Zondag, 20 Uovember 1887. 31ste Jaargang. Ho. 2143. AMSTERDAMSCHE KRONIEK. TOCH VERLOREN. Uitgever: J. WINKEL. Bureau: SCHAGEN. Laan, IE 5. Gemeente Scha gen. Bekend m a k i n n. SCHAGEE Alpicei Nieuws-, COURANT. MÉ- L Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater dagavond. Eij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEB- JENTIÏN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIÉN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meerfO.li Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. €j POLITIE. Vermist: op de Markt alhier van 10 November j. 1. een wit SCHAAP, gemerkt met een zwart stipje op de linker heup en een rood merk op het gat. Inlichtingen hieromtrent worden verzocht ter Secretarie dezer gemeente. Men behoeft juist geen buitengewoon scherpzinnig op merker te zijn, om het verschijnsel waar te nemen dat de laatste weken van het jaar 1887 in bijna alle toongevende landen van Europa onder gewichtige voorteekenen en in grijpende feiten verloopen. Wie weet welke slag er nog valt, of welke uitbarsting er nog volgt, eer het jaar ge heel ten einde is Zie slechts hoe in Duitschland het Keizer lijk Vorstenhuis bedreigd wordt met een ODtzettend ver lies, dat, komt het er eenmaal toe, van grooten invloed kan zijn op den loop der gebeurtenissen en vooral op de onderlinge staatkundige verhoudingen. Vestig den blik een wijle ook al zoudt ge er u liever met walging van afwenden op de eindelooze reeks van schandalen en gruwelstukken, die dag aan dag de grondvesten der Fransche Republiek tot op hare diepste fundamenten doen trillen. Beluister voorts met meer dan gewone aandacht het volks rumoer dat telkens en telkens weer uit het hart der Lon- densche wereldstad opgaat en een steeds dreigender toon doet hooren, een rumoer dat slechts nu en dan over. Roman van G. RECKE. 16. IX. «Salomon Meijer en Consorten," luidde het graveersel in ren blank gepoetst, klein koperen naambordje, hetwelk beves- hgd was aan de poort van een huis, hetwelk een donker voor komen had en uit verscheidene verdiepingen bestond. Aan de taatzijde verrieden alleen de groene luiken, dat in de lokalen gelijkvloers met de straat, eene zaak werd uitgeoefend. Wie het slecht bestraten pad, dat van de poort voerde naar den "gen ingang van het huis, overging en het huis binnentrad, gevoelde zich nu juist niet prettig aangedaan en zou bezwaar- Jk 'n die donkere, ongezellige kamers met hare kale wanden de wankelende schrijflessenaars een zaak van buitengewoon pooten omvang gezocht hebben. De handelslieden in de stad «aden evenwel de firma zeer goed, want Salomon Meijer en behoorden tot de aanzienlijkste handelaars in edelgesteenten. Uag in, dag uit, zorgden in de beide voorste kamers vier 'erken voor de uitgebreide briefwisseling met het binnen- en et buitenland. Wie Salomon Meijer, den tegenwoordig eeni- bezitter der firma, van naderbij kende, wist, dat hij een Oiterst spaarzaam man en de laatste was, die onnut ook maar stuiver zou hebben uitgegeven. Zoo hadden echter zijne erken meer te doen dan zij konden afmaken en tot laat in ,en. avond kon men hen steeds op het kantoor druk «ag vinden. Salomon Meijer was bij zijn personeel niet gezien. De e'Oe, tenger gebouwde man met het voorovergebogen hoofd, e '''gevallen gelaatstrekken, en den scherp vooruitspringenden viksneus, den breeden, afhangenden mond met de dunne, baard, en met de kleine, listig fonkelende oogen maak- geen pleizierigen indruk. Reeds bij den eersten blik op zijn gelaat, begreep men, dat hartelijkheid en gemoedelijkheid bij tevergeefs gezocht werden, maar des te meer zaakkennis geslepenheid. Daarbij was hij in hooge mate onverbidde- A en de stelselmatige wijze, waarop hij van zijn personeel het *0ffi3te voor^ee^ *ist te trekken, was spreekwoordelijk ge- anneer hij op hét kantoor was, hetgeen gedurende de mid- kjPj1*0 'n den regel het geval was, dan hoorde men in de schikf11 ^6en woord- angstige spanning bleven de onderge- gei tn 4311 bunnen arbeid, en alleen het eentonige, vervelende ufb&\^er Sne^ over het papier zich voortbewegende pennen, send "e*" stilzwijgen. Het was voor Salomon Meijer kenschet- llt men hem in zijne eigene vertrekken naar den duivel "fc *e, wel is waar zeer in het geheim, want in zijn gezicht stemd wordt door de smartkreten der arme slachtoffers van Engelands wanbeheer in Ierland. Let eens op de ge spannen verhouding tusschen de Rijken en gewesten, die het naast bij de „Oostersche quaestie" betrokken zijn; op de onderlinge frontveranderingen van Italië, Oostenrijk en Rusland, en ge zult grifweg moeten erkennen, dat er alomme ruimschoots elementen aanwezig zijn, om een schok, eon uitbarstig, een botsing noem het gelijk ge wilt teweeg te brengen, of, in zijn zachtsten vorm genomen, in ieder geval een veranderden staat van zaken het aan zijn te schenken Is het niet of Europa's schoot zich reeds wringt en kromt onder de barensweeën der groote dingen die aanstaande zijn, en die 1888 ons wellicht reeds zal te aanschouwen geven Te aanschouwen geven ook op onze eigen erve? Waar is de ziener, althans de man van verreikenden blik, van wiens lippen wij het stellig antwoord mogen wachten op vragen als deze, levensvragen voor de toekomst van land en volk, die ieder weldenkend staatsburger méér nog ter harte moeten gaan dan de zorg voor zijne persoonlijke be langen Maar al zou het antwoord aarzelend gegeven wor den, ontkennend luiden kan het niet. Al sloeg de groote massa des volks er weinig acht op, al wijdden zelfs de meer ontwikkelde kringen der burgerij niet al die aandacht aan de zaak, welke zij eischte en verdiendetoch zal het eenmaal in de rol onzer historie te lezen zijn, dat wij in de maanden en dagen die achter ons liggen, een voor Rijk en natie hoogst gewichtig tijdperk doorleefden. De wijziging der grondwet herziening zou te stout gesproken zijn is als het kleine stukske zuurdeesem, dat een grooten hoop meels doortrekt. Al ging zij voor duizenden schier onopgemerkt voorbij, weldra zullen ze slechts bij honderden te tellen zijn, de weinigen die dè,n hare werking nog niet bespeuren Een nieuwe kieswet, een nieuw kiezers corps, een nieuwe Kamer, het Nederlandsche volk zou was hij de hooggeëerde en gevreesde firmant van het wereld beroemde handelshuis. Slechts één zijner ondergeschikten gevoelde voor den ge- strengen patroon vrees noch eerbied dat was Abraham Levi, de procuratiehouder en eerste boekhouder der firma, een goede zestiger, die zijn chef reeds als kind gekend had en ook onder diens vader vele jaren in de zaak werkzaam was. Noor het personeel was het gewoonlijk een buitenkansje, wanneer de handelaar in edelgesteenten twist kreeg met zijn procuratiehouder, want dan waren zij tenminste eenigen tijd ge vrijwaard voor de toornige uitvallen van den gevreesden man en dezen werd dan in tegenstelling door Abraham Levi, wel is waar in alle bedaardheid, maar met den meesten nadruk eens geducht de waarheid gezegd. Bij zulke gelegenheden schold en schreeuwde mijnheer Meyer gelijk een razende, maar de speldrprikken van den procuratie-houder kwamen goed aan en wat de hoofdzaak was, de rijke man liet zich deze welge vallen. Velen geloofden, dat een eigenaardige verhouding hier van de oorzaak was. Booze tongen wilden zelfs weten, dat Abraham Levi, dieper dan raadzaam was, in de zaak- geheimen der firma was ingewijd, anderen daarentegen beweerden dat Levi door zijne zelfopofferende, nauwgezette werkzaamheid en zijne verbazende vakkennis zich voor den veelvermogenden handelaar dermate onontbeerlijk had gemaakt, dat deze in zijn eigen belang er niet meer aan denken kon, den onvriendelijken dienaar te ontslaan. Het middaguur was verstreken en de bureau-beambten had den juist hunne dikbuikige folianten opgeslageu, om hun arbeid te hervatten. De procuratiehouder zat reeds ijverig als altijd achter de groote getallen van het grootboek en telde de ver schillende posten opdaar werd de deur geopend en trad de chef binnen. Toen de klerken hem zagen, bogen zij zich nog dieper dan gewoonlijk over hunne boeken, en wierpen slechts ter sluiksch een blik op den gevreesden principaal. Salomon Meijer liep langzaam door de voorste kamers, zonder ditmaal zijne gewone standjes uit te deelendaarna ging hij in zijn eigen kabinet, dat behalve hem nog door Levi werd gedeeld, 'i oen de gevreesde zich ver genoeg van de klerken kamer bevond, keken dezen elkander veel beteekenend aan. „Hij heeft den hoed scheef op het hoofd," meende er een, „dan is bij hem de duivel los." „Ja, en hij hield zijne handen in zijne zakken," merkte een ander'op, „en hij heeft er geen een uitgescholden; er moet hem bepaald iets ergerlijks overkomen zijn." „Nu, Levi mag het alleen hebben," spotte een derde, „die zal hem wel te woord staanj. Salomon Meijer zette iutusschen den hoed af en wierp dien achteloos in een hoek van de sota. „Slechte zaken heden, Levi!" zeide hij metknjschende stem tot den procuratie-houder, die zich evenwel niet van zijn stuk wel met de jammerlijkste inertie geslagen moeten zijn, niet waar? indien deze drie samen niet althans éénige veran dering in de bestaande, en door bijna iedereen veroordeelde, orde van zaken brachtenEen kieswet die een betere regeling brengt in de verhouding tusschen de verschillende districten en vooral tusschen het platteland en de steden. Een kiezerscorps, dat versterkt zal zijn met een goed deel dergenen, die, op de basis van het grofste onrecht, tot dusver onbevoegd en als onmondig waren geoordeeld om zich met hun stem in het beheer van 's lands zaken te mengen. En last not least een nieuwe Kamer, die, met een zesde ongeveer van haar tegenwoordig leden tal versterkt, 's Konings onderzaten in en buiten Europa dan toch éénige hoop geeft dat er nu voor goed gebroken zal worden met menige oude sleur en velerlei verouderde traditiën, dat er een open oog zal komen voor de vele volksbelangen die dringend voorziening behoeven, en boven al dat er, in alle takken van ons Staatsbestuur, zoo in de hoogste als de laagste, zoo hier als in Indië, afstand gedaan zal worden van al wat naar onrecht, willekeur, partijdigheid en bevoorrechting zweemt en recht en gerech tigheid weer meer dan ooit de hechte grondslagen zullon wordon van een gelukkige toekomst voor Neerland's volk en Neerland's troon Is er grond voor die hoop? Zal werkelijk de nieuwe, zij hot dan ook slechts gedeeltelijk gewijzigde Grondwet de hefboom wezen, die vele tot dusver onoverkomelijke hinderpalen voor de staatkundige ontwikkeling en wel vaart des volks uit den weg ruimt Het antwoord op die vraag berust bij de kiezers, zoowel bij de tegenwoordig gerechtigden als bij de nog ongeborenen, die door de nieuwe kieswet zullen „gekweekt" worden. Van de kiezers, in Amsterdam, daarbuiten, door het geheele Rijk, hangt het at, of de langdurige, ingespannen arbeid door Regeering en Volksvertegenwoordiging aan deze revisie der Grondwet liet brengen, maar stil aan zijn werk bleef. „Hebt gij gehoord, wat ik gezegd heb, Levi Slechte tijden, heb ik gezegd. Op de beurs vielen geen zaken te doen De Belgische slijperijen worden met den dag onbeschaamder in hare eischen, en de Australische diamantvelden halen ons ook een streep door de rekening. Er is dus ruimschoots gelegenheid voor zwendelarij maar een gezonden speculatie is ten eenen male on mogelijk." Iutusschen had Salomon Meijer voor zijn schrijftafel plaats genomen. Maar toen er van den hoekhouder uog geen ant woord kwam, wendde hij met een hevigen ruk het hoofd om, en keek zijn ondergeschikte vragend aan. „Hebt gij het nog niet verstaan, Levi Er waren op de beurs geen zaken te doen, heb ik gezegd „267470 473 74 75,* zeide de boek houder op drogen toon, en na een wijle voegde hij er aan toe: „Vat hebt gij gezegd, mijnheer Meijer?* „Gij zijt een onuitstaanbaar mensch!" meende de chef ge raakt, terwijl hij een bundel papieren uit zijn borstzak nam en dien voor zich op de schrijftafel wierp. „Slechte zaken heb ik gezegd hebt gij het eindelijk gehoord, mijnheer Levi?" „585 89 92 Daar kan ik niets aan doen, mijnheer Meijer." „Gij zijt een domkop, Leviwie zegt er dan, dat gij er iets aan doen kunt, maar het zijn voor de toekomst treurige vooruitzichten." „639 42 47 „Voor de toekomst, zeg ik, mijnheer Levi," herhaalde de patroon op heftigen toon. „837 39 45." Salomon Meijer sprong woedend van zijn stoel op. „Wilt gij u wel eens stilhouden, met uw eeuwige tellen I Gij weet, dat ik het niet verdragen kan, dat gij over luid telt." „914 27 „Mijnheer Levi riep de chef, nu ernstig boos, „gij zult zwijgen ,1067 89 91 In de aangrenzende kamer werd een slecht onderdrukt ge lach hoorbaar, hetgeen Salomon Meijer aanleiding gaf, om naar de deur van zijn kabinet te snellen en met scherpen en drei genden blik zijn personeel te monsteren. „Ik verzoek verschoond te blijven van dat domme gelachzeide hij op snijdenden toon, „de heeren moeten eerst iets leeren, dan mogen zij zich veroorloven te lachen." Daarop wendde hij zich weder tot zijn procuratiehouder, die intusschen met de eene bladzijde van het grootboek gereed was gekomen en nu eindelijk van zijn werk opkeek. „Nu, wat hebt gij mij te zeggen, mijnheer Meijer P' vrceg hij, terwijl hij de pen achter zijn oor stak.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1887 | | pagina 1