AlitiuiNi
MÉ- k
31ste Jaargang. No. 2140.
Brieven uit Abelsberg.
Donderdag, 10 November 1887.
TOCH VERLOREN,
Uitgever: J. WINKEL.
Bureau: SCHAOEN, Laan, B, 5.
COURANT
Dit blad verschijnt tweemaal per week .Woensdag- Zater
dagavond. Eij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEB-
TENTIÉN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STOKKEN èén dag vroeger.
Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENHÊN van 1 tot 5 regels fO.76; iedere regel meer f 0.15
Qroote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Eenigen tijd geleden stierf er in Abelsberg een bejaard
heer, die vele belangrijke papieren naliet. Daar onder wa
ren ook verscheidene brieven, die hij aan sommige perso
nen indertijd had geschreven en die later onder zijne nala
tenschap werden teruggevonden. Zij hadden meest alle
betrekking op de geschiedenis zijner geboortestad en woon
plaats en de stijl en inhoud van enkele dier brieven is
zóó eigenaardig, dat ik het waag, er een paar mode te
ieelen even goed als Gijsbrecht zijne brieven uit de hoofd
stad schrijft. In een dezer brieven deelt tij de geschiede-
ais mede van een waard uit Abelsberg. Zie hier den kor
ten inhoud, zoo getrouw mogelijk weer gegeven. Vooraf
moet ik nog opmerken, dat de man in de wandeling de
kastelein van de brug genoemd werd omdat hij een her
berg had vlak aan de brug, de eenige, die over de rivier lag.
De kastelein van de brug was wat aan 't dalen, niet
ïoo zeer omdat hij vroeger boven op den beig had gewoond
sn nu in 't dal, maar wel, omdat hij daar boven op den
berg een groot logement bad gehad met landerijen er bij,
terwijl de herberg, die hij nu hield, half in 't water stond
)n diep in schulden stak.
Een zektr geleerde zou gezegd hebben: als de wijn is in
len man, is de wijsheid in de kan. Ik kan er bijvoegen
roor hem lag in den wijn niet de waarheid, maar de ar-
Jioede. De goede man bad in zijn beste dagen veel te veel
irijn gedronken.
Hij was dan van den berg naar 't stadje komen afzakken,
in ieder had den mond vel over zijn schulden, al kon nie-
nand ze nauwkeurig opnoemen. 'tWas nu eenmaal zoo.
Sedert hij 't groote logement verkocht en de kleinere her-
>erg had betrokken, wilde niemand hem borgen. Er ont-
Roman van G. RECKE.
13. VII.
Den vorigen dag hal de handelsraad zijne dochter bij zich
ontboden „gij herinnert u zeker nog wel het gesprek, hetwelk
*ij gevoerd hebben in den nacht, voor de aankomst van uwen
oom had hij zonder inleiding haar gevraagd.
Eugenie knikte bevestigend met het hoofd en had daarna
nare groote donkere oogen vol bange onrust gevestigd op de
ijzeren gelaatstrekken haars vaders. „Ik herinner het mij
maar wat wilt gij daarmede nu in dit oogenblik F'
>/Nn, onze toestand is nog altijd dezelfde gebleven," had
aldmann daarop geantwoord en het vermeden, zijne dochter
net gelaat te zien. „Trots de ijverigste inspanning is het
niet gelukt het verloren kapitaal in dien tusschentijd ook
maar eenigermate terug te krijgen. Het geluk van de Beurs is
«ispelturig, het gelijkt op de onstuimige, met schuim bedekte
Nven, die duizenden tot een wissen ondergang, een gelukkige
°°g ophett en hem op de reddende kust spoeltik heb het
toet de fijnste berekeningen en samenstellingen beproefd," had
'h immer in zich zeiven sprekende, er met gefronst voorhoofd
aan toegevoegd. „Ik heb de kansen van winst en verlies letter-
9* bestudeerd en tochen toch het lijdt geen twijfel,
«at de volgende speculatiën mij moeten gelukken, maar tot de
jpiseering daarvan behooren grootere sommen, dan ik voor
1 oogenblik in mijn bezit heb."
Eugenie had daarop niets geantwoord, maar onophoudelijk
««ar vader onderzoekend en onrustig aangestaard. Deze had
^«sklaps het gesprek eene andere wending gegeven.
el is waar, gij hebt u nooit bekommerd om de finantëiele
*otgen van uw vaderspreken wij dus over iets an-
bad zij met zenuwachtig trekkende lippen er aan toege-
tif *E w oom is nu hier, grondig en nauwkeurig onderzoek
navraag bij bekwame rechtsgeleerden hebben mij bewezen,
r\bij tr0ts de gerechtelijke verklaring van overlijden gerech-
ls, zijne aanspraken te doen gelden op de hem bij vaderlijk
jpament vermaakte erfenis nu heeft er na weken van
ij angste zorgen onverwachs een gelukkig toeval plaats ge
vraagd UW 00111 beden middag mij om uw hand ge-
bittere schaterlach was alles geweest, wat het jonge meisje
efüi had geantwoord.
Tci*~ een> neen, gij dwaalt," had de handelsraad er op laten
B^*r *s beden tusschen uw oom en mij geen enkel
1 0VtT de erfenis gesproken, en uw oom heelt uit vrije
e' ous uit werkelijke genegenheid voor u, mij om uwe hand
brak hem maar één ding, om behoorlijk te kunnen leven,
namelijk krediet.
't Gaat somtijds vreemd in de wereld. Er was namelijk
een koopman in Abelsberg, die geen ander kapitaal be
zat dan juist zijn krediet, en ziet, die man dreef een
uitgebreider) handel, die hem groote voordeelen opleverde
hij was een rijk man, de steun der gemeente, een bevor
deraar der kunsten, een man, die leefde en anderen liet
leven. Dat kon de kastelein niet verdragen. Hij bezat
waarlijk niet zooveel minder dan die geërde man en toch
werd hij voor een bedelaar aangezien. Dat hinderde hem
zoodanig, dat hij ziek werd.
Den geneesheer deelde hij in vertrouwen mede, dat hij
de wereld toch nog zoo mooi vond en nog gaarne wat zou
willen blijven leven. De dokter antwoordde, dat hij daar
aan maar niet moest denken, dat hij, de dokter, zijn best
zou doen en dat het dan nog wel zou gaan.
Maar daar kwam ook de buurman in de kamer en vroeg
aan den zieke, welke maatregelen hij, de kastelein, had
genomen om te maken, dat bij, de hunrmaD, behoorlijk
zijn huurpenningen kon ontvangen.
Ik heb voor alles gezorgd," zeide de kastelein met zwakke
stem. „Maar ik had alles niet tot het laatste oogenblik
moeten uitstellen. Is hij er nog niet?"
„"VVien bedoelt gij vroegen de aanwezige vrienden en
buren.
„Wel, de notaris. Den notaris moet ik hebben. Laat hij
vooral pen en inkt meebrengen."
„ZooZoo dus een testament De notaris laat niet op
zich wachten en pen en inkt heelt hij altijd bij zich. Ge
tuigen zijn er genoeg te vinden, de geheele stad zou er
wel bij willen zijn, om te hooren, wat de kastelein aan
de brug dan wel mocht hebben, om na te laten.
„Hij vermaakt zeker al zijn schulden aan zijn schuld-
eischers" zei men.
gevraagd. Ik heb hein haar toegezegd."
„Hij kent mij ternauwernood daarbij weet hij, dat ik
verloofd ben een man van eer mag niet dermate handelen."
Diepe plooien hadden zich gevormd op het voorhoofd van
den handelsraadin de weinige woorden zijner dochter lag
voor hem een bitter verwijt, hetwelk hij maar al te goed voel
de. Ook hij zelve was niet zoo bijzonder gesticht door den in
druk, dien zijn stiefbroeder op hem had gemaakt, en al was
deze hem ook door zijn aanzoek oui Eugenie1 s hand halverwege
tegemoet gekomen, zoo gevoelde hij zelve toch veel te lijn. om
niet te hebben ingezien, dat de handelwijze van Arthur niet
net was. „Maar dat doet hier immers niets ter zake" had,
eindelijk Waldmann gezegd, terwijl hij zich met opzet driftig
maakte. „Hier is er alleen sprake van, of gij de tot heden ge
volgde leefwijze wenscht voort te zetten, uw vader voor smaad
en schande wilt bewaren, of wat uwe verloving met graaf
Löwenberg aangaat," had hij er driftig op laten volgen, „dan
zult gij u in de gegeven omstandigheden toch zeker wel niet
wijs willen maken, dat daaruit ooit een huwelijk zou kunnen
volgen."
„Er was een tijd, w aarin gij anders zoudt hebben gesproken,*
bracht Eugenie met onbeschrijfelijke bitterheid in het midden.
„Dat isAaar, volkomen waar," was het antwoord van den
handelsraad geweest. „Andere vooruitzichten, andere inzichten
Löwenberg is volkomen een rechtschapen jonginensch, tegen
wien ik het allerminst iets zon hebben te zeggen. Onder andere
omstandigheden zou ik het zelfs met vreugde begroet hebben,
een graaf, die op een half honderd voorvaderen terug mag zien,
als schoonzoon te krijgen maar tegenover de dwingende
omstandigheden hij heeft niets, is integendeel met het
oog op zijn stand, verplicht, uit te zien naar eene rijke vrouw.
en gij Ludwig Waldmann was intusschen dicht bij zijn
dochter komen staan en had met ter nedergeslagen blik er aan
toegevoegd: „Er zullen in deze stad tegenwoordig weinig meisjes
zijn, al behooren zij ook tot de armste klasse, die tenminste
niet even veel recht er op hebben als gij, om in dit huis te
wonen ik bezit niets meer alles is verloren."
Daarbij had de trotsche man vertwijfeld de handen gewrongen
en was met dof gekreun op een stoel nedergevallen.
Het hart van het jonge meisje zal in dit oogenblik veel
celeken hebben op een woeste, troostelooze ijsv lakte, maar trots
dit alles was zij op den ouden man toegesneld en had mede
lijdend hare hand op zijn schouder gelegd. „Moed, moed,
vader kreet zij. „En is er dan geen andere uitweg mogelijk r
De handelsraad had langzaam met het hoofd geschud. „Geen
enkele!" fluisterde hij haar toe.
Daarop had er in het vertrek een laDge, pijnlijke stilte ge-
neerscht Eugenie stond daar ten prooi aan den heftigsten en
gruwzaamste zielestrijd. Eindelijk zeide zij op dorren toon: „Dan
Ll het wel zoo moeten zijn," en aan den klank harer stem
„Als er nog maar zooveel overblijft, dat hij begraven
kan worden," spotte een ander. Inmiddels werd daar in de
sterfkamer het testament gemaakt.
„Ik had beter gedaan," zeide de kastelein, „wanneer ik
datgene, wat mijn vrouw nog bezat, vroeger had verkocht.
Nu moest ik er ieder jaar heengaan, en gedurende dien
tijd zijn die bezittingen er met op verbeterd. Maar, in
Godsnaam daaraan valt nu niet meer te veranderen. Wat
er nog is, wil ik op eene behoorlijke wijze ten algemeenen
nutte besteden. Kinderen heb ik niet en familie ook niet.
Wil mijnheer de notaris 'tnu maar opschrijven?"
De notaris had al lang met een pen vol inkt zitten te
wachten.
„In Nieuwdorp," zoo begon de zieke, hebben ze drie
kerkklokken, en daarom moet men er in Abelsberg vier
hebben. Die vierde klok moet aangeschaft worden. Vervol
gens schrijf dat ook op moet het beeld van de
heilige Magdalena achter 't altaar geheel nieuw opge
verfd worden 't heeft me al lang gehinderd, dat al de
verf er af is. De school heeft een nieuw dak noodig. Voor
't armenhuis wil ik, dat duizend gulden zullen be
steed worden. Schrijf ook duizend gulden op voor 't .wees
huis Neen, mijnheer de notaris, geen dankgeen dank
die 't heeft, kan 't geven, en bovendien, wat zal ik er
meê doen In mijn kist kan ik liet toch niet meenemen.
Alles is dus opgeschreven. Later zal dat wel in orde ko
men en als ik in de kist leg, zoek dan maar in 't bedstroo
De man was uitgeput van 'tvele spreken en zweeg;
spoedig ging 't belangrijke nieuws als een loopend vuurtje
door Abelsberg. Een der inwoners, de kleermaker van der
Schaar, die zoo wat voor levende nieuwsbode speelde en
gewoonlijk meer kwade dan goede berichten rondbracht,
ging nu vroolijk en juichend van huis tot huis en bazuin
de 't uit,: de kastelein van de brugwie had dat ooit
kunnen denken Vier duizend gulden heeft hij vermaakt
was het duidelijk te hooren geweest, dat zij met die weinige
woorden haar geheelen levensgeluk had begraven.
Ludwig Waldmann had de handen van zijn gelaat wegge
nomen; de aanval van ontroering was voorbij en het was nu
weder de oude, trotsche, onbuigzame man geworden.
„Gij zijt er werkelijk van overtuigd, dat het offer, hetwelk
gij van mij verlangt, u en mij ons allen werkelijk zal
redden?" vroeg Eugenie op koelen ongevoeligen toon, terwijl aan
een opmerkzamer toeschouwer, dan haar vader het was, het
lichte beven harer stem toch niet ontgaan zou zijn.
Maar de handelsraad had slechts eene afwijzende beweging
met de hand gemaakt. „Dat is alles reeds besproken broe
der Arthur zal zich met uw bezit tevreden stellen."
„Ah! ah! en hij zal u vermoedelijk helpen, uw
verloren rijkdom terug te winnen."
„Dat staat vast hij zal mijn verzoek om hulp niet af
slaan, te meer daar hij moet begrijpen, dat het kapitaal gelijk
tijdig ook in zijn belang terug gewonnen moet worden en
voor het overige is Arthur White een schatrijk man."
„Gij zegt dat zoo bedaard, zoo onverschillig," had Eugenie
op sissenden toon hem in de rede gevallen, „wie zegt u, dat
hij schatrijk is men houdt ook u voor den croesus dezer
stad, en
Ludwig Waldmann lachte luide om het gezegde van zijn doch
ter. „Laat dat aan mij over, Eugenie. Ik heb ook reeds een
uitgebreid onderzoek ingesteld naar de firma Harry White en
consorten de naam heeft een goeden klank en is zelfs
hier niet onbekend daarbij komt nog, dat Arthur White
de eenige firmant is en afgaande op een paar woorden, die hij
zich liet ontvallen, zal hij de zaak verkoopen en nu van zijne
renten gaan leven.*
Eugenie schudde ongeloovig het hoofd. „Ik zal nu niet meer
spreken over uw toekomst en de mijne dat is al beslist,*
had zij met nadruk gezegd, „maar er is veel in hem, dat mij
niet bevalt heeft het niet veel van een fabel, die eens
klaps te voorschijn komende broeder
Een hevige gil slakende, was zij op haar vader toegetreden.
„En mij en mij Hebt gij dan geen barmhartigheid
meer met mij, uw eenig kind o, val mij nu niet in
de rede. Ik weet wel, dat ik het verschuldigd ben aan de eer
van het huis gij kunt mij vertrouwen, ik zal u redden,
al zou het ook zijn ten koste van de zaligheid mijner ziel
maar," had zij er met sraeekend omhoog geheven handen aan
toegevoegd, „is er geen andere uitweg, vader
„Geen had de handelsraad met ijzige scherpe stem gezegd
en daarbij het hoofd geschud.
„En toch is er nog een weg, vaderhad Eugenie hem
toegefluisterd. „Laat ons afstand doen van al den glans, welke
ons omringt en die nu toch een leugen is o, ik weet
wel, dat het mij veel smart zal berokkenen al dien overvloed