voor kerk en school en armen Dat is nog eerst een brave
man We moeten wat doen bij zijn begrafenis Alle Abel
bergers moeten nu wat doen. Met muziek moet hij be
graven worden. Hoe doodjammer, dat we die vierde klok
nog niet hebben, maar wij menschen zijn gewoonlijk te
gierig, om wat weg te geven, voor dat we zelf heengaan.
Hier hield hij op, als was hij verschrikt over den loop, dien
zijn gedachten onverwachts genomen hadden. De Abel
bergers namen evenwel de ontvangene wenken ter harte
en zooals 't nu nog zeer dikwijls in de wereld gaat, wan
neer eenmaal de stroom is losgebroken, dan is er geen
houden aan. Dat gaat zoowel met het goede als met het
kwade. Men ziet het bij lasterlijke praatjes, maar ook
niet minder bij eerbewijzingen. En 't laatste wordt niet
het minst aangetroffen bij ter aarde bestellingen. Dan wil
ieder zijn buurman overtreffen op 'tpunt van grafkransen
en de eer, die men den overledene bij zijnen dood toe
draagt, wordt dikwijls wiskunstig berekend naar de grootte
der kransen en niet minder naar 't aantal.
De Abelbergers dan maakten allerlei toebereidselen voor
een deftige begrafenis. Fakkels! Krip O i wat een menigle.
De vrouwen vlochten kransen en de schoolmeester, die
voor een feniks in 't teekenen doorging, ontwierp het
plan voor een grafteeken met het opschrift
Den grooten weldoener der gemeente
Den heer Hendrik Jan Schrager.
Wijden dezen steen
De dankbare Abelbergers.
Deutinchem. I*. v. d. Welde AIx.
Binnenlandsch Nieuws.
Wordt Vervolgd.
BURGERLIJKE STAND,
Gemeente Scliagen.
Gemeente Zijpe.
(Slot volgt.)
Schagen 10 November '87
Ten gehoore van een groot aantal genoodigden had Zon
dag 11. in de Herv. Kerk alhier eene orgelbespeling plaats, door
den organist, den heer J. H. Borstlap. Het programma bestond
uit de volgende nummers.
1. „Grave", van Sachs 2. „Andante" van Volckmar. 3. „Arioso
(uit het Oratorium Paulus) van Mendelssohn Bartholdy. 4. „A-
dagio" (Es dur) van Rinck. 5. „Fantasia'' (in Koraalvorm)
6. „Flöten-concert/A van Rinck 7. „Finale"
In de uitvoering dezer schoone, lietlijke en krachtige com-
positiën toonde de heer Borstlap een degelijk en vaardig or
ganist te zijn, die met de registers van het orgel ten volste
vertrouwd, prachtige tooneffecten teweeg bracht. Mocht de heer
Borstlap nog eens zulk een orgelconcert willen geven, ongetwij
feld zal hij daardoor velen aan zich verplichten.
Betreffende de inrichting van het orgel, maakten wij en
velen met ons de opmerking, dat de bns-registers te zwak
zijn naar verhouding der bovenregisters en dat, indien nog een
paar zwaardere registers in het orgel werden aangebracht, zulks
voor het klankgeluid van het orgel eene uitstekende verbetering
zou zijn.
te moeten missen maar het geldt hier toekomst en levens
geluk, vader o zie mij niet zoo gruwzaam onverbiddelijk
aan ik heb toch ook een hart in de borst, en wanneer
ik den man niet kan huwen, dien ik lief heb, smeed
mij toch niet met onverbreekbare ketenen, aan dien mensch,
die zich uw broeder noemt, wien ik haat en veracht en
Ik weet, dat ik voor u geen goede dochter was, maar het zal
anders worden, ik zweer het u ik wil nood en ont
bering met u deelen, met den arbeid mijner handen voor u
zorgen zeg het mij, dat gij dezen uitweg met mij wilt
inslaan en ik zal u eeren en loven tot aan mijn laatsten adem
tocht
„Dwaze dweepster!" had de handelsraad haar toegevoegd.
„Gij weet, ik haat niets meer, dan tooneelmatige phrasen
in het oogenblik der ontroering werpt men wel alles ver van
zich, hetwelk men anders liefheeft en in eere houdt in-
tusschcn is het leven lang en de vluchtige ontroering gaat
spoorloos voorbij. Meent gij, nadat ik een halve eeuw lang bij
mijne medemenschen in eer en aanzien ben geweest, nadat zij
mij allen benijd hebben, ik het nu van mij zou kunnen ver
krijgen, den avond van mijn leven te slijten in nood en ellen
de dood en duivelschreeuwde hij haar toornig toe en
stampvoette van woede, „reeds de gedachte alleen, dat het an
ders zou kunnen worden, dan het nu is, vermoordt mij
moet ik het werk van vijftig jaren opofferen aan de dweepzieke lui
men eener zotskapnimmer, of gij doet zooals ik verlang...."
„Of", had Eugenie hem bevend gevraagd.
„Of er gebeure, wat er wil; zoo of zoo maar ik zeg het
u, ik overleef den val van ons huis niet ik schiet mij
liever voor het hoofd en mijn bloed kome over u, omdat gij
geweigerd hebt, uw vader tegelijk met u zelve te redden."
Geruimen tijd heerschte er wederom een doodsche stilte in
het vertrek. Eugenie bedekte het gelaat met beide handen en
kreunde. Duidelijk was het, dat zij een zwaren strijd had te
strijden. Eindelijk liet zij hare handen zinken en staarde haar
vader met brandenden blik aan. „Het is goed, ik ben bereid
naar uw wil te doen," stamelde zij.
Als nu haar vader naar haar toe wilde snellen, deinsde zij
huiverend achteruit. „Neen, neen, geen comedie nu gilde zij.
„Tusschen ons heeft altijd de sterke band van vader tot doch
ter, de liefde, ontbroken beiden hebben wij die liefde
niet gekend en nu, als ik een anderen man lief heb,
dwingt gij mij onbarmhartig, mij te voegen naar uw wil
goed, de droom van mijn hart zal dood zijn, dood als alles
in mijn hart maar noem mij niet meer dochter, verlang
nimmer iets van mij van af dit oogenblik ben ik uwe
vijandin; ik zal u haten en verachten evenals anderen dit
doen en gij zult mij eenmaal voor Gods rechterstoel
rekenschap moeten geven
Zij kon niet voleindigen, maar was weenend de kamer uit
gevlucht.
De handelsraad meldde nog denzelfden dag den jongen graaf
Löwenberg in korte woorden, de verbreking van zijn engage
ment met zijn dochter.
Den volgenden dag verloofde Eugenie zich met den stief
broeder van haar vader.
Maandagavond j.1., omstreeks 9 ure, bracht het geroep
van „de Burgemeesterswoning staat in brand onze gemeente
in opschudding. Van alle zijden daagde spoedig hulp op en in
zeer korten tijd was de blauwe spuit dan ook bij het bran
dende perceel, terwijl niet lang daarna de roode spuit den
vuurgloed hielp beteugelen. Het brandende perceel was niet
meer te behouden en werd de roode spuit gelast, de aangren
zende behuizing van den heer Klaassen nat te houden, terwijl
de blauwe spuit het met een rieten dak gedekte poldernuisje,
hetwelk aan de andere zijde van het brandende perceel lag en
waarop aanhoudend een drom van vonken neerviel, dank zij
het krachtig en onafgebroken watergeven, wist te behouden.
Intusschen was de roode reserve-spuit gehaald en werd met
behulp van deze het huis van den heer Mr. Cau, dat zeer veel
gevaar liep, door de verbazende massa vonken, aanhoudend nat
gespoten. Te elf ure ongeveer lag het verbrande perceel aan
den grond en was het gevaar voor de belendende gebouwen vol
komen geweken.
Huis en inboedel waren verzekerd.
Omtrent de oorzaak is niets met .zekerheid bekend.
Op de Groote Najaarsveemarkt, Maandag te Alkmaar
gehouden, waren aangevoerd 5723 runderen.
Maandag had een persoon, die zich voor koopman uitgaf,
te Alkmaar een koe gekocht, met het stellig voornemen, het
beestje zonder betaling van de markt te vervoeren. Hij was
daarmee reeds druk bezig, maar toch niet vlug genoeg en boet
nu zijn opzet door een kennismaking met de justitie.
Het Hoofdbestuur van de „Maatschappij tot Nut van 't
Algemeen", heeft uit zijn midden den heer A. C. Wertheim
tot voorzitter benoemd.
Door een Urker visscher is op de Noordzee het lijk
gevonden van den Wieringer S. Bakker, die dezer dagen bij
het over boord zetten van het net, jammerlijk omkwam.
In het Voorburgstraatje in den Haag beeft een vrouw,
die in kennelijken staat van dronkenschap thuis was gebracht,
een brandende petroleumlamp midden onder het volk gewor
pen, dat voor haar woning verzameld was. Gelukkig bekwam
niemand brandwonden.
De Millioenenjuffrouw no. 2Trijntje De Jong
De Kölnische Zeitung deelt het volgende mede
Een maand of drie geleden nam te Keulen een Hollandsche
dame haar intrek, die zich barones De Jong noemde en zich
uitgaf voor een nicht van den Koning van Nederland. Zonder
ling genoeg ging deze aristocratische dame, die steeds den mond
vol had van haar familiebetrekkingen tot het Nederlandsche
Vorstenhuis, bij voorkeur om met de winkeljuffrouwen uit een
manufacturen-magazijn, die zij bij haar aan huis te dineeren
noodigde, met wie ze uit rijden ging, enz.
Na verloop van een paar maanden echter bleek de barones
de vrouw van een arrnen daglooner te Ureterp te zijn. De firma,
bij wie zij steeds haar inkoopen deed, werd door haar voor
niet minder dan 3000 Mark (f 1800) opgelicht.
Te Opsterland heeft men het inkuillingssysteem toegepast
om kool te bewaren. Men graaft een kuil in den grond, legt
daarin de roode en witte kool, dekt ze met een laag droog
stroo en daarover een dikke laag zand. Het vorige jaar werd
op die wijze door enkele landbouwers gehandeld, en de kool
bleef vaster dan in de kelders.
Een melkboer op Tessel had veel te lijden door den
snoeplustigen kater van zijn buurman. Dat dier stal wat los
en vast was. Steeds loerde dus de melkboer op den diefachtigen
kater. Eindelijk wist hij T beest op te sluiten, terwijl het be
zig was in een kamertje melk te snoepen uit een gevulden pot,
die op een laag tafeltje stond. De melkboer trok de deur achter
zich toe en was nu met de poes alleen. Fluks snelde de
kater bij een ladder op naar den zolder. De vervolger hem
met een stok achterna. Weldra deelde hij er den dief een toe,
die lang niet van stroo was. In zijn doodsangst liet de kater
zich door het zolderluik naar beneden rollen en kwam op den
rand van den melkpot terecht, zoodat deze in scherven op den
grond viel. Op dit geraas opende de boerin een binnendeur
om eens te zien wat er gaande was. Nauwelijks zag de kater
de deur open of hij ontvlood langs de verschrikte vrouw en
was spoedig weer in vrijheid.
Onder het opschrift; „Een zonderling bericht," lezen
wij in de 1 raneker courant volgend o. i. zeer behartigenswaar
dige omtrent onzen handel in boter
„Uit den Zuidwesthoek van Friesland werd dezer dagen in
het N. v d. L. gescbreyen, dat aldaar meer en meer de Deen-
sche wijze van boterbereiding werd gevolgd. „Te dien einde
wordt de boter, telkens wanneer er gekarnd is, in opzettelijk
daarvoor vervaardigde vaatjes naar Harlingen gezonden. Het
kleursel, voor de boter benoodigd, wordt door de handelaars
aan de boereu verstrekt, ter wille van degelijkheid van kleur,
terwijl het een vereischte is dat de boter in verschen, dat wil
zeggen ongezouten toestand, Harlingen bereikt. Aldaar wordt ze
dan gezouten, op Deensche wijze verpakt en naar de Engel-
sche markt gezonden."
Op dit bericht is iu het Utr. Dagbl. aanmerking gemaakt.
Het zag daarin de onthulling van eene knoeierij. De Landb.
Ct., die, wij merken het met genoegen op, onder den nieu
wen redacteur aanvankelijk flink optreedt, vatte hierop vuur.
„Het is toch een ongelukkig verschijnsel in onze pers dat
onze boterhandel zijn teruggang vooral te wijten heeft aan knoei
erijen en kunstgrepen, of aan de slechte hoedanigheid van de
boter. Geen van beide is waar, zegt het blad met nadruk.
Waartoe die zelfverblinding zou men mogen vragen, als men
onmiddellijk op die stellige uitspraak zelt moet laten volden
„Daarmede, (d. i. met die verzekering, dat geen van beiden
waar is), willen wij volstrekt niet beweren, dat er geene ver-
valschingen hebben plaats gehad of dat er geen verbeterincreii
in het bedrijf zouden zijn aan te brengen, integendeel, even
als overal elders kwamen ook hier kwade practijken
viel er ook hier rekening te houden met den vooruitj**' e"
het gebied der zuivelbereiding." '~JU" «p
Maar is toch niet misschien het bericht verkeerd
De Landb. Ct. zelve zal ons licht geven. Zij zifct m
vermelde feit „een uitstekend begin. Op den uitvoer va^'
fijne en gelijkmatige waar komt het aan, en al is ,]e?D
waarop men dit volgens den berichtgever tracht te berep1*
elders reeds verouderd, zoo kan het zeer wel zijn, dat
hands geen andere wijze mogelijk is. Ook het volgen vanT
Deensche verpakkingsmethode kan zijn nut hebben om
vasten voet op de markt te krijgen."
Dit is, dunkt ons, duidelijk genoeg. De bedoeling is
aan Friesche boter, nog zonder dat men zelfs weet °0f ji,
hoedanigheid met de Deensche overeen komt, den scF
van Deensche boter te geven. Meu maakt geen gebruik van 'f
lessen, die wetenschap en ervaring aan de hand hebben credaan
men volgt niet het goede wat er in 't buitenland ontdekt
met goed gevolg toegepast is, maar men wil aan een Neder-
landsch artikel een buitenlandsch aanzien geven „om wed«
vasten voet op de markt" te bekomen. Hoe Is men zoo ver
gevorderd dat de Friesche boter in hoedanigheid met de Deen.
sche gelijk staat. Zoo ja, dan is de vermomming niet noolij-
zoo neen, meent men dan, dat men den buitenlandscben koo'
per eenigzins duurzaam door den schijn zou kunnen misleiden1
De hier bedoelde poging is niet een uitstekend begin. Het
een stap op een geheel verkeerden weg, die ons hoe langer hoe
verder van huis zal brengen; want zóó, wat ons wel het waar
schijnlijkst voorkomt, het Friesche artikel nog niet met het
Deensche op gelijken voet staat, dan zal de buitenlandsche han
delaar bespeuren, al weder door onze kooplui bij den neus ge
nomen te zijn, en zal het blijken, dat het eenmaal verspeelde
vertrouwen nog verder verloren wordt en zal het nog moeielij-
ker blijken, het ooit weder te herwinnen. En indien, wat men
zou moeten aannemen, om het kunstje niet als een gewone
knoeierij te brandmerken, de Friesche boter even goed, mis
schien beter is dan de Deensche, waartoe haar dan een vreemd
aanschijn gegeven Dan zal de betere Friesche boter gedrult
worden door dat zij den naam draagt der minder goede
sche
Neen, de eenig goede weg is, niet in schijn, maar in wezen
het goede uit het buitenland na te volgen. Onze weiden zijn
even goed als voorbeen, ons veeslag is niet verminderd, onze
melk is even deugdelijk als weleer en wat de Denen (of de
Zweden) er boven op geholpen heeft, is voor ons even bereik
baar als voor hen. Wat de wetenschap hun leerde, is voor ons
niet verborgen gebleven de verbeterde werktuigen zijn tooi
ons even goed te koop als voor hen. Geheimen, bijzondere kun
sten bestaan er niet. Laat ons van dat alles gebruik maken,
zooals de Denen het deden. Friesche, Leidsche, Delftsche
hadden een goeden naam. Onze merken, onze ver
waren een aanbeveling. Zijn de Zweden, zijn de Denen u
Friesche, Leidsche of Delfsche boter gaan maken, of hebbel
zij hun boter in onze vaatjes gepakt Niets van dat alles.
Zij gingen hun eigen weg, en wij moeten dat ook doen.
Onze boter moet weer de beste boter worden. Wij moeten
niet zeggen dat kan nu nog niet, daar zijn nu nog bezwaren
aan verbonden. Wie op de wereldmarkt den strijd wil aanbin
den, moet van top tot teen gewapend zijn en goed beslagen
ten ijs komen. Zoolang wij nog niet geheel gereed zijn, <b«
wij beter te wachten. Half werk brengt ous nog al weer met!
achteruit. Maar zijn wij gereed ons weer in den strijd te men
gen, dan onder eigen naam, onder eigen merken, in eigen va-
pakkingen mooier, doelmatiger dan weleer, maar in
geval met ons eigen karakter, opdat men niet onze boter kope
omdat zij lijkt op die van anderen, maar omdat zij bij g«*
lijken prijs beter, of bij gelijke hoedanigheid goedkoopi-
is dan van wie ook. y
Dat is het doel, waarnaar gestreefd moet worden, dat n
ideaal wat de pers aan onze veehouders, nij veren en n»D^
laars moet voorhouden, en daarom moet al wat van
doel afleidt met ernst, met nadruk, zonder aanzien
gebrandmerkt worden.
Ingeschreven van 5 8 November 1887.
Geertje
GeborenAntje, dochter van Henricus Blok en
Swaab.
Ondertrouwdr,
Getrouwd: Geene'
Overleden Gevenloos aangegeven kind van Andre jj
Rooij eu Aagje Zwakman. Cornelis Kroone, oud b7 J
maanden.
Ingeschreven van 21 28 October 1887-
.- Sclu*"
Geboren Pieter, zoon van Hillebraud Delveren Jan J
ken. Maartje, dochter van Arie Bakker en Antje
zoon van Barend Asjes en Catharina Grapendaal.
ter van Pieter Wildeboer en Bregtje Metselaar.
Ondertrouwd Geene. 25 I3?
Getrouwd: Lammert Brommer, jonkman, a ^':3Sr,
en Guurtje Schrijver, jongedochter, zonder beroep,
wonende te Zijpe. u;e Are®*
Overleden Jacob Sluis, 53 jaar, echtgenoot van
(overleden te Wieringer waard).
Ingeschreven van 28 October 4 November
Geboren Theodorus, zoon van Klaas '1 Drie®
Esseling. Jan, zoon van Johannis Smit en grager-
Wilhelmina, dochter van Pieter Struif en Louisa
Ondertrouwd
GetrouwdGeene' het vroo*^
Overleden Levenloos aangegeven kind van
geslacht van Jan Breed en Antje Dalen berg.