Zondag, 16 Octoloor 1887.
31ste Jaargang. 2To. 2133.
AMSTERDAMSCHE KRONIEK.
TOCH VERLOREN,
Uitgever: J. WINKEL.
Bureau: SCHAOEN. Laan, B, 5.
SCHAGER
AlieiEti Ni
COURANT.
MïtrtSli- k L
hla
Pit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Zater-
j,(ivond. Eij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEB-
TENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
0TGEZONDEN STOKKEN één dag vroeger
Prijs per jaar f8.Franco per post f3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIÉN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f 0.15
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Ja, lieve lezeressen en waarde lezers, of het ons aange-
naam is of nieter is niets aan te doen, de winter is
op de komst en we doen het verstandigst door ons maar
zoo goed en zoo spoedig mogelijk op zija verschijning voor
te bereiden. Hij zendt ons, bij wijze van voorloopige ken
nisgeving, een paar maal daags reeds eenige bulderende
I en kletterende depressies toe, zoodat niets kwaads ver
moedende menschenkinderen, die October nog als een slot-
stukje van den zomer beschouwen, vol verbijstering aan 't
kuchen, proesten en niezen slaan. En intusschen is hij
zelf druk bezig zijn koffers te pakken, waarbij hij in de
drukte wel eens een stormvlaag laat ontsnappen, of een
met hagel en jachtsneeuw vermengde stortbui op de aarde
laat nederkomen. Dat is hem in den loop van dit lieflijke
weekje dan al bijzonder dikwijls overkomenen wie er
de dupe van werd, schudde mismoedig het hoofd en keek
in den almanak, om daarin de reden van deze ontijdige
stoornissen in den dampkring na te speuren. Maar de alma
nak laat - - op 't stuk van weersgesteldheid althans
den armen mensch al even wijs als hij was. Daarom doet
hij 't best, zich bij de algemeene verzuchting neer te leg
gen „De winter schijnt al bijzonder vroeg te komen
We hebben er dus met lijdzaamheid in te berusten en
de dingen te nemen zooals zij zijn, onverschillig of we be
woners van het platteland, van kleine plaatsen of van
groote steden zijn. Buiten zijn de kale boomen en de dor
rende bladeren genoegzame kenteekenen, dat zijne Majesteit
de wintervorst in aantocht isbinnen de stad worden we
het gewaar aan de familiën, die in allerijl van hunne buiten
plaatsen naar de stad komen vluchten, en ook aan de vele
goede vrienden en kennissen, die eensklaps hun najaars
reisje gestaakt hebben en vroeger dan hun lief is weer in
Roman van G. RECKE.
(7-
IV.
Tegen den middag hadden de dreigende wolken, die den
nacht zoo huiveringwekkend donker gemaakt hadden, zich her- en
derwaarts verspreid en zond de novemberzon hare stralen in
overvloed over de stad. Ook in het prachtige salon, hetwelk
de heer White in het hotel „de Kroonprins" bewoonde, speel
den de zonnestralen en verwonderden zich er over, dat alles
nog in diepe rust lag. Eindelijk werd er tegen de deur van
het salon geklopt, het herhaalde zich en werd luider en ster-
her; ten slotte hoorde men ook stemmen daarbuiten: «Mijn
heer Whitemijnheer Whitedoe open, een belangrijke
boodschap!"
Maar het bleef stil in het salon en eerst na langdurig en
hevig kloppen, werd de deur van een der zijkamers geopend
en verscheen de geroepene met verstoord gelaat in het salon.
Toen hij het kloppen hoorde, keek hij eerst met een zeldzaam
"Brustigen blik naar de vensters, alsof hij wilde berekenen, of
sprong door dezen op de straat, onder zekere omstandig
heden zon zijn uit te voeren! Daarop kreeg zijn gelaat weder de
fpvone uitdrukking en hij begaf zich nu naar de deur. «God-
km, wat is dat voor een leven wie is daar buiten l"
»Ik ben het, heer White, de hotelier," klonk het van den
®ng, ,/vergeef mij, wanneer ik u stoor doch er is een gewieh-
llge tijding De Amerikaan sloot de deur open en de hotelier
stormde het salon binnen. Hij vergat zelfs den morgengroet,
200 opgewonden was hij en de ontroering van zijn gemoed
stond duidelijk genoeg te lezen op zijn gelaat. Er was blijkbaar
^en tijd om aan ceremoniën te denken.
•Ik vrees, uw vriend uw bediende is gevonden, mijn-
zeide hij stotterend.
Mr. White moet hem dadelijk begrepen hebben, want zijn
schoon gelaat werd lijkkleurig. Hij deinsde onwillekeurig eenige
"-hreden terug en moest zich aan een fauteuil vasthouden. «Gij
'och niet zeggen, dat
f e hotelier wrong de handen en geraakte geheel en al in
:ertwijfeling. „Hoe het toch heeft kunnen gebeuren ik kan
^t niet begrijpen wel is waar, men weet nog niets met
erheid, maar een vermoeden, een verdenking
i »Z°o spreek toch, spreek toch 1" viel mijnheer M hite hem
in de rede.
r, eden morgen," stotterde de hotelier, «is er een moor
geschied!"
f Een moordriep Mr. White uit en verschoot van kleur,
f Gelijk ik zeide en wanneer de ongelukkige eerst nog met
den stroom des gewonen levens terugkeeren. „Kachels en
haarden veel vraag," zou men nu met een handelsterm
kunnen zeggen, en van den vroegen morgen tot den laten
avond ziet men de roetvervige smids dan ook langs straten
en grachten rennen met hunne lage wagentjes, waarop die
in het barre seizoen zoo onmisbare artikelen geladen zijn.
Ja, een ondernemende Vereeniging heeft zelfs ergens in de
stad een „Kacheltentoonstelling" geopend, waar men uit
de nieuwe, nieuwere en allernieuwste stelsels van verwar
ming (want ze vermeerderen tegenwoordig met den dag)
een keuze kan doen. KAn doen gelukkig hij, die in
den aanstaanden winter zich niet alleen verwarmen kan,
maar bovendien zich nog de weelde eener keus uit ver
schillende stelsels kan veroorlooven. Maar hoeveion, duizen
den bij duizenden, die den komenden winter met angst en
wanhoop zien verschijnendie vol vrees zijn, dat aan het
eind van dien winter de Damen van hen en de hunnen
een plaats zullen beslaan op de lijst der „van gebrek"
omgekomenen Och mogen de ruimer bedeelden, die deze
regelen onder de oogen krijgen, bij al de verkwikkingen,
waarmede zij zich tegen de bezoekingen van het winter
seizoen kunnen wapenen, ook eens denken aan en iets doen
voor die armsten der armen, die geen werk voor hun hand,
geen brood voor hun honger en geen troost voor hun gezin
hebben. Tot hen zou ik willen zeggen, tot die rijken en
gelukkigen, maar ik kan niet beter doen dan hier de
roerend schoone woorden van onzen uitnemenden Tollens
tot de mijne te maken:
„Verschoont u niet, onttrekt u Diet,
De schatting wordt van elk geheven
Ze is minder drukkend, dan men meent
't Wordt immers slechts aan God geleend,
Wat we aan den arme geven.
„Geeft, lieve menschen, helpt en geeft
dood was, dan is hij het nu zeker de in de haven patrouil-
leerende wachters hoorden een gillend hulpgeschrei zij
roeiden uit alle macht in de aangeduide richting, zagen
een man onder zeer verdachte omstandigheden zoo snel moge
lijk in een boot ontvluchten en vonden vonden
«En vonden schreeuwde de Amerikaan, aan alle leden be
vende, hem na.
„Een reeds levenloos lichaam, met een vreeselijke wonde in
de borst; het hart moet hem doorstoken zijn"
«Goede God Nu
«Ongetwijfeld is de man reeds dood, men bracht hem, geloof;
ik, naar het politiebureau, er werd om een docter gezonden:
nu is hij bepaald reeds dood, de ongelukkige, maar de doctor
hij is een zeer eerbiedwaardig man, mijnheer moet gezegd
hebben, dat er een moord is gepleegd.
«Moord! Moord!" riep Arthur White uit. «Maar misschien
werd hij niet vermoordzijn dood kan ook toevallig veroor
zaakt zijnhij viel misschien, daar hij niet kon roeien, in
het water?"
Maar de hotelier schudde het hoofd. «Ik zeide u immers
reeds mijnheer, de afgrijselijke wond, de man, die zoo haastig
ontvluchtte, o, dat men hem niet heeft kunnen herkennen, eu de
beschrijving van den gewonde past nauwkeurig op den heer,
die met u hier is gekomen. Zeker, mijnheer, het doet mij zeer
leed, dat zulk een vreeselijke misdaad is gepleegd aan den
den heer, die u vergezelde."
«En gelooft gij niet, dat er eene vergissing mogelijk is
vroeg White met bevende stem, «dat een ander het oifer is
van een lafhartigen moord en mijn vriend gezond en wel zal
terugkeeren
De hotelier schuddde het hoofd. «Het zou meer dan een
wonder zijn, mijnheer,* fluisterde hij toen. «'S olgens de beschrij
ving, moet hij het zijn.»
Mijnheer White was blijkbaar beklagenswaardig. Met bleek
gelaat staarde hij roerloos den spreker aan. Men zou gedacht
hebben dat hij van het bericht weinig verstaan zou hebben,
toch moest hem niets zijn ontgaan, want hij zeide op langza-
men, zwaren toon. «Doorstoken En het lijk in het water ge
worpen Wie zou dat kunnen gedaan hebben P'
«Ja, mijnheer, dat is nu eigenlijk de vraag. Het moet blijk
baar om het geld geweest zijn, dat mijnheer bij zich droeg,
want men heeft een ledige portefeuille in de nabijheid der ha
ven gevonden.»
«Rood maroquin leder, met goud op snede zeide mijnheer
White onwillekeurig.
«Zoo is het, want ik heb ze zelve gezien,» bevestigde de
hotelier.
«Een raadsel, volkomen een raadsel!» meende deze. «Wat
moet men zeggen? Waarheen mag de arme mijnheer verdwaald
zijD, er zijn zoovele verleiders en schurken, die zich van een
Met geld is zooveel goeds te plegen:
Het stilt den honger niet alleen,
Het warmt eü kleedt niet enkel, neen I
Het houdt de misdaad tegen
Inderdaad, waar de behoefte zóó nijpend wordt, waar
de nood zóó hoog klimt, is het pad der misdaad soms zoo
verleidelijk. En dat het groot aantal behoeftigen dezen
winter te Amsterdam nog aanmerkelijk stijgen zal, laat
zich bij de heerschende werkeloosheid, helaasmaar al te
zeer vooizien. Ik hoorde zelfs dezer dagen door een des
kundige beweren, dat er hier in de laatste vijf of zes
jaar nimmer zooveel werkvolk „leeggeloopen" heeft, als
tegenwoordig. En wie houdt dan de misdaad tegenIn
sommige wijken is men dan ook weer begonnen met het
aanstellen van particuliere nachtwachts, daar de politie
zorg bij nacht nu juist niet altijd zoo voldoende is geble
ken. Nu, hoe meer menschen er door de welgestelden in
dienst genomen, en aan 't werk gezet worden, onver
schillig waarvoor, hoe kleiner het aantal noodlijdenden
alweer wordt.
De ondernemer der „Kacheltentoonstelling" heeft in
tusschen bewezen, een man van zijn tijd te wezen. Voor
de groote steden brengt de winter de vertrouwelijke ge
sprekken bij den koesterenden haard, de gezellige avondjes
en de vroolijke partijtjes mede. Van de aanplakbiljetten der
schouwburgen begint men weer behoorlijk notitie te nemen,
en de conversatie, die 's zomers kil en doodsch als ijs is,
raakt bij de nadering van den winter weèr geheel ontdooid
en op dreef. De een is naar de Alpen, de ander is naar
Scandinavië, een derde naar Luxemburg, een vierde naar
Wight geweest; men heeft elkaar duizende nieuwtjes te
vertellen, duizende versche indrukken mee te deelen en
de gesprekken over de onbeduidendste onderwerpen het
meest in trex krijgen weer al het bekoorlijke der nieuw
heid. En wat al gelegenheden om uit te gaan, om zich
moord geen gewetenszaak maken.»
Mijnheer White viel op een stoel neder en zuchtte diep.
Waar ligt nu het lijk P' vroeg hij met afgewend gelaat.
«Vermoedelijk in het lijkenhuis; nauwkeurig weet ik het
niet, maar ik zal het trachten te weten te komen
Mr White bedekte de oogen met de rechter hand. «Het
moet een vergissing zijn, het is niet mogelijk kermde hij.
«Mijn arme, arme vriend, zoo jong en levenslustig! En deze
moord neen ik moet hem zien, voor ik het afschuwelijke
kan gelooven. Kan ik het een of ander voor hem doen Wat
moet ik doen P' vroeg hij nu met heftige gebaren aan den
hotelier.
«Gij zult u tot de politie moeten wenden, dat zal het beste
zijn, vooral met het oog op de herkenning. Gij zelve kunt niets
aangeven, daar gij zelve reeds gisteren avond in de pijnlijkste
onzekerheid hebt verkeerd."
«Er zal een onderzoek plaats hebben? ermoedelijk, ja P'
vroeg mr. White, als in gedachte verzonken.
«Een onderzoek, ongetwijfeld mijnheer."
De Amerikaan keek den ander aan, als een hulpeloos kind,
dat raad noodig had. «Gij moet bedenken, dat ik hier geheel
vreemd ben en onbekend met de maatregelen, die in zulke
gevallen worden genomen; zal men dan niet beproeven, den
moordenaar te ontdekken
«Zekerlijk, mijnheer ik kan u verzekeren, dat wij eene
uitstekende politie hebben; men zal geen moeite en inspanning
ontzien, verlaat u daarop; maar ik vrees evenwel, dat in dit
geval de moordenaar aan de wrekende gerechtigheid zal ont
gaan."
Mr. White zag hem bijna met een ontsteld gelaat aan. «Zou
dat mogelijk zijn Gelooft gij
De hotelier schudde ernstig het hoofd. «Ik ben geen jurist,
mijnheer, maar zooveel weet ik toch wel, dat bij de ontdekking
van zulke moorden het toeval een groote rol moet spelenhet
zal voorzeker reeds moeielijk zijn, te weten te komen, waarheen
de jonge heer in den verstreken nacht is verdwaald geraakt;
o, er zijn hier zoovele kroegen, waarvan de eigenaars gemeene
y.aaV maken met die metsvaardige schurken, en dan valt er
niets aan te doen, mijnheer, want dan helpt zoo een zich met
tien valsche eeden uit de klem, wanneer het zijn moet."
«Maar de moordenaar moet ontdekt worden zeide mr. White
en stampte woedend met den voet op den grond. «Ik ben hier
vreemd in de stad; wilt gij de goedheid hebben, mij naar het
politiebureau te geleiden? Ik zou u daarvoor zeer erkentelijk
zijn mijnheer."
De waard boog zich diep. «Het zal mij veel eer zijn."
«Nu goed, ik zal mij nu in allerijl kleeden, ik ben dadelijk
gereed."
De hotelier verwijderde zich, terwijl White zijn toilet
maakte.