Donderdag, 2 Februari 1083.
31ste Jaargang. Ho. 2164.
VOORUIT.
VERKOCHT!
Uitgever: J. WINKEL.
Bureau: SCHROEIT. Laan, D, 5.
Slot.
Wordt Vervolgd.
SCHAGER
Alpieei I
COURANT.
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater
dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEB-
TENTIÉN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVEBTEN1IÊN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f 0.15
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
"VVe zijn dus op den weg van vooruitgang en dat is
reeds veel gewonnen. Wanneer men in een onbekend land
komt is de eerste en voornaamste vraag naar den weg,
dien men moet inslaan, om te kunnen komen, waar men
wezen moet. Hoe dikwijls gebeurt het dan niet, dat men
te vergeefs uitziet naar iemand, die ons op de hoogte kan
brengen, en lioe verheugd is men niet wanneer men einde
lijk de gewenschten gids heeft gevonden. Maar dit is vol
strekt nog niet voldoende.
Gesteld, dat men u den weg heeft gewezen. Dan begint
gij vol moed dat pad in te slaan en vooral doet gij dit,
wanneer het er aangenaam uit ziet en met ferme stappen,
vol moed, zult gij dit doen. Wat is evenwel, helaasmaar
al te dikwijls het gevolg Hoe gaat het verder Wanneer
de weg toevallig minder aangenaam wordt, wanneer gij,
na ferm doorgeloopen te hebben, nog volstrekt niets be
merkt, dat u redelijker wijze kan doen vermoeden, dat gij
aan 't einde komt, dat gij uw doel zult bereiken, dan komt
er een zekere twijfel bij u op, of het toch wel de goede
weg is. Gij gevoelt eensklaps een zekere vermoeidheid
een angstig gevoel bekruipt u, een gevoel van verdwalen,
en gij blijft staan en ziet naar alle kanten rond, of ge
ook iemand bespeurt, die u verder zal helpen. Langs den
zelfden weg terug te keeren komt u evenwel nog wat al
te dwaas, wat al te kinderachtig voor en daarom besluit
gij eene afwachtende houding aan te nemen, en terwijl gij
daar werkeloos nederzit, schijnt de vermoeidheid toe te
nemen en het berouwt u, den tocht te hebben ondernomen
In zoo'n toestand zijt gij werkelijk te beklagen en ik
geloof, dat het voor u nog beter zoude geweest zijn, wan
neer gij waart gebleven waar gij waart. Treurig voorwaar
m
Novelle van E. A. KöNIG.
2.
Eerste Hoofdstuk.
Alleen maar een neef, Gerard Steinthal," antwoordde hij
met een minachtend schouderophalen. „Hij woont tamelijk ver
van hier, ik heb sedert vele jaren niets meer van hem gehoord.
Met onzen oom stond hij niet in betrekking; hij is altijd een
idealist geweest, die maar niet er bovenop kon komen.*
"„Des te beter zal hem dat gelukken, wanneer hij mede—erf
genaam is.«
Friedrich Steinthal had de overige, nog ongeopende brieven
en couranten van tafel genomen.
„Daarop zal hij zelf wel niet veel hoop koesteren,* zeide hij,
„oom Peter heeft waarschijnlijk niet eens geweten, dat deze
neef nog leefde. Overigens is het mij zeer aangenaam, dat hij
een testament heeft nagelaten, het is daardoor onnoodig aan
dien neef ophelderingen te geven. Ik ga dadelijk naar de stad,
om de noodige maatregelen voor de begrafenis te nemen, en,
wanneer het zijn kan, kennis te nemen van den inhoud van
het testament; ik zal wel niet tegen etenstijd te huis zijn en
eerst tegen den avond terug keeren.*
Hiermede verliet hij de kamer; een halfuur later rolde reeds
zijn rijtuig weg.
Het was voor Jenny een droevige dag; zij had niet verwacht
dat haar vader Dagobert's aanzoek zoo beslist zou afwijzen.
Bezat baron von Stamm wel is waar geen vermogen, hij was
toch een man van eer, en de positie, die hij toch eenmaal in
de maatschappij zou innemen, moest toch ook ter zijner gunste
in de schaal vallen.
Zij beminde hem en was besloten, hem trouw te blijven en
elk ander aanzoek onherroepelijk af te slaan.
M erner Bitter, de zoon van een rijken bankier, was haar
tot nu onverschillig geweest, trots alle opmerkzaamheden, die hij
haar bewezen had, zoo dikwijls de gelegenheid zich voordeed.
Maar nu overviel haar een gevoel van haat jegens hem, want
hij plaatste zich tusschen haar en den geliefde, en haar vader
scheen maar al te zeer geneigd, tot deze verbintenis zijne
toestemming te geven.
M elke redenen moesten hem daarbij leiden Hij was immers
rijk genoeg, de geldkwestie kon dus geen beslissenden invloed
hebben, het geluk van zijn kind moest toch in de eerste plaats
hem na aan het harte liggen. Waarom wees hij dan
zoo bijzonder op BittePs rijkdom Hij had wel is waar van
slechte oogsten gesproken, Jenny herinnerde zich ook, dat de
veestapel van het landgoed zeer geleden had door ziekte en
is de toestand van hen, die in andere omstandigheden zijn
gekomen, die duidelijk wezen op verbetering en later weder
tot den vorigen stand zijn teruggebracht. Hadden ze niet
reeds eenigen voorsmaak gehad van 't beloofde land, waar
alles zooveel beter zou zijn, dan zouden ze tevreden zijn
gebleven met hetgeen ze bezaten; maar nu eenmaal de
verwachting hoog is gespannen en gewoonlijk is dit te
hoog, nu dalen zij en de daling gaat schielijk en onver
biddelijk. Ze verliezen alles, zelfs de luchtkasteelen en ge
voelen zich nu dubbel ongelukkig. Daarenboven slaan zo
dan nog tot een ander uiterste over, namelijk dit, dat ze
datgene, wat ze niet konden bereiken, totaal afkeuren,
gelijkende op den vos in de fabel, die de druiven zuur
vond, omdat hij ze niet kon krijgen.
Wanneer ik den tegenwoordigen toestand, waarin wij
verkeeren, naga, dan zou ik zeggen, dat wij gelijken op
die onvermoeid of beter gezegd onophoudelijk naar eenen
goeden weg hebben gezocht. Wat al tal van jeremiaden
zijn er jaren lang aangeheven over ontelbare leemten in
de wet, over gebreken in de Staatsinrichting, over den
toenemenden achteruitgang onzer geldmiddelen, over de
verkeerde toepassing der belastingen, en, alsof dat alles
nog niet genoeg ware, voegden zich daarbij in den laai sten
tijd nog al de verdeeldheid en scheuring in kerkelijke zaken,
zoodat we vrij wel geleken op de zoodanigen, die eenmaal
in een moeras geraakt er nooit weer uitkomen.
Wat is natuurlijker, dan dat er een noodkreet wordt
aangeheven, een geroep om hulp, om op den vasten grond
te komen, om den goeden weg te weten? Maar waren we
dan in een zoo woest, zoo eenzaam land, dat er hoege
naamd geen gidsen waren, om ons dien zoo verlangden
weg te wijzen? Of waren die gidsen ongenegen, om het
werk op zich te nemen Noch 't een, noch 't andere.
Er boden zich tal van gidsen aan, ja zelfs streden zij
om den voorranger waren zooveel specialiteiten onder,
dat de keuze moeielijk werd, te meer daar de opinies uit
andere ongelukken, maar op zulke ongelukken moet elke
bezitter van een landgoed voorbereid ziju en Buchenhaiu zou
daardoor zeker niet te gronde gaan.
Nu, de eindbeslissing was nog niet genomen; haar vader
zou nog eenmaal met haar beraadslagen en bleef haar dus nog
eenige hoop overwerd deze ook te leur gesteld, dan kon
Jenny toch niet gedwongen worden, een man, dien zij haatte,
het jawoord te geven.
De zon scheen op den namiddag zoo warm, dat Jenny trots
hare neerslachtige gemoedsstemming een onwederstaaubaar
verlangen gevoelde, eene wandeling te maken.
Achter het heerenhuis lag een bloemtuin met grasperken,
boschjes en fonteinen, en aan dezen tuin grensde een park,
welks oude boomen reeds knoppen en jonge blaadjes droegen;
achter het park liep een voetpad, dat naar de stad voerde,
die op een uur afstands van Buchenhain lag. In die stad had
de oude oom gewoond, die trots den kleinen afstand, nooit op
Buchenhain een bezoek had gebracht.
Steinthal scheen op deze erfenis groote hoop te koesteren;
maar wat, als hij zich daarin bedrogen vond Hij had geen
vriendschappelijken omgang gehouden met dien oom; op
Buchenhain had men hoogst zelden over hem gesproken; hoe
zeer lag het dus voor de hand, dat de overledene zijn ver
mogen niet aan zijn familie, maar aan een ander had ver
maakt 1
Wanneer dit het geval was, dan kon Jenny, met het oog
op het driftig temperament van haar vader, eene vervulling
van haar wensch niet meer verwachten; zij moest zich voorbe
reiden op stormen, die misschien haar levensgeluk zouden kun
nen verwoesten.
In gedachten verzonken, wandelde zij heen en weder onder
de boomen van het park, niet lettende op de viooltjes, die
naast haar bij het pad hare geuren verspreidden. Wanneer haar
moeder nog leefde De edel denkende, zachte vrouw zou haar
in deze moeielijke dagen ongetwijfeld ter zijde gestaan hebben,
haar zou het wel gelukt zijn, den vader een gewillig oor te
doen verleenen aan de wenschen van zijn kind
Het geluid van haastige voetstappen wekte haar eensklaps
uit hare overpeinzing op, zij keek op en met een kreet van
blijdschap snelde zij den geliefde tegemoet.
Dagobert von Stamm was een schoon man van eene slanke
gestalte, in gang en houding den aristocraat verradende.
„Ik kon mijn onrust niet langer bedwingen/' zeide hij gejaagd.
„L w vader moet heden morgen mijn brief ontvangen hebben;
wat heeft bij besloten
„Nog niets, Dagobert," antwoordde zij zacht; „tegelijk met
uw brief kwam er ook een bericht van het overlijden van mijn
oom; papa moest dadelijk naar de stad en tot nu toe is hij nog
niet teruggekeerd.*
elkander liepen. Nu moge 'twaar zijn, wat een fransch
schrijver zegt, dat uit den schok der meeningen de waar
heid te voorschijn springt ik vertaal zoo letterlijk
mogelijk maar even waar is't, dat een zieke dikwijls
niet wordt gebaat, wanneer er zich in een twijfelachtig
geval, een half dozijn geneesheeren aan zijne legerstede
bevinden, die elk zijne opinie voor de eenige goede houdt,
'tls misschien wel wat zeer prozaïsch uitgedrukt, maar
wanneer gij aan een druk station aangekomen, eene me
nigte voertuigen ontwaart, waarvan de koetsiers u als om
strijd willen annexeeren, dan is de keuze hoogst moeielijk,
en me dunkt, dat gij u laat veroveren door den koetsier,
wiens equipage er het best uitziet en die 't best
praten kan
Groot is de kracht der welsprekendheid en wanneer in
een kiesvergadering de kandidaat, die wordt voorgesteld,
de gave des woords heeft, dan heeft hij zeker reeds een
groot voordeel behaald. Niet evenwel altijd is daarin de
werkelijke waarde gelegen en zoo is 't, bij 't zoeken naar
den weg, menigmalen gebeurd, dat de gidsen, die zoo wel
bespraakt waren, en aan wie men zich toevertrouwde, nog
juist niet de beste waren, en dat menigeen jammerlijk
fiasco maakte.
Toch kon men niet ontkennen, dat er ook goede gidsen
waren en we werkelijk op den goeden weg waren, om
uit het moeras te geraken. Zoo ging de arbeid voort en
eindelijk na maanden tobbens en zwoegens kon men den
overwinningskreet hooren, die luide werd aangeheven. De
grondwets-herziening was een voldongen feit, uitbreiding
van het kiesrecht was een waarheid. Wel ontbrak het nog
niet aan pruttelaars, want men wilde een ideaal, bet vol
maakte, bereiken en dat was, helaasniet geschied, maar
die er bezadigd over oordeelden, moesten toch erkennen,
dat we een grooten stap vooruit hadden gedaan.
Wanneer men bij 't beklimmen van een steile hoogte
bemerkt, dat men vooruit komt, dan moet men, met het
„En heeft hij u niets omtrent mijn brief gezegd?" vroeg
Dagobert aarzelend, haar vol verwachting in de oogen starende.
„Slechts eenige woorden, en ik verheel u niet, dat uw aan
zoek hem niet aangenaam was."
„Om dien ander zeide hij bitter. „De zoon van den handels-
raad is een rijk heer, en ik bezit niets dan mijn eer en mijn
kennis."
„Moesten wij er niet op voorbereid zijn antwoordde zij op
vergoêlijkenden toon. „Toen ik u gisteren zeide, dat mijnheer
Bitter mijn vader had geschreven, voorzageu wij immers reeds
de stormen, die ons nu wachten; het ware misschien beter
geweest, wanneer gij eerder met papa gesproken hadt.*
„Gij weet, waarom ik het niet waagde," zeide hij, terwijl
zij arm in arm verder het park inliepen, „ik wilde wachten,
tot ik het staatsexamen achter den rug had; dan kon ik vrijer
en beslister optreden. Uwe mededeelingen van gisteren noopten
mij, ten opzichte van dit besluit te veranderen; ik mocht
immers nu niet langer talmen? Wanneer gij uwe smeekingen
vereenigt met de mijnen, dan moet uw vader immers aan onze
wenschen gehoor geven
„Ik hoop het," zeide zij zuchtend „Ik zal u trouw blijven,
Dagobert, wat er ook gebeuren moge. Het is mogelijk, zelfs
waarschijnlijk, dat papa u een afwijzend antwoord geeft; ge
loof dan niet, dat dit is geschied met mijne toestemming. Mijn
woord, dat ik u verpandde, los ik in; ik wacht op u, tot gij
mij naar uw eigen haard kunt komen halen."
Hij was staan gebleven, om haar in zijne armen te sluiten.
„En wanneer nu uw vader u wil dwingen, den ander hét
jawoord te geven vroeg Dagobert, in wiens ziel twijfel en
bezorgdheid nogmaals ontwaakten.
„Hij zal dat ook niet doeu, wanneer ik hem verklaar, dat
ik dien man niet mijn jawoord wil geveu, en al zou hij het
dan nog willen, dan bezat hij toch niet de macht, mij daartoe
te dwingen. Ik maak mij volstrekt geen droombeelden betrek
kelijk de verhoudingen, die dan zouden worden in het leven
geroepen; ik weet, dat ik het hoofd zal moeten bieden aan
zwaren strijd en hevige stormen, maar ik herhaal het u: ver
trouw op mij, ik zal u trouw blijven en met u strijden."
tIk dank u, mijn liefste," antwoordde hij, „laat mij eenige
viooltjes plukken en medenemen, zij zullen mij in latere jaren
r.og herinneren aan deze bange ure en aan de dankbaarheid,
die ik aan uwen trouw verschuldigd ben!"
Jenny bukte en plukte eenige viooltjes, de zij hem met een
vriendelijk lachje overhandigdehij legde ze zorgvuldig in
zijn portefeuille en kuste haar kleine hand, die zij hem had
toegestoken.