Donderdag, 29 December 1887.
31ste Jaargang. No. 2154.
NATIONALE MILITIE.
TOCH VERLOREN.
In het Nummer van Zaterdag, 1
51 December, bestaat wederom
de gelegenheid, een Nieuwjaarsgroet
te plaatsen, a f 0.25, van 1—5 regels.
de REI).
Gemeente Schagen
Bekend m a k i n g.
OPROEPING
Uitgever: J. WINKEL.
ISiircau: SdlAGE X, Laan, 15, 5.
Alicieci
AiïEMi
1
Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Zater
dagavond. ly inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEB-
TENTIÉN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
POLITIE.
Ter Secretarie dezer gemeente zijn inlichtingen te bekomen
omtrent een alhier in eenen winkel achtergebleven
§F»»IUIAlTn.
tot de inschrijving voor het jaar 1888, volgens de wet van
19 Augustus 1861, (Staatsblad No. 72.)
Burgemeester en Wethouders vau Schagen, gelet hebbende
op het bepaalde bij Artikel 19 der wet op de Nationale Militie
van 19 Augustus, 1861 (Staatsblad No. 72), hetinneren bij
deze de belanghebbende Ingezetenen, aan hunne verplichting
tot het doen van aangifte voor den dienst bij de Nationale Mi
litie, met verwijzing naar het bepaalde bij de Artikelen 15 en
Roman van G. RECKE.
21.
XII.
Onder het lezen van Richard Löwenberg's brief hadden zich
op het gelaat van den Amerikaan de meest verschillende en
tegenstrijdige gevoelens afgespiegeld. Vrees en toorn, haat en
duivelachtig leedvermaak had er duidelijk uit gesproken, en
ook nu nog. als hij den brief liet vallen, lag er in zijne oogen
een zonderlinge, diemonische gloed. »Ik denk, dat gij een
vervloekt sluwe knaap zijt," zeide hij, terwijl hij naar adem
snakte. „Dus gij wilt mij ontmaskeren en vernielen
Goddam, het wordt tijd, dat wij een einde maken aan de
komedie
Hij kruiste de armen over de borst en liep eenige malen
met gebogen hoofd en in diep gepeins, zijn kamer op en ne
der. „En toch zal het het beste zijn, dat ik schoon baan
maak," zeide hij tot zich zeiven, .het is een vervloekte streek,
dien deze groene knaap mij spelen wil Hij barstte eens
klaps in helschen schaterlach uit. .Maar ik denk, dat ik hem
wel een streep door de rekening zal halen Goddam, ja,
dat zal ik.'
Hij nam hoed en stok en wilde zich juist verwijderen, toen
er driftig aan zijn deur werd geklopt. Op zijn gebiedend
.binnen!" trad het kamermeisje binnen. Met sprekenden blik
zag zij smeekend op tot den Amerikaan; het was, alsof de
gewetenswroeging haar de kracht tot spreken ontnam.
Arthur White had een onbezorgd gezicht gezet en gaf met
minachtend gebaar den brief terug aau het meisje. »Pah, gij
hebt daar al zeer gemakkelijk een aardig sommetje verdiend",
zeide hij op spottenden toon tot haar, .jammer van het mooie
geld, voor zulk een dwaasheid
Het meisje haalde ruimer adem, toen zij den brief weder
terug had. .O mijnheer, ik zou zoo iets tot geen prijs ter
wereld weder doenstamelde zij.
.Wie A gezegd heeft, moet ook B zeggen, mijn schatje,"
spotte hij. .Ik erlang van u, dat gij mij van nu al aan zonder
schadevergoeding eiken brief overhandigt, dien uwe meesteres
heeft ontvangen. Begrepen?"
.Nooit en nimmer!" riep het meisje uit.
De Amerikaan maakte een minachtende beweging. .Domme
gans stamelde hij, .bij mij bestaat maar één of, of
gij gehoorzaamt mij op het woord, of ik zal mijne liefste ver
loofde mededeelen, onder welke hoogst eigenaardige omstandig
heden ik inzage genomen heb van hare geheime correspondentie."
Uit de fonkelende oogen van het meisje trof hem een blik
Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIÊN van 1 tot 5 regels f0.75; iedere regel meer f 0.15
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
20, alsmede 16, 17 en 18 der Wet, luidende
Art. 15. Jaarlijks worden voor de Militie ingeschreven alle man
nelijke ingezeteoen, die op den eersten Januari van het jaar hun
19do jaar waren ingetreden.
Voor ingezeten wordt gehouden
lo. Hij, wiens vader, of, is dete overleden, wiens moeder, of,
zijn beiden overleden, wiens voogd ingezeten is volgens de Wet
van 28 Juli 1850, (Staatsblad No. 44.)
2o. Hij, die geene ouders of voogd hebbende, gedurende de
laatste achttien maanden voorafgaande aan den lsten Januari
van het jaar der inschrijving in Nederland verblijf hield
3o. Hij, van wiens ouders de langstlevende ingezeten was, al
is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het Rijk verblijf houdt.
Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdeling, be-
hoorende tot eenen Staat, waar de Nederlander niet aan don ver
plichten krijgsdienst is onderworpen, of waar ten aanzien der dienst
plichtigheid het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen
Art. 20. Hij, die eerst na het intreden van zijn 19de jaar,
docb vóór het volbrengen van zijn 20ste ingezeten wordt, is ver
plicht zich, zoodra dit plaats heeft, ter inschrijving aan te geven
bij Burgemeester en Wethouders der Gemeente, waar de in
schrijving volgens Art. 16, moet geschieden.
Art. 16. De inschrijving geschiedt:
lo. Van een ongehuwde, in de gemeente, waar de vador, of
i3 dezo overleden, de moeder, of, zijn beiden oveileden, de voogd
woont.
2. Van een gehuwde en van een weduwnaar in de Gemeente,
waar hij woont
3. Van hem, die geen Vader, moeder of voogd heeft, of door
dezen is achtergelaten, of wiens voogd buiten 's lands gevestigd
is, in de Gomeente, waar hij woont;
4. Van den buiten 's lands wonenden zoon van een Nederlander,
die ter zake van 's lands dienst in een vreemd land woont in de
gemeente, waar zijn vader of voogd het laatst in Nederland ge
woond heeft.
Art. 17. Voor de Militie wordt niet ingeschreven
lo. De, in een vreemd rijk achtergebleven zoou van een in
gezeten, die geen Nederlander is
vol onverholen afschuw; maar Arthur White lachtte daar har
telijk om. „Maak nu, dat gij weg komtzeide hij barsch.
„Ik verlaat mij op u; neem u iu acht, dat gij mij niet
bedriegt."
Als vernietigd waggelde het verradene meisje de deur
uit.
Dadelijk daarop verliet ook Arthur White het huis zijns broe
ders. Wederom richtte hij zijne schreden naar het hoofdgebouw der
posterijen, in hetwelk zich ook het telegraaf-bureau bevond.
Nadat hij dit laatste was binnengetreden, wendde hij zich tot
een dienstdoend beambte. Deze vroeg geleefd naar het ver
langen v?n den zoo voornaam er uitzienden vreemdeling.
„Kabel-telegram,* luide het korte en besliste antwoord van
den Amerikaan. Hij nam plaats en wierp haastig eenige rege
len op het hem verstrekte formulier
Enkele uren later droeg de electrische draad reeds van de
kust der oude wereld naar Amerika, de woorden
Aan Mary Price, Chicago, White-Cottage.
Voorzichtigheid in bewuste zaken plaatselijke concur
rent heeft bij u aangeklopt bewaar het zaakgeheim eu
maak hem onschadelijk.
J M.
Toen mr. White het hooge bedrag van het telegram betaald
had, verliet hij met zorgeloos opgeruimd gelaat, het gebouw.
Onder weg schoot hem zeker plotseling een gedachte door het
hoofd, want hij bleef eensklaps staan en haalde zijn zakboekje
te voorschijn, waarin hij ijverig begon te zoeken. Eindelijk
knikte hij bevestigend met het hoofd en vroeg aau een gids
waar zich de „Vettepoel" bevond.
„O, dat is een steeg in het midden der oude stad," zeide
de gids met minachtend gebaar, „daar woont niet veel bij
zonders wil mijnheer daarheen vroeg hij verbaasd.
Arthur White knikte alleen met het hoofd. „Geleid mij
daarheen,* zeide hij kort en gebiedend en liep toen, de blauwe
rook eener heerlijke sigaar voor zich uit blazende, naast den
man met even veerkrachtigen tred, alsof hem in het geheel
geen zorgen plaagden.
Eenige uren later werd de electrische draad, die Europa met
de kusten der nieuwe wereld verbindt, reeds weder in wer
king gesteld. Rosa, het kamermeisje, gekweld door duizend
angsten van het geweten, had vol berouw aan haar jeugdige,
goedhartige meesteres haren misstap bekend. Had zij vermoed,
welk eene verschrikkelijke uitwerking dit op Eugenie zou uit
oefenen, misschien had zij dan toch gezwegen.
Eugenie stelde zich aan als een radelooze. »0, Rosa, gij
weet niet, wat gij gedaan hebt1» riep zij uit, onder een hevi-
gen stortvloed van brandende tranen. „Ik ben toch altijd zoo
goed jegens u geweest, hoe hebt gij nu jegens mij zulk een
snood verraad kunnen plegen maar daarover spreken
wij later,* voegde zij er terstond aan toe, terwijl zij hare
2o. De, in een vreemd Rijk verblijf houdende ouderlooze zoon
van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten
Art. 18. Elk die volgens Art. 15 behoort te worden inge
schreven, is verplicht zich daartoe bij Burgemeester en Wethou
ders aan te geven, tusschen den lsten en den 31sten J a n n a r i
Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis is zijn vader,
of, is deze overleden, zijne moedor, of, zijn beiden overleden zijn
voogd tot het doen van die aangifte verplicht.
Burgemeester en Wethoudeis voornoemd, brengen tevens ter
kennisse van de belanghebbenden dat tot de inschrijving ge
legenheid zal bestaan van 1 tol 31 Januari aanstaande, ter
Secretarie dezer Gemeente, dagelijks, uitgezonderd des Zondags,
van des voormiddags 9 tot des namiddags 4 ure.
Schagen, den 19 December 1887.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. LANGENBERG.
de Secretaris,
DENIJS.
De Burgemeester van Schagen, brengt ter kennis van de in
gezetenen, dat het aanbieden van- en het rondgaan met zooge
naamde „Nieuwjaarswenschen," hetzij gedrukt, hetzij ge
schreven, langs de huizen niet zal worden toogelaten; alsmede
dat de verschillende armbesturen eene inzameling van vrijwillige
giften langs de huizen zuilen houden, teneinde uit de opbrengst,
bij het einde dezes jaars, eene buitengewone bedeeling vau levens-
middellen aan de minvermogenden te kunnen doen.
Schagen, 23 December 1887.
De burgemeester voornoemd.
G. LANGENBERG.
tranen droogde. „Nu kunt gij uw zwaar vergrijp eenigermate
weder goed maken, door zoo snel mogelijk naar het telegraaf
kantoor te snellen.* Eugenie plaatste zich voor haar schrijf
tafel en wierp schielijk eenige regels op het papier. Daarna
stond zij weder op en drukte het berouwvolle meisje het briefje
en geld in de hand. „Een kabeltelegram, laat u een quitantie
geven en verlies geen oogenblik tijd.'
Het kamermeisje knikte bevestigend met het hoofd en snelde
weg, zoo schielijk hare voeten haar konden dragen.
Weder een uur later bracht de telegraaf de boodschap naar
Amerika over
Aan graaf Richard Löwenberg, Chicago.
Door rampzalig toeval heeft tegenpartij uw brief gelezen.
Wees nu dubbel op uwe hoede handel suel en met
succes God zij met u.
Eugenie.
XIV.
De „Vettepoel' lag midden in een net van stegen, in welke
het lieve zonlicht slechts zeer zelden doordrong. Deze steeg
lag niet ver van de haven, doch werd door eene bonte massa
huizen er van gescheiden. Het uiterlijk van deze steeg was in
volkomen harmonie met de bewoners. Beiden waren niet veel
bijzonders. Men zag het de oude, bouwvallige huizeu reeds vau
buiten aan, wat voor een verdacht, licht schuw gespuis ze
moesten herbergen. De atmospheer was er onverdragelijk, de
lucht was verpest door vuil en allerlei afval, door een afschu
welijke jeneverlucht en door stinkenden tabaksrook. De kinderen,
die op straat rondkropen, zagen er uit als bleekzuchtige kerk-
hotbloemen. Daar was geen spoor van kinderlijkheid meer te
vinden in de zonderlinge, vroeg-rijpe en toch nog zoo jeugdige
gelaatstrekkenuit de brutale, gluiperige oogen der jongens
en meisjes sprak reeds sterk ontwikkelde ondeugd en met
huivering spoedde een toevallig voorbijganger voort, terwijl de
straatjeugd hem uitjouwde en hem met slik en steenen nawierp.
Daar werden de kaarteuduivel en de brandewijnpest gehuldigd
in onafgebroken volgorde, van den vroegen morgen tot den
laten avond; met de bitterste ironie hadden de kroeghouders de
opschriften hunner uithangborden zeiven gekozen. De eene
kroeg heette „de vroolijke eend", de andere „de laatste stuiver"
en zoo meer.
Naar dit beruchte deel der stad nu, hetwelk de broeikast
was van alle misdaden en misdadigers, geleidde de gids den
Amerikaan. Deze ging met aarzelenden, langzamen tred op de
glibberige, vuile straat voort. Men zag het aan zijn vertoornd
gelaat, hoe pijnlijk het hem was, links en rechts door de
nietsdoende nieuwsgierigen aangegaapt te worden; menig ruw,
spottend scheldwoord moest hij hooren en menig haveloos
gekleed persoon beschimpte hem op buitengewoon drieste wijze
I