A116li6 6II HÉR- AiirtÊ- Liliili Zondag, 21 Augustus 1887. 31ste Jaargang. Ho. 2117. IN HET ACHTERHUIS. Cb T-°°r hare kwaal AMSTERDAMSCHE KRONIEK. PATENTEN. Gemeente Schagen Bekend m aki n g. Niets is zoo fijn gesponnen! DRAAIT pit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater dagavond. Eij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVER- TEN1IÉN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. UitgeverJ. WINKEL. Itiircau: StHA(AKlT. Snaait, I). 5. Prij» per jaar f3.Franco per post f3.00. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f 0.16 Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. De Burgemeester van Schagen brengt ter algemeene kennis, dat de patenten, aangevraagd in de maand MEI j.1., tot uit oefening der beroepen van Tapper, Slijter in Wijnen, Sterke Dranken en BiereD, en Koffiehuishouder, voor het dienstjaar 1887/88, ODder overlegging van het aanslagbiljet, waaruit vol doening der helft van den aanslag blijkt, ter gemeente secretarie door belanghebbenden kunnen worden algeliaald, op alle werkdagen, des voormiddags van 9 tot 12 ore. Schagen, den 15en Augustus 1887. De Burgemeester voornoemd, G. LANGENBEBG. PATENTEN. De Burgemeester van Schagen brengt ter algemeene kennis, dat de patenten, aangevraagd in de maand Mei j.1. voor het dienstjaar 1887/88, ter gemeentesecretarie door belanghebbenden kunnen worden afgehaald vanaf Zaterdag den 20sten Augustus tot en met Vrijdag den 2en September a. s. des voormiddags ran 9 tot 12 ure, de invallende Zondagen uitgezonderd. Schagen, den 19den Augustus 1887. De Burgemeester voornoemd, G. LANGEN BERG. Roman van E. A. KOENIG. 26. XIV. daar, zie daar, Thimotheus riep de doctor, toen hij ujn zwager in de deur van de slotenmakerswoning ontwaarde, «bij zeus, die spelonk schijnt voor u een zeer bijzondere aantrekkingskracht te bezetten haternberg had zich dadelijk hersteld; met grofheid richtte 9 J zijn zwager toch niets uithet w as raadzamer, hem vriendelijk te behandelen en hem te toonen, dat men van hem kwaad duchtte. »Zoo zou het kunnen schijnen, wanneer ik geen armverzor- F-f ware, zeide hij kalm. „Het is een moeielijke betrekking, e christenplicht gebiedt, ze op mij te nemen en nauw- gttct te vervullen." «Zeker, en het loon daarvoor verwacht gij daarboven de doctor. iTi't n'eb het berouw kon wel eens te laat komen ttet °DS wer^ehjh niet eens bezoeken Emma gaat morgen zou LDZen kleine naar het land, zij zijn beiden ziekelijkhet aar ongetwijfeld goed doen, wanneer zij nog eenmaal haar er de^ hand kon drukken." aat Emma mede?" vroeg de doctor. „Sapperloot, wat zijt (jat eens ccn teedere echtgenoot gewordenWanneer gij n4armaar vroeger waart geweest, dan zou uw vrouw nu niet e«i dorp behoeven te gaan om in de landlucht genezing Tock>!l' ri ^sternberg fronste het voorhoofd, zijn oogen schoten ccéet^' f S|Cen onrechtvaardig verwijt," zeide hij, „Emma zal dat •hideh't hïgenspreken. Ik zou wel wenschen, dat gij mij ®ijn h 1eeDS van een betere zijde leerdet kennen! Wilt gij met O U P een betere positie verschaffen?" «Dat K': ^Me menschenvriend Scven- ,/-ler n'mmer iets van u kan worden, zult gij gewonnen Ou, gA nu eenmaal als een boemelaar bekend, en daar- niemand u hier zijn vertrouwen, al bezit gij ook zooveel kennis lK. u zeggen, dat ik vele van uws gelijken gekend heb, 'oor u en 1611 onder gegaan. Daar ginds, in Amerika, is n°g een groot veld open; in de een of andere Ameri- De „Hartjesdag" is alweder voorbij en gelukkig zonder buitengewone incidenten afgeloopen Met een zucht van verlichting zal dit geconstateerd zijn door de stedelijke en politie-autoriteiten, voor wie dit jaarlijks op den derden Maandag van Augustus terugkeerende „Volksfeest" menig maal een bron van zorg, drukteen gevaar pleegt te wezen. Met het oog op de gistingen, in zake de veroordeelden van het palingoproer en de gratie voor Domela Nieuwenhuis, was men dezen keer niet geheel zonder vrees, dat er oploopen zouden ontstaan; doch die vrees is niet bewaar heid geworden en alles naar wensch afgeloopen, behou dens natuurlijk de gewone woeligheid en de gebruikelijke „standjes", die nu eenmaal aan een Amsterdamschen Hartjesdag onafscheidelijk verbonden zijn. Waarom men de kermis eenmaal ter dood veroor deeld hebbende ook dezen dag van dronkemanspret en erger buitensporigheden niet reeds lang heeft afgeschaft, is mij eigenlijk nooit recht helder geweest. De eenige aan nemelijke verklaring vind ik eenerzijds hierin, dat men het volk toch niet alles wil ontnemen, en anderzijds in de overoude traditie van dezen feestdag. Kermissen, jaarmarkten en dergelijken geven in den regel maar al te zeer aanleiding tot allerlei uitspattingen en ongebondenheid onder het volk doch het gaat gemakkelijker ze af te schaffen, dan er iets beters voor in de plaats te stellen. Ook de lagere en laagste volksklassen willen wel eens voor een enkelen keer uit den band slaan, dansen en zin gen naar hartelust en zich aanstellen als zieltjes-zonder zorg. Dan gaat het er „schuins" naar toe, dan komt bet dierlijke in den mensch wel eens heel brutaal om den hoek gluren, en ziet onze negentiende-ceuwsche beschaving, met een blos op de wangen, dat zij nog heel wat op te knap pen heeft. En nu mogen de meer ontwikkelden en de fijner gevormden, bij het zien van die hotsende en tierende volks kaansche stad zoudt ge u als arts vestigen en veel geld ver dienen kunnen." „Gij bedoelt, dat ik de gegevens voor marktschreeuwer wei- bezit?* vroeg de docter sarcatisch. „Daarover kan ik niet oordeelen; overigens zijn de marktschreeu wers er nog lang niet het slechtst aan toe, wanneer zij hun zaak met handigheid weten te drijven. Denk eens na over mijn voorstel, de reiskosten zal ik voor u betalen, en wanneer het zijn moet, zal ik u ook een kleine som voorschieten, opdat gij daar ginds niet met ledige handen aankomt.* „Hallo, daar hebben wij den ouden gluiperd weder riep een heesche stem achter hem, voor de doctor een antwoord kon geven. „Vat hem, George, sla hem de ribben stuk „Nu, nu," zeide de doctor, terwijl hij snel zich plaatste tusschen zijn achteruitdeinzende zwager en den invaliden orgeldraaier, „zoo gevaarlijk zal het zekerlijk wel niet zijn „Gevaarlijk of niet," bromde Paff, „wanneer de duivel hem niet spoedig haalt, zal hij met onze vuisten nog kennis maken." „Dat zijn verschrikkelijke menschen," fluisterde de magere man, „zij haten mij, omdat ik hen laatst geen aalmoes heb gegeven. Dus nog eens! denk over mijn voorstel na en kom bij mij, dan willen wij er verder over spreken." Ijlings maakte hij zich na deze woorden uit de voeten, het honend gelaat der beide Puffs klonk hem na. „Laffe schurkbromde de invalide. „Ik zou wel eens willen weten, wat hij hier toch altijd heeft te zoeken." „Komt hij hier dikwijls vroeg de doctor. „Ik heb hem reeds meermalen hier aangetroffen." „En gaat hij dan altijd naar den slotenmaker." „Of naar het oude wijf," spotte George. „Misschien is het zijn vroegere liefje!" De doctor keek hem aan en lachtte luidkeels. „Dus hij bezocht vrouw Schnnk, alwetend jongeling f" vroeg de doctor plagend. „Laat mij met rustmorde George, „ik weet er niets van en bekommer mij er niet om." Hij ging met zijn orgel in huis, de doctor bleef met den ouden man alleen. „Vrouw Schunk en de schijnheilige gluiperd, dat zou wel een aardig paar zijn, niet waar F' vroeg de invalide. „Bah, dat is te dom om er over te spreken," antwoordde de doctor, terwijl hij met zijn knoestigen stok op den grond stootende. „Ik heb bij Schunk dikwijls een klein kind erbarmelijk hooren schreeuwen, weet gij ook, aan wien dat kind behoort r" Daar weet ik niets van." „Weet gij ook niet, hoe oud het is.*" „Naar het schijnt, vier of vijf jaar, maar bij zulke kinderen laat zich dat inoeielijk bepalen, mijnheer de doctor, zij blijven menigten hoofdschuddend de oogen neerslaan, daarmede zijn wij er nog niet, of liever, daarmede komen wij er nooit. Afschaffen van het onbetamelijke en het verderfe lijke is goed, is noodzakelijk zelfs, doch men moet vooral in deze quaestie de zaak altijd van twee kanten bezien, en voor geleidelijken overgang zorgen. Wie het volksvermaak veredelen wil, moet geven en nemen, dus geven in de eerste plaats. Als het volk genoegen krijgt in betere ver maken, zal het de slechtere vanzelf leeren verachten en vergeten. Gelukkig zijn wij den laatsten tijd in dat op zicht op den goeden weg gekomen: goed geregelde volks feesten en prijskampen voor de grooteren, kinderspeeltui nen en vliegerwedstrijden voor het kleine volkje, bewijzen, dat er hier en daar tegenover het afgeschaite toch ook wel iets beters in de plaats gesteld wordt. Voor den goeden naam en de ontwikkeling mijner vaderstad, zou ik wel willen, dat het met den Amsterdamschen „Hartjesdag" ook nog eens dien weg opging. Maar ik geloof niet, dat dit in den eersten tijd nog ge beuren zal. De traditie, die groote factor in het leven van landen en steden, heeft hier ook een woordje mee te spreken. Volgens de oudheidkenners en geschiedvorschers, zou onze Hartjesdag al zes eeuwen oud zijn, uit de regeering der Hollandsche graven in de dertiende eeuw dagteekenen en eigenlijk „Hertjesdag" moeten heeten, daar het oorspron kelijk de feestelijke viering gold van de openstelling der hertenjacht in de Haarlemsche duinen. Die dag werd door de graven, ridders en heeren door heel Kennemerland en West-Friesland „blijdelijck" doorgebracht, met optochten, tournooien, feestmaaltijden en wat dies meer zij, en de „boreerije" van Amsterdam trok langs den Haarlemmerweg derwaarts, om van de pret meê haar deel te hebben of er althans getuige van te zijn. Dat het er lustig toeging en het feest, na het vallen van den avond, ook bij het rosse schijnsel van fakkels en pektoortsen nog dapper werd voortgezet, laat zich lichtelijk denken. Werkelijk vindt men van die ooi spronkelijke feestviering in den regel klein, omdat zij slecht gevoed en dikwijls mis handeld worden." Het kind wordt wel zeer slecht behandeld „Miserabel." „Hoelang is het reeds bij vrouw Schunk „Zoolang ik het wijf ken, dat de duivel zal halen." „Een meisje „Jawel." vHoe heet het?' „Marie. Maar wat drommel, gij ondervraagt mij als cen rech ter van instructie! Wat gaat u het kind aan?' „Niets," antwoordde de kleine man bedaard, „gij zult het mij, naar ik hoop, niet ten kwade duiden, wanneer ik medelijden gevoel met het ongelukkige kind?" „Neeu, waarachtig niet, maar wat kan ik er aan doen F' zeide de oude man schouder ophalende. „Wilt gij de politie in huis halen? Dan hebt gij er zelve de last van, en niemand is er u daukbaar voor. Ja, wanneer men de ouders van dat kind kende „Kunt gij dat niet te weten komen?" „Hoe? Gelooft gij, dat men het mij zal zeggen? Wanneer gij dat wijf eens tusschen licht en donker wilt afrossen, dan ben ik van de partij en mijn George zal ook en handje helpen, maar „Wel wel, gij schijnt er nog al behagen in te scheppen, de menschen op een pak slaag te onthalen," spotte de doctor, „ik houd niet van deze liefhebberij. Onderzoek eens, mijn waarde, misschien gelukt het u, den naam der ouders te we ten komende vrouw heeft een roode neus, dus driukt ze, drink eens met haar „Dank u, mijnheer de doctor, ik weet, wat zij verdragen kan Zij is nog nuchter, wanneer ik reeds onder tafel leg, en voor het overige bemoei ik me niet met zulke geschiedenissen. Wanneer het arme kindje sterft, heeft zijn ellende een einde, en het is voor het wicht eigenlijk maar te wenschen ook." Daarop ging de man zijn woning binnen en de docter ver liet in diep gepeins verzonken het huis. Het vermoeden, dat dit kind de dochter kon zijn van den Amerikaan, was in hem opgekomen, maar tot nu ontbrak tot dit vermoeden nog de geringste waarschijnlijkheid. Katernberg kon de waarheid gezegd hebben en alleen in zijn eigenschap van armenverzorger het wijf bezocht hebben; boven dien was het ook nog niet bewezen, dat het kind nog onder de levenden vertoefde. Den Amerikaan wilde hij van deze. losse verdenking voorloo- pig nog niets zeggen; vooreerst moest hij zich zeiven zekerheid verschaffen, opdat er geen hoop werd levendig gemaakt, wier vervulling misschien onmogelijk was.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1887 | | pagina 1