," viel zij hem schielijk in de rede. „Zij willen mij mijn kind ontnemen, het zal nu bij een geestelijke op het land gebracht worden." „üm welke redenen „Zij zeggen, dat het ziek is, en alleen in de landlucht we der gezond kan worden." „Hm, dat is een reden, die men moeielijk kan betwisten. En gij „Ik moet hier blijven, men kan mij hier niet missen, be weren zij; bovendien is er ook in huis van den geestelijke voor mij geen plaats meer. Ik weet dat beterzij willen ons

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1887 | | pagina 1