Binnenlandsch Nieuws.
Wordt Vervolgd.
Gemengd Nieuws-
et/if* l
pond hollandsch" betalen en bovendien bij de wekelijksche
processie vooruitloopen met een brandende waskaars in de
hand, welke kaars zij na afloop der processie in de oude
kerk gingen offeren. De verordeningen, door de stad op het
zindelijk houden van het water afgekondigd, waren dan
ook van zeer ouden datum. In den aanvang der vijftiende
eeuw vaardigde men reeds een verbod uit om onreine
stoffen en doode beesten in het water te werpen, of daarin
huiden te weeken te leggen en schoon te maken. Maar
omstreeks 1530 konden de Amsterdamsche brouwers het
grachtwater voor hunne fabrieken niet meer gebruiken en
voerden zij toen reeds den benoodigden watervoorraad met
schuiten van elders aan.
Toen men eenmaal zoover was, begon het in Amsterdam
regel te worden, drinkwater uit de naburige omstreken te
laten aanvoeren. De waterschuiten kregen het druk en
voeren geregeld vice versa tusschen Amsterdam en de
Yecht- of Rijnplaatsen. Ook putte men nog uit andere
bronnen. Wagenaar, de oude Amsterdamsche geschied
schrijver, verhaalt, dat men in de zestiende eeuw het water
zelfs uit de Haarlemmermeer haalde Het gros der burgerij
schijnt zich intusschen nog altijd met grachtwater of met
opgevangen regenwater te hebben moeten behelpen. Wie
dat kostje gewoon was, kon het misschien zonder gevaar
drinken, maar vreemdelingen legden bij hun verblijf te
Amsterdam doorslaande blijken van watervrees aan den
dag. Keizer Karei Y b. v., die in 1540 de hoofdstad zou
bezoeken, kreeg den raad mee om hier toch vooral niet
lang te vertoeven, omdat „de vier elementen te Amster
dam gecorrumpeert" (bedorven) waren, het water er „niet
deugt", en men er zich „ziek, ja den dood zou kunnen
drinken." De vaste regenbakken aan de huizen, waarin het
water van daken en platten samenliep, en waaruit men
het in de keukens oppompte, kwamen eerst vijfentwintig
jaar later in gebruik.
Het denkbeeld dat men het smerig, kwalijk riekende
(om niet te zeggen stinkende) water uit de Amsterdamsche
grachten gedronken zou hebben, komt ons nu walgelijk voor.
Men zou het thans geen beest voorzetten. Maar oudtijds
was het ook zóó slecht niet, al begon het ook langzamer
hand onbruikbaar te worden. Tevergeefsch werden er in het
jaar 1551 verordeningen tegen het plaatsen van privaten
boven het water afgekondigd. De ondrinkbaarheid nam toe,
en het schijnt dat in 1570 de stad zelve voor aanvoer van
versch water zorgde door waterschuiten, die hunne ligplaats
aan den Overtoom hadden. Daar konden de inwoners, die
niet van regenwater gediend waren, zich dan van goed
rivierwater voorzien en de brouwers het in hunne schuiten
laten overpompen.
Nog in het midden der zeventiende eeuw voerde de
Amstel, naar het schijnt, zuiver water aan, zoodat men
verwachtte van den toen reeds zich verspreidenden stank
bevrijd te zullen worden, indien men er slechts in slaagde,
het vervuilde stadswater buiten de Amstel te loozen. Maar
niets hielpen in vervolg van tijd was men genoodzaakt
de waterschuiten naar Weesp te zenden. Tot vijftien a
twintig jaren geleden voerden die waterschepen het Vecht
water binnen de stad, dat echter vrij duur was, vooral 's
winters, wanneer men moest doorijzen. De zware winter
van 1740 heeft dienaangaande sterk sprekende staaltjes
opgeleverd
Al vroegtijdig waren er vernuftige en ondernemende
mannen, die plannen beraamden om op een andere wijs
in den watertoevoer te voorzien. In 1682 leverde o. a.
zekere Elias Sandra eenige daartoe strekkende plannen in;
een daarvan hield in het aanvoeren van water van boven
Weesp over eene op steenen bogen rustende waterleiding.
Al die plannen bleven evenwel slechts op papier bestaan,
en even ongelukkig was de in 1811 door Napoleon benoemde
commissie, die Vreeland aanwees als de plaats, waarvoor
scheiden, omdat zij er van overtuigd zijn, dat ik de scheiding
niet zal overleven."
„Verlangen zij dan naar uw dood F' vroeg hij.
„Ik geloof het; uitingen, die hen wel onwillekeurig ontglip
ten, doen het mij vermoeden. Ik ben voor hen een last, waar
van zij zich gaarne zouden willen ontdoen, teneinde in een
andere stad het leven te kunnen genieten. Zij willen de zaak
verkoopen zoodra ik er niet meer ben, en ik geloof, dat zij ook
bang zijn voor iets, dat zij gaarne uit den weg zouden gaan.
Zij spraken van een broeder, dien zij uit Amerika terug wach
ten."
„Die zal ook wel bedrogen geworden zijn zoodat zij redenen
hebben, hem te vreezen," merkte de dokter op.
„Daarvan weet ik niets, ik ken dien broeder niet, hij is nu
drie jaar geleden, naar Amerika vertrokken; voor dien tijd
woonde hij in een andere stad; huiselijk leed, ik geloof van
den dood eener geliefde vrouw, moet hem voortgedreven hebben.
„Zoo, zoo," zeide hij nadenkend, „en zij hebben u, naar
het schijnt, van de geheele geschiedenis niets vertelddat
klinkt reeds verdacht. Maar in den grond gaat ons die ge
schiedenis nu niets aan
„Neen, en wat mij betreft, zoo heb ik waarlijk aan mijn
eigen leed reeds genoeg te dragen," zuchtte de jonge vrouw.
„Welken raad geeft gij mij F'
„Hadt gij voldoend vermogen, dan zou ik u raden, u van
uw man te laten scheiden."
„Maar daartoe bestaat niet de minste wettige reden, en
wilde ik mij uit vrijen wil van hem scheiden, dan zou hij het
kind opeischen en ik zou het hem moeten afstaan."
„Gij schijnt reeds nauwkeurig inlichtingen te hebben inge
wonnen
„Ja, ik ben in het geheim naar een advokaat gegaan."
„En welken raad gaf hij u
„Hij wist er geenmijn man heeft het recht, zijn ziek
kind naar het land te zenden, meende hij."
„En daarin zal hij gelijk hebben," bevestigde de dokter, „Ja,
wat wilt gij dan beginnen? gij kunt het kind volgen, het adres
van den geestelijke zal men u toch niet onthouden, en
zijt gij eenmaal daar, zoo neemt misschien de geestelijke
de partij voor u op en kunt gij bij het kind blijven. Maar
daartoe behoort moed, hebt gij dien niet, laat dan liever alles
een ontworpen waterleiding de prise d' eau zou moeten
gemaakt worden. Men wist dat het water in sommige
welputten in de stad bruikbaar en vrij smakelijk was, en
men trachtte plaatsen te vinden, waar putten ten alge-
meenen nutte konden worden gegraven. Doch de drassige,
kleiachtige bodem van Amsterdam bleek niet geschikt om
goed drinkwater te leveren. Daardoor bleef'de onderneming
der waterboeren, die Vechtwater aanvoerden, nog steeds
bloeien totdat de Duinwatermaatschappij optrad, een
Engelsche onderneming, die het water regelrecht in onze
huizen en kamers voerde. Wat zouden de oude gracht
waterdrinkers wel zeggen, als zij dit eens konden zien!
15 Juli '87. GJ ijsbreclit-
Schagen, 15 Juli 1887.
Toegelaten: voor het Gymnasium te Amsterdam, de
jongehr. S. Spaans van Barsingerhorn; voor de H. B. School,
te Alkmaar, de jongehr. P. Meurs, alhier, beiden leerlingen
der O. L. School te dezer plaatse.
mond weg te inoffeleu en even stilletjes in zijn
glijden. W*Ë
Nog dienzelfden avond werden op de gezondheid
ders lang niet scheutige hutsvrouw eenige lekkeregla^u^'
richtsch bier gedronken.
in den avond van den verjaardag van de Koningin
op den vijver in het Bosch te 's Gravenhage een ChinL-L
tempel verrijzen, welke met bijna 30,000 iBuraiueerglazsj
licht zal worden,
Met zekerheid verneemt men, dat Gerril de Jon
Giethoorn, veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf
mishandeling van Geertje Schreur, naar Noord-Amerika j?
geweken.
In een brief aan zijne moeder is verzocht de conrf
menten wel te willen doen aan den burgemeester en den vet1
wachter dier gemeente.
Een huisvrouw te Rotterdam had door haar dochterl-
boter laten halen. De winkelier had het a haaltje, waarin l
boter gehaald werd, gedekt met een paar bladen uit een ooi
Psalmboek. Toen het kind met de boter thuisgekomen w,,
ontdekte moeder de vrouw dat er tusschen de bladen
een muntje van f 53 zat; zij ging dit aan den winkelier^
brengen; deze, die het Psalmboek onder oud papier had gekce-f
deelde met haar het buitenkansje en schonk haar f 25;
het goed gebruiken
Droogmaking der Zuiderzee
In de Woensdag te Purmerend gehouden zitting van
Nijverheids-congres gaf prof. J. M. Van Bemmelen, oitLeifo
een technische toelichting van het Zuiderzee-vrnagstnk, vootil
uit een geologisch oogpunt. De boogleeraar besprak al de se i r
1849 aan de orde geweest zijnde ontwerpen, daarbij warme
hulde brengende aan het plan-Stieltjes, dat hij 't meest door
dacht en meest uitvoerbaar noemde. Sedert dat ontwerp enk
daarvan afwijkende Regeeriugsplan was echter sinds jaren vr.
de zaak niets meer gehoord, tot nu de heeren Buma en Ta
Diggelen haar weder opvatten en de merkwaardige studie vu
het vraagstuk weder begonnen, welke meer sympathie verwierf
toen de Zuiderzee-vereeniging twee bekwame ingenieurs ui
het hoofd stelde. Thans heeft men in het werk weder vertrouw
gekregen, nu bescherming van de kust en aanslibbing van dei
grond achter de eilanden doel zijn geworden. Immers van k
opbrengst der gronden moet men zich bij de tegenwoordige la
zuivelprijzen niet te veel illusie makenspreker althans tij-
felde zeer of nu nog wel te rekenen valt op f 1000 per hectare.
Het zuidelijk deel der droog te leggen gronden bestaat,
deelde spreker mede, uit vette klei.
De heer Lankelma, fabrikaut van portlandcement te Pure
rend, die jaren peilingen in de Zuiderzee deed om grouW
voor zijn fabrikaat te vinden, sprak het gunstig oordeel w
den hoogleeraar over de kleigronden tegen; hij verminderde i
200,000 hectaren vruchtbaren grond met 3/é, dat bestaat
zg. blauw zand, met een sliklaag bedekt. Prof. Van Bei
waarschuwde dus tegen al te gunstige verwachtingen.
In eene militaire schets in Gouverneur's Oude H'f
vriend voorkomende, leest men de volgende brief van een»
cien uit de Betuwe, aan zijn Ouders:
Woarde Olders
„Zooals ik oe belooft het, sol ik oe schrijven ak goed 1
wel gekleed was. Da bink noe, en doarom vat ik de pi"
's op. 'k Hep in die vier doagen da 'k milsijn ben, al
wat oudervonden. Hoe dukkels ze mien noam op ien dag
spreken da wik nie. Ze nuumt ze hier alle moal bie d«®
Ik ha veul liever dat ze Gart-Jan teugen mien zeeë,
nou lacht se mien uut. De eerste dag da 'k oan kwam
ik doallik een half kemies da krek zo lekker is as te
gebakken thuus. Den heugen zee teugen mien, dat de
derin was gebakken, moar doar kank niks van pruven-
moeder karnd het, laot ze mien dan moar een potje
sturen.
»Zo hebt mien de kop koal knipt, da's erg vrieind16
erst, net as op de strooizek sloapen, moar da went we
hebt veul te leeren en te doen. Alle morgens bekom®®
soep en het éten smiddags da geet ok best. Ik veurffl^
der best mee toe, maar der zin dan toch enkele van die -
kers onder; die altied op ien ander zen piepers zitte te1
zooae se de eerepels hier nuumt. En poar senten ka]e
nog wel sturen, want 'k het een riksdoalder veur 11
gegeven, en toen ik em onder mien kotje wilde zetten
de serresant en die zee dat het de nummerkist van
p.nie was.
Ha 'k noe moar geweten wie 'k de riksdoalder g"'1-
dan was 't niks geweest, maor da's niet te ontboden
zoveule manschappen. Nou rno'k toch zien da'k u
en dan roaken mien senten oarig op. 'k Het #"Cer-
een goeje korporaal getroffen.
„Zoo'n heugen het hier 'n boel in de melk te
Door Hoofd-Ingelanden van de Zijpe- en Hazepolder,
is Woensdag j.1. tot Dijkgraaf benoemd, de heer K. Bierste
ker, te Zijpe.
Een bewoonster van een der bovenwoningen van een per
ceel in de Roeterstiaat te Amsteidam kwam Maandag tot een
vreeselijke ontdekking. Men had sedert Vrijdag een medebewo
ner van de trap gemist. De man, wiens vrouw uit bakeren was,
liep anders meermalen op en neer. Maandag duwde zij de ka
merdeur open en op haar geroep geen antwoord bekomende,
ging zij de kamer binnen. Met ontzetting werd zij gewaar, dat
de man verhangen aan een kastdeur hing. Doordien het lichaam
in dien toestand reeds eenige dagen hing, was door zwelling het
gelaat bijna onkenbaar en het hoofd monsterachtig gezwollen.
Niemand kon eenige aanleiding tot die zaak vermoeden.
Naar de Amst. Crt. verneemt, zou Strauss met zijn kapel
op de markt der tentoonstelling van voedingsmiddelen te Am
sterdam een reeks concerten komen geven.
Subrosa!
Dezer dagen had te Roosteren een concert plaats van 30
werkende leden ondereen rozestruik 1
In den tuin van mevrouw de wed. Reynen staat een treur-
roos, welker kroon de kolossalen omvang heeft van ruim 20
meter. Onder dit boompje, dat dien dag volgens matige bere
kening prijkte met meer dan 10,000 bloeiende rozen, gaf het
fanfare-gezelschap om der curiositeits wille een concert 1
Men leest in de Avondpost:
In strijd met bprichteu in andere bladen kunnen wij mede-
deelen, dat de uitlevering van de personen, van wier aanhou
ding te Bordeaux melding is gemaakt, niet zal worden aan
gevraagd. De diefstal toch, waarvan zij verdacht worden, is ge
pleegd ten nadeele van hun moeder en bijgevolg straffeloos."
De bloemkool verzending uit het Westlund begint af te
nemen en zal welhaast gedaan zijn. Van hoeveel beteekenis
deze teelt is, blijkt o. a. hieruit, dat verleden week op één
dag alleen van Loosduinen, 100,000 kooien vervoerd werden.
Eeu handswerksgezel te Gennep werd dezer dagen als
avondeten een spekpaunekoek opgedischt. Na een gedeelte
verorberd te hebben, ontwaart hij in zijn mond een hard voor
werp bij onderzoek blijkt, dat de koek met eeu tienmarkstuk in
plaats van met spek gekruid is. Ten hoogste voldaan over zijn
gulle huisvrouw, weet hij het goudstukje stilletjes uit den
zijn gang gaan; gij moet u voorbereid houden op een hevigen
strijd met uw man en zijn zuster."
„Ik waag alles, voor ik mij van mijn kind laat scheiden,"
autwoordde zij beslist.
„Nu dan, zoo weet ik u geen beteren raad te geven. Volg
hen oogenschijnlijk in alles, laat het kind vertrekken en reis
het eenige dagen in het geheim na; in tegenwoordigheid van
den geestelijke zullen zij wel toegeven en u toestaan, bij het
kind te blijven. En u zelve zal de landlucht ook goed doen,
terwijl ik mijnheer uw gemaal gaarne een dosis blauwzuur
zou willen voorschrijven."
„Gij moet hem niet meer uittarten, wanneer gij hem ont
moet; misschien zou het nog wel mogelijk zijn, de verhouding
tusschen u beiden een weinig dragelijker te maken
„Hebt gij ooit er van gehoord, dat een eerlijk man de
vriend kan zijn van een schurk viel hij haar in de rede.
„Hij zeide mij, dat hij u de verzoenende hand had aange
boden.'
„Ja; maar ik had liever mijn hand met zijn gezicht dan
met zijn hand in aanraking gebracht."
„Gij haat hem dan v?el!"
„Ah, bah, men kan niet haten, wanneer men veracht".
De jonge vrouw was plotseling opgestaan, want er werd met
drift aan de huisbel getrokken.
„Mijn God, wanneer hij daar eens was!" fluisterde zij.
„Dan zou hij alleen zijn zwager hier vinden," antwoordde
haar broeder, het hoofd trots in den nek werpende. „Denk
toch niet, dat ik bang voor hem ben, wanneer ik hem mijn
vuist voorhoud, kruipt hij in zijn hok."
„Maar ik moet er later voor boeten."
„Toon dan nu, dat gij moed hebt."
Hij liep nu naar de kamerdeur, die in hetzelfde oogenblik
na een kort kloppen geopend werd.
Doch niet Hubert Katernberg, maar een andere heer met
door het weder gebruind gelaat, stond op den drempel, en of
schoon een zware baard zijn gelaat grootendeels verborg, be
zat het toch zooveel gelijkenis met het gelaat van den" arm-
verzorger, dat de doctor en zijn zuster terstond in hem den
verwachten broeder van Katernberg herkenden.
vi ul meer as bie ons de burgemeister.
„De serresant het nog veul meer te zeggen e" a" fj!
officier op de kamer komt, dan vallen ze alemoal
schrik. A oor eiken heugen moje verschillende mi®111",',
da' leert ze ons allemoal. Nou waarde olders z* k
bie loaten, want 't zei doalik voor 't jassen
teugen mien, dat betekent zooveul als eerepelsch' 3
zeg moeders en Jan Hendrik veur mien genéa? e
van oew zeuu voaders. T
„Mien adres is bij de eerste kompenie tweede
het achste te Nimwegen flak noast de koproal-
Het testament van een zonderling werd T°°rï0|?ei><k
'ittsburg (Noord-Amerika) geopend en bevatte G j^j-0
vv*u*xsu V c*u ccII 4UUUC1
Pittsburg (Noord-Amerika) geopend
waardige wilbesehikking omtrent hetgeen u,
den testator moest gedaan worden. arand
lijkoven worden >er j te
aan den Duitschen c
lya. moei in een iykoven worucu
een flesch geborgen en die aan den Duitschen