A1S 816 t11 lEMS-, bi. Donderdag, 8 December 1887. 31ste Jaargang. ITo. 2148. NATIONALE MILITIE. G emeen te Scha gen Bekend in a k i n a. Uitgever: J. WINKEL. Bureau: SmACsEA'. f>aan, I), 5. ÏVordt Vervolgd. SCHAGER COURANT. A Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater- lagavond. Eij inzending tot 's middags 12 ure, worden ABVEB- rENTIÊN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN èén dag vroeger. tj OPROEPING tot de inschrijving voor het jaar 1888, volgens de wet van 19 Augustus 1861, (Staatsblad No. 72.) Burgemeester en Wethouders van Schagen, gelet hebbende op het bepaalde bij Artikel 19 der wet op de Nationale Militie van 19 Augustus 1861 (Staatsblad No. 72), herinneren bij deze de belanghebbende Ingezetenen, aan hunne verplichting tot het doen vau aangifte voor den dienst bij de Nationale Mi litie, met verwijzing naar het bepaalde bij de Artikelen 15 en 20, alsmede 16, 17 en 18 der Wet, luidende: Art. 15. Jaarlijks worden voor de Militie ingeschreven alle man nelijke [ingezetenen, die op den eersten Januari van het jaar hun 19de jaar waren ingetreden. Voor ingezeten wordt gehouden lo. Hij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens moeder, of, zijn beiden overleden, wiens voogd ingezeten is volgens de Wet van 28 Juli 1850, Staatsblad No. 44.) 2o. Hij, die geene ouders of voogd hebbende, gedurende de laatste achttien maanden voorafgaande aan den lsten Januari van het jaar der inschrijving in Nederland verblijf hield 3o. Hij, van wiens ouders de langstlevende ingezeten was, al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het Rijk verblijf houdt. TOCH VERLOR F. IM. Roman van G. RECKE. 20. XI. Plotseling was de catastrophe over Eugenie losgebroken en had met eenen slag een einde gemaakt aan hare onbezorgdheid; aan de voorstellingen en smeekingen van haren vader gehoor gevende, had zij hare verloving met Löwenberg verbroken en aan den ouden stiefbroeder haars vaders haar woord gegeven. In het oogenblik, waarin het aan haar hart voor de eerste maal duidelijk was geworden, dat zij Richard verliezen moest, had zij eerst gevoeld welk een verlies dit voor haar hart was. In die oogenblikken van namelooze ellende had zij het geheim van haar hart ondekt, maar de teerling was geworpen en zij moest zich voegen in een onverbiddellijk noodlot. Met het trot- sche, zelfstandige karakter, gelijk zij bezat, kwam zij herhaalde lijk in opstand tegen het machtwoord van haar vader en in haar gemoedsleven kwamen oogenblikken genoeg voor, waarin haar gevoel zich verzette tegen de haar bescheiden toekomst. Maar de stem vau het verstand drong haar telkens weder ge biedend op de eenmaal betreden baan terug. Eugenie was te verstandig, om zich zelve niet te bekennen, dat graaf Löwen berg nooit en nimmer een onbemiddeld meisje zou kunnen huwen. Zelfs wanneer hij haar zou willen onderhouden, stond haar vader toch altijd nog haar geluk in den weg. Yoor den handelsraad bestond er geen andere uitweg, dan het voortgaan op de breede, gemakkelijke baan, over welke tot nu ziju levens weg gevoerd had. Eugenie huiverde bij de gedachte, dat haar vader, met het dreigende bankroet voor oogeu en zijn laatste have en goed door den eensklaps te voorschijn gekomen broeder be dreigd ziende, zich een kogel door het hoofd zou jagen en zijn bloed daardoor over haar zou komen. Eugenie was volstrekt niet een bijzonder teergevoelige dochter, maar haar hart gevoelde toch ook dat zij kind was, zoodat tenslotte hare beslissing steeds ten gunste van haar vader uitviel. De teerling was geworpen en haar levenslot eindelijk bezegeld. Zij moest afstand doen van het geluk, Richard Löwenberg's vrouw te heeten, al berok kende dit haar ook lange, slapenlooze nachten en duizende kwellingen van haar hart. Hoe haatte zij inwendig Arthur V hite, den bewerker van haar ongelukEugenie was van een hartstochtelijke en vurige natuur en gevoelde zich machteloos tegenover den sportenden, koelen mensch, die steeds met zooveel zelfbewustzijn optrad. Wat kon zij ook tegen hem uitrichten, zij, een hulpelooze, zwakke vrouw, daar zells haar energieke, veelvermogende vader moest bekennen, dat hij zich bevond in de handen van zijn stiefbroeder. Niets bleef haar over, dan den verwoester tan haar geluk hartstochtelijk te haten en zich zelve plechtig te heioven, zoodra mogelijk zich op hem te wreken. Haar kwam nu eensklaps de jonge liefdezuster en deed Eugenie opschrikken uit hare doffe, ter nedergeslagen gemoeds stemming, in welke zij zich de laatste weken doorloopend had Prijs por jaar f 3.Franco por post f 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVEBTENTIÏJN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meecfO.1» Groot© letters worden naar plaatsruimte berekend. Yoor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdeling, be- hoorende tot eenen Staat, waar de Nederlander niet aan den ver plichten krijgdienst is onderworpen, of waar (en aanzien der dienst plichtigheid het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen Art. 20. Hij, die eerst na het intreden van zijn 19dejaar, doch vóór het volbrengen van zijn 20ste ingezeten wordt, is ver plicht zich, zoodra dit plaats heeft, ter inschrijving aan te geven bij Burgemeester en Wethouders der Gemeente, waar de in schrijving volgens Art. 16, moet geschieden. Art. 16. De inschrijving geschiedt: lo. Van een ongehuwde in de gemeente, waar de vader, of, is dezo overleden, de moeder, of, zijn beiden overleden, de voogd woont. 2. Van een gehuwde en van een weduwnaar in de Gemeente, waar hij woont 3. Van hem, die geen Vader, mooder of voogd heeft, of door dezen is achtergelaten, of wiens voogd buiten 's lands gevestigd is, in de Gemeente, waar hij woont; 4. Van den buiten 's lands wonenden zoon van een Nederlander, die ter zake van 's lands dienst in een vreemd land woont in de gemeente, waar zijn vader of voogd het laatst in Nederland ge woond heeft. Art. 17. Voor de Militie wordt niet ingeschreven lo. De, in een vreemd rijk achtergebleven zoon van een in gezeten, die geen Nederlander is 2o. De, in een vreemd Rijk verblijf houdende ouderlooze zoon van een vreemdeling al is zijn voogd ingezeten Art. 18. Elk die volgens Art. 15 behoort te worden inge schreven, is verplicht zich daartoe bij Burgemeester en vVethou- ders aan te geven, tusschen den lsten en den 31sten J a n n a r i Bjj ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis is zijn vader, of, is deze overleden, zjjne moeder, of, zijn beiden overleden, zijn bevonden, en die haar de laatste mogelijkheid had aangeboden, haar rampzalig bestaan voort te slepen, zonder aan waanzin ten prooi te vallen. Met duidelijke woorden sprak de jeugdige diaconesse het uit, dat de gehate niets anders dan eeu be drieger van de slimste, gevaarlijkste soort, moest zijn. Evenals de bliksemstraal vlammend den huiveringwekken- den zomernacht verlicht, welke tot nu in onheilspellende, zwarte wolken lag gehuld, werd het eensklaps dag in Euge- nie's gemoed; zij kon het nog niet gelooven, dat zulk een misdadig, ongehoord bedrog mogelijk was. Maar reeds wilde zij in haar hart de diaconesse met hare beschuldiging gelijk geven. Er was haar zoo velerlei vreemds opgevallen bij Arthur White, niet de brieven alleen, welke hij onder een valschen naam ontving, waren het geweest, die haren argwaan hadden wakker gemaakt. Een oude, beschonken matroos was juist op den dag vóór de komst der diaconesse het huis van den hau- delsraad binnen gedrongen en had gebiedend verlangd, met Arthur White te spreken. De trotsche hoogmoedige Ameri kaan had den verloopen matroos werkelijk in zijn kamer laten komen. Hij had hem evenwel onvriendelijk ontvangen en men had zijne scheldende stem door het gehetle huis gehoord, zon der echter er ook maar een enkel woord van te kunnen ver staan. Maar ten slotte was de matroos toch met een glimlach om de lippen, vertrokken en Arthur White had bij het avond eten er zeer vergramd en onrustig uitgezieu. Wel is waar, dat kon alles louter toeval zijn eu het gaf Eugenie niet het recht, den stiefbroeder van haar vader ook maar in de gedachte van zulk een ongehoord bedrog te be schuldigen. Zelfs de liefdezuster had moeten bekennen, dat al de personen die tot nu met haren beschermeling in aanraking kwameu, hem voor krankzinnig verklaarden. Welke voordeelen had het bovendien ook voor een bedrieger kunnen opleveren, zich uit te geven voor den stiefbroeder haars vaders en diens zoon te vermoorden of onschadelijk te laten makenwanneer de echte Arthur White aan gene zijde van den oceaan leetde, kon immers dagelijks eene ontdekking plaats hebben. Besluiteloos, overwoog Eugenie het voor en tegen der plot seling ook in haar ziel opgekomen verdenking, zonderevenwel tot een beslissing te kunnen komen. Wanneer zij maar iemand had gehad, met wien zij had kunnen raadplegen. Maar zij stond alleen in de wereld en toen zij haar vader eenige toespelingen maakte over Arthur White's geheimzinnigheid, bespotte deze haar. „Ik geloof, dat de waanzin aanstekelijk werkt," had deze haar toornig toegeduwd. „Heelt men ooit zooveel ongerijmds gehoord deel uw vermoeden mede aan Arthur White zeiven, hij zal u hartelijk uitlachen." Met dit afwijzend bescheid van haar vader kon Eugenie zich niet tevreden stellen. Haar gemoed bevond zich eenmaal in op stand. Groote God, wanneer het eens mogelijk werd, dat zij aan het haar wachtend lot mocht kunnen ontsnappen; wanneer het haar gelukte Arthur White werkelijk als een bedrieger te ont maskeren; maar neen, dat waren niets dan bedriegelijke fanta- siën, die haar voor eenige oogenblikken hare ellende deden vergeten, om haar daarna nog ongelukkiger te maken. Wanneer zij "maar iemand had gehad, tegen wien zij haar hart kon uit storten en met wien zij had kunnen raadplegen, dacht Eugenie voogd tot het doen van die aangifte verplicht. Burgemeester en Wethouders voornoemd, brengen tevens ter kennisse vau de belanghebbenden dat tot de inschrijvig ge legenheid zal bestaan van 1 tot 31 Januari aanstaande, ter Secretarie dezer Gemeente, dagelijks, uitgezonderd des Zondags, van des voormiddags 9 tot des namiddags 4 ure. Schagen, den 6en December 1887. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. LANGENBERG. de Secretaris, DENIJS. KIEZERSLIJSTEN. De Voorzitter van den Gemeenteraad te Schagen noodigt bij deze, naar aanleiding van art. 7 der wet van 4 Juli 1850 (Staatsblad no. 37), gewijzigd art. VII der wet van 6 Noven- her 1887 (Staatsblad no. 193) de maunelijke inwoners der ge meente uit, om, zoo zij in eene andere gemeente in de per- soneele belasting, dieDst 1886/87, ter zake van hunne woning naar eene hoogere huurwaarde dan die, welke volgens art. 1 letter, a. en b. van de wet van 24 April 1843 (Staatsblad no. 15), ol in de grondbelasting dienst 1887 in eene andere ge meente of in meer gemeenten te zamen tot een bedrag van ten minste f10,zijn aangeslagen, daarvan door overlegging der voor voldaan geteekende aanslagbiljetten vóór den 21en December a. s. te doen blijken. Evenzoo worden uitgenoodigd bij zich zeiven; eensklaps dacht zij aan Richard, wien zij zulk diep en smartelijk leed had moeten berokkenen. Deze bezat een trouw, deelnemend hart o, dat zij hem had moeten verloo chenen Maar hoewanneer het nu toch bewezen werd, dat er be drog was gepleegd; wanneer het eens gelukte, den bedrieger te ontmaskeren, mocht zij dan niet weder op een gelukkiger toekomst hopen Reeds bij de gedachte aan de mogelijkheid er van, haalde zij ruimer adem. Zonder zich lang te bezinnen, nam zij plaats voor hare schrijftafel en wierp haastig eenige regelen op het papier, dat zij daarna zorgvuldig in een couvert sloot en met het adres voorzag. Zij belde en snelde het haastig binnentredende kamermeisje tegemoet. „Rosa," zeide zij tot deze op vriendelijken toon, „gij hebt mij reeds menigen trouwen dienst bewezen maar nu kunt gij mij uwe genegenheid beter dan ooit bewijzen hier, neem dezen brief en overhandig dien persoonlijk aan graaf Löwenberg gij kent dien heer wel Bij het veelbeteekend hoofdknikje werd Eugenie gloeiend rood in het gelaat en wendde het hoofd af. „Maar haast u, dat smeek ik u Rosa," zeide zij op den meest dringenden toon, „ik wacht met ongeduld op het antwoord, dat gij brengen zult. Gij kunt verzekerd zijn van een goede belooning. Maar tot el- ken prijs moet gij zwijgen Het eenvoudige kamermeisje gaf door een hoofdknikje te kennen, dat zij het begreep en het briefje onder haar schort verbergende, verliet zij de kamer, hare jonge meesteres in een zee van bange onrust achterlatende. Nog in den loop van denzelfden middag liet graaf Löwenberg zich bij Eugenie aandienen. Eugenie had zijn komst met zonderlinge ongerustheid en toch met een onbedwingbaar verlangen tegemoet gezien. Na zoovele weken van kwelling weder in de trouwe oogen van den geliet- den man te zullen zien, scheen voor haar een bovenmatig geluk te beteekenen. Maar toen het kamermeisje haar fluisterend me dedeelde, dat Richard buiten wachtte, toen overviel haar een rilling en was zij doodsbleek geworden. Eensklaps gevoelde zij een onnoembare angst, om den geliefden man in de oogen te moeten zien. Zij had gruwzaam verraad gepleegd jegens zijne liefde, dat was toch al te waar en gelijk de smart egoïstisch maakt, zoo had zij bij de catastrophe ook maar alleen gedacht aan haar eigen leed. Doch in het bewustzijn, dat zij aan de smeekingen en klachten van den geliefden man toch geen we derstand zou kunnen bieden, had zij Richard niet meer willen ontvangen. Nu had zij zelve hem geroepen en hij was haren wensch dadelijk nagekomen. Maar met welken blik zou hij haar aanzien Zou zij niet voor den blik zijner trouwe, eerlijke oogen beschaamd moeten nederknielen Moest zij bij al het leed dat 'naar in de laatste weken was wedervaren, ook nog een ver wijt uit zijn mond verdragen Een diepe verslagenheid maakte zich van haar meester en zij dacht er reeds aan, hem weder te laten afwijzen, toen het plotseling binnentreden van Richard een einde maakte aan haar wijfelen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1887 | | pagina 1