Zondag, 14 Augustus 1887. 31ste Jaargang. No. 2115. d JACHT. IN HET ACHTERHUIS. AMSTERDAMSCHE KRONIEK. Gemeente Sc/togen. Beke n d in a k i n a. Voegingen van het noodlot. Niets is zoo fijn gesponnen I II DRAMT. Iteiiic- k L Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater dagavond. Eij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVER- TENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STEKKEN èén dag vroeger. Uitgever: J. WINKEL. Bureau: §CILlCiL\. Laan, l>, 5. Prijs per jaar f8.Franco per poat f3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIÉN van 1 tot 5 regels f0.75; iedere regel meer f 0.15 Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Pc Burgemeester der gemeente Schageii; Brengt ter kennis van belanghebbenden, het navolgende De Commissaris des Konings in Noord-Holland, Gezien bet besluit van Gedeputeerde Staten dier provincie van 27 Juli 1887, no. 26; Gelet op art. 11 der Wet van 13 Juni 1857, (Staatsbl. no. 87); Brengt ter kennis van belanghebbenden: lo. dat in Noord-Holland de jacht op lilein wild met uitzondering van die op Fazanten zal worden geopend op Zaterdag, 3 September 1887, met zonsopgang; 2o. dat de jacht op Fazanten zal worden geopend op Zaterdag, 1 October 1887, mede met zonsopgang; 3o. dat de korte jacht dagelijksch, met uitzondering van den Zondag, en de lange jacht alleen op Woensdag en Zaterdag zal mogen worden uitgeoelend. En zal deze in het Provinciaal Blad worden gsplaatst en voorts in elke gemeente van Noord-Holland worden aangeplakt. Haarlem, 30 Juli 1887. De Commissaris des Konings voornoemd, (get.) SCHORER. Schagen, 9 Augustus 1887. De Burgemeeser voornoemd, G. LANGENBERG. Roman van E. A. KOENIG. 24. XHI. Bij het dessert verscheen de majoor von Wolff, zijne moeder groette hem zwijgend met een nauwelijks merkbare neiging van het hoofd, daarna wees zij op den stoel, welke ditmaal niet door haar zoon Arthur was bezet geworden. „Dat is een vreeselijke geschiedeniszeide de majoor, nadat bij had plaatsgenomen. Heden morgen nog gezond en frisch, ij zijn allen sterfelijk," viel zij hem koel in de rede. *Dat is een bekende daadzaak, mama ging hij voort, „en ®e" ban zich zelve geen beter einde toewenschen, maar voor e achterblijvenden, is het toch hard, den echtgenoot en den vader zoo plotseling te verliezen." Au, wat den echtgenoot betreft, dan zal men den overle- en' *einig missen,' zeide de generaalsweduwe schouderopha- e' terwijl zij eenige tafelrozijnen nuttigde, „de geheimraad *as lm|oers bij zijn leven aan den eigen haard een nul, met *len niemand rekening hield.' vnadt gjj de sulart der weduwe gezien, dan zoudt gij anders 00 mama,' antwoordde Alfred. Komedie, mijn zoonHet kost niets geen moeite, den "schen zand in de oogen te strooien, en men wil toch niet gaarne gevoelloos schijnen. Gij kent de wereld en de menschen 8 niet; u te bedriegen, dat is kinderspel." ?en' niama; wanneer ik ook in het algemeen van de 5chen het beste geloof, zoo kan ik toch wel leugen van ntid onderscheiden. De smart der weduwe was echt; ware niet het geval geweest, dan zou zij er niet zoo bitter be- 1 jVer hebben, dat zij u beleedigd heeft.' e<ierOm koow LliV rlrvr\Pil VI Tl rrpn rï O Tl ril 4 enerom rustte haar blik doordringend, en ditmaal met eene Wende uitdrukking op hem. »ZÉ vfe t werhehjk berouw vroeg zij aarzelend. fcauL m\j gesmeekt, u in haar naam dringend om vergif- te vragen,' antwoordde Alfred. fcze bede komt een weinig te laat, en te laat berouw geen waarde.' iMa nnv mama laai neer g der be tn ^"raavl n°g leefde, kon men opeen flink inkomen bogen "uts on «11» n;; k r1m'j uitspreken,' ging zij voort op gestrengen toon doel r" tr,8'j menschenkennis bezat, dan zoudt gij oorzaak en gehejr!er hede terstond herkend hebben. Zoolang mijnheer de °p alle overige menschen neerziennu hij dood is, Gelijk de hofstad zich bezorgd maakt over een burge meester, die wil heengaan, zoo zit de hoofdstad in zaken asch over een specialiteit-geneesheer, die niet wil blijven. De quaestie-Mezger brengt een verbazende menigte mon den en pennen in beweging. Ja, met een ijver, die soms iets lachwekkends heeft, beraamt men allerlei middelen, om den gevierden wrijfdokter binnen Amsterdam te hou den. De dagbladen wemelen van ingezonden stukken over deze zaak, er ligt een Mezger-adres aan het gemeentebe stuur ter teekening, en misschien wordt de Mezger- quaestie vandaag of morgen wel in „Burgerplicht" aan de orde gesteld, ot belegd men voor dezen specialen genees heer een speciale meeting, met een professor tot inleider, evenals in de zaak van Dome van den Heer Domela Nieuwenhuis. Dat er te Amsterdam deze week veel belang stelling heerschte omtrent den afloop der Grondwetsher ziening, wil ik wel aannemen; maar zij uitte zich lang zoo krachtig niet en was veel minder merkbaar dan de belangstelling in de Mezger-zaak. Plet heeft er werkelijk veel van, of de toekomst van Amsterdam met de tegen woordigheid van dezen medicus staat of valt. Vandaag moet, volgens bericht in de dagbladen, de be slissing genomen worden, door de teekening van het con tract. Nu de heer Mezger de zaak eenmaal zoover heeft laten komen, en na de lijst van grieven tegen Amsterdam, die hij aan den reporter van het Nieuws van den Dag opsomde, is het bijna niet te denken, dat de beslissing in den door vele Amsterdammers gewenschten zin zal uitvallen. Trouwens, dr. Mezger heeft zelf ver klaard, dat hij, behoudens enkele onderdeelen, de benoe ming tot directeur der in Wiesbaden te vestigen gezond ziet men naar ondersteuning om; bij het geringe weduwe—pen sioen, zou schraalhans spoedig keukenmeester kunnen zijn. Men denkt met bezorgdheid aan de toekomst, nu zou men gaarne hebben, wat men vroeger versmaadde, men hoopt het door die bede terug te winnen." u Dat waren harde woorden, mama!' zeide de majoor, met de hand over den langen baard strijkende. „Zij mogen u hard toeschijnen, maar zij bevatten de waar heid," antwoordde zij koel. „En wanneer dat ook het geval ware, zoo ontvangt gij toch door dit verzoek de voldoening, die gij slechts kunt verlangen?" „Daarover denk ik anders, ïriedrich; zoo spoedig kan ik de hatelijke woorden, die zij mij heeft toegevoegd, niet vergeten en vergeven." „Vergeven moet men ieder, die vol berouw om vergiffenis smeekt," zeide Alfred, wien deze hardvochtigheid pijnlijk aan deed. „Dat gij zulks zoudt wenschen, vind ik zeer begrijpelijk," antwoordde zij, met de hand op de tafel trommelende, „gij staat natuurlijk aan Arthur's zijde. Maar Arthur is niet te beklagen, hij had dat alles voorzien en ons veel ergernis besparen kunnen." „Toch niet, mama;' zeide Friedrich op goedigen toon, „toen Arthur zich verloofde met Hedwig Therstappen, dacht niemand aan de mogelijkheid van den twist, die spoedig daarop uit brak." „Des te erger antwoordde zij. „Reeds de geheimzinnig heid dezer verloving was voor mij reden genoeg, mijne toe stemming te weigeren, want zij bewijst mij, dat ik niet het vertrouwen van mijn kind bezit. Hij had mij vooraf moeten raadplegenik geloof niet, dat ik mij tegen zijn verlangen verzet zou hebben, want ik heb Hedwig altijd lief gehad, zij heeft een ander karakter dan haar moeder. Maar nu staan de zaken anders, en gij zult, naar ik hoop, wel toegeven, dat ik er onschuldig aan ben.» Friedrich schudde mismoedig het hoofd, Alfred haalde de schouders op, alsof hij zeggen wilde, dat hij het voor nutteloos hield, zulk eene hardnekkigheid nog verder te bestrijden. De weduwe scheen te wachten op een antwoord van hare beide zoons, en toen dit niet volgde, keek zij beiden met een scherpen, vragenden blik aan; daarna haalde ook zij de schou ders op. „Wanneer eindigt gij uwe studiën in Wohlfart's woning."" vroeg zij bits. „Morgen, mama," antwoordde Altred. „Gij hebt door uwe dagelijksche bezoeken daar den goeden naam van het meisje in gevaar gebracht; daarop hadt gij moeten letten." De schilder fronste de wenkbrauwen. „Ik weet, van wie deze boosaardigheden uitgaan," zeide hij^ heids-inrichting heeft aangenomen. Zijn die details geregeld, dan is de overeenkomst beklonken en zullen we ons nog tot 31 December 1887 in het bezit van dezen hoogepries- ter der massage kunnen verheugen. De adressen aan het ge meentebestuur zullen natuurlijk niets baten. Het is mij dan ook niet helder, hoe of waarmede het gemeente bestuur zich in deze quaestie zou moeten mengen. Was men hier gewoon, evenals te Londen en elders, aan bijzon der verdienstelijke mannen het „eereburgerschap van Am sterdam" aan te bieden, dan zou men kunnen beproeven, daarmee Dr. Mezgers hart te masseeren en er zachter gewaarwordingen in op te wekken. Kleine geschenken onderhouden de vriendschap. De Haagsche burgemeester, die óók weg wil, krijgt het Commandeurs-kruis van de Eikenkroon; maar al heeft Amstels Stedemaagd wel drie kruisen in haar wapen, geloof ik niet, dat zij er dezen haren scheidenden zoon mee lot blijven zal nopen. Want dat maakt de zaak voor velen zoo dubbel hard, dat Dr. Mezger een geboren Amsterdammer is, schoon menigeen, vooral buiten de hoofdstad, hem aanziet voor een Duitsch doctor, die zich hier slechts gevestigd heeft en nu weer naar zijn „Heimath" terugkeert. Neen, al klinkt Dr. Mezgers naam puur Duitsch en al spreekt hij ook met een eenigszins Duitsch accenthij doet dien naam niet alleen eer aan door zijn arbeid tot heil der lijdende menschheid, maar in letterlijken zin ook door zijn afkomst. Gelijk het woord Mezger in onze taal slachter beteekent, is de beroemde geneesheer ook werkelijk de zoon van een Amsterdamschen vleeschhouwer, op de Utrechtschestraat meen ik. En in plaats dat hij nu, zooals men dacht en hoopte, Amsterdam helpt groot maken, rolt hij zijn matjes op en verlegt hij den stroom zijner aanzienlijke patiënten naar Wiesbaden. Met tranen in de oogen zien wij hem na, vooral de aandeelhouders van het Amstel-Hotel en de win keliers in dien omtrek. Hij was een onzer „great attiac- met moeite zijn toorn bedwingende, „het zou een zegen zijn voor ons allen, wanneer wij de Gosebrink's uit dit huis kon den verdrijven.' „Wind u toch niet zoo op,' spotte zij, terwijl zij opstond, „al zijn die praatjes ook laster, zoo liggen ze toch zoo voor de hand, dat men den uitvinder nauwelijks er een verwijt van kan maken. Wanneer een jong heer uit de eerste standen da gelijks een jong, schoon meisje bezoekt, dat hij door de om standigheden nimmer kan huwen, dan behoeft hij zich over dergelijke praatjes niet te verwonderen. Ergert gij u er over, staak dan uwe bezoeken daar en de praatjes zullen verstommen." Hierop verliet de oude dame het vertrek, nog voor Alfred tijd had, haar een antwoord te geven. „Dat was weder eens een zwaar onweder," zeide de majoor, terwijl hij zich een glas wijn inschonk; te huis heb ik mij nog in toom gehouden, omdat daar ook geen aangename temperatuur heerschte, maar nu ben ik van den regen in den drop geko men. Begrijpt gij deze hardvochtigheid vroeg Alfred geërgerd. „Waarom niet? Mama heeft een goed hart, maar zij is ver bazend eigenzinnig." „Hoe kan men toch zulk een smeekbede om vergiffenis, en dat nog wel onder dergelijke omstandigheden, afwijzen „Kom, kom, het laatste woord is nog niet gesproken, geduld maarArthur moet volhouden, mama heeft niets tegen zijn beminde, ik denk wel, dat zij zal toegeven." „En ik?" „Gij wat hebt gij te vreezen „Herinnert gij u niet mama's woorden?" zeide Alfred. „Een jong heer uit de eerste standen, wien de omstandigheden niet toestaan, het jonge meisje, dat hij dagelijks bezoekt, te huwen Kom mede naar mijn atelier, dan zal ik u alles vertellen, gij moet nu helpen en met uw invloed bij mama voor ons in de bres springen." De majoor nam hoofdschuddend de nog half gevulde flesch en zijn glas, en volgde zijn broeder naar het atelierwat Alfred hem daar verhaalde, boezemde hem ernstige bezorgd heid in. XIV. Hubert Katernberg had bij het ontbijt zijne vrouw gelukkig gemaakt door de verklaring, dat zij haar kind naar het land mocht vergezellen. Hij toonde zich nu eensklaps in de hoogste mate bezorgd voor hare gezondheidhij smeekte haar, zoo spoedig mogelijk bare maatregelen te nemen en dadelijk met het inpakken van hare garderobe te beginnen, en de jonge vrouw was natuurlijk gaarne bereid, dezen wensch na te komen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1887 | | pagina 1