Zondag, 12 Februari 1888
31ste Jaargang. Uo. 2187
VERKOCHT!
GRONDBELASTING.
JACHT EN VISSCHERIJ.
Uitgever: J. WINKEL.
Bureau: SCHAGEHL liaan, B, 5.
Gemeente Sc hagen.
Bekendmakingen.
NATIONALE MILITIE.
Oproeping; van vrijwilligers voor de
Nationale Militie.
SGHA6ER
Alieiio
ODRAAIT.
MffflIÉ- k L
u
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater
dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEK-
TENTIÊN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STEKKEN één dag vroeger.
Burgemeester en Wethouders van Schagen;
Gelet op zijner Majesteits besluit van den 17den December
1861 (Staatsblad no. 127), en de artikelen 11, 12, 13 en 14
der Wet van 19 Augustus 1861 (Staatsblad no. 72).
Roepen bij deze op zoodanige ingezetenen, die verlangen als
vrijwilliger bij de Militie, op te treden, om zich daartoe bij
hen aan te geven in deze maand, telken voormiddag van 9
tot 12 uren.
De premiën, die aan het als vrijwilliger optreden verbonden
zijn, zijn ter Gemeente-Secretarie te vernemen.
Óm als vrijwilliger bij de Militie te kunnen worden aange
nomen, moet men ongehuwd of kinderloos weduwnaar en inge
zeten wezen, voorts lichamelijk voor den dienst geschikt, ten
minste 1.56 meter lang, op den lsten Januari van het jaar
der optreding als vrijwilliger het 20ste jaar ingetreden zijn
en het 35ste jaar niet volbracht hebben, tot op het tijdstip
der optreding aan zijne verplichtingen ten aanzien van de Militie
zoover die te vervullen waren voldaan en een goed zedelijk
gedrag hebben geleid.
Het bezit van die vereischten, met uitzondering van de
lichamelijke geschiktheid en van de gevorderde lengte, wordt
bewezen door een getuigschrift van den Burgemeester der
woonplaats, verkrijgbaar op plaats en tijd boven vermeld.
Hij die voor de Militie is ingeschreven, wordt slechts al
vrijwilliger toegelaten voor de gemeente in welke hij ingeschre
ven is, tenzij hij geene verplichtingen ten aanzien van de
Militie meer te vervullen heeft.
Hij die bij de zeemacht, bij het leger hier te lande of bij
het krijgsvolk in 's Rijks overzeesche bezittingen heeft gediend,
wordt niet als vrijwilliger bij de Militie toegelaten, tenzij hij
bij het verlaten van den dienst, behalve een bewijs van ontslag
van den bevelhebber onder wien hij laatstelijk heeft gediend,
Novelle van E. A. KöNIG.
5.
Tweede Hoofdstuk.
„Schenk mijne woorden vooral geloof, wanneer ik u zeg,
dat mij zelve de gronden onbekend zijn, die onzen oom aan
leiding kunnen hebben gegeven tot dit testament," zeide Gerhard
Steinthal, toen de grondeigenaar zich nu wilde verwijderen.
„Een jaar geleden schreef oom Peter mij, dat was het eerste
teeken van leven, hetwelk ik sedert zijn terugkeer uit den
vreemde van hem ontving. Ik kende zijne geldelijke aangele
genheden niet, hij klaagde mij, dat hij in nood verkeerde, ik
zond hem eenige ondersteuning en schreef daar bij een harte-
lijken brief. Ik bood hem een kamer in mijn huis en een
stoel aan mijn tafel aan, hij sloeg dit aanbod van de hand
en zond mij ook na eenigen tijd het geleende terug. "Wij heb
ben elkander later nog eenige malen geschreven, en daar hij
in zijne verdere brieven niet meer klaagde, zoo vond ik geen
aanleiding naar zijn geldelijke verhouding onderzoek te doen, ik
had nooit gedacht, na zijn dood nog iets van hem te kunnen
erven. Ik weet niet, hoe groot deze erfenis is, en weet even
min, of gij daarop gehoopt hebt, maar ik ben bereid, de geheele
nalatenschap met u te deelen, wanneer gij het contract, dat ik
eens met u moest sluiten, wilt vernietigen."
Een spotachtige trek speelde om de lippen van den grond
eigenaar, hij zette zijn hoed weder neder en kruiste de armen
over de borst.
„Dat zal nimmer geschieden," antwoordde hij met nadruk;
„want al wilde ik het ook, wat intusschen niet het geval is,
dan zou het toch volkomen onmogelijk zijn."
„Onmogelijk Waarom
„Omdat gij geen lieide kunt oogsten, waar gij er geen gezaaid
hebt
„Ze nog te zaaien, dat zou mijn streven zijn."
„Te laatzeide Friederich Steinthal spottend de schouders
ophalende. „De poging zou te vergeefs zijn. Wanneer ik dat
beweer, dan kunt gij mij gelooven; liefde laat zich niet dwin
gen, en de handel dien wij toenmaals gesloten hebben, kan al
leen afkeer jegens n inboezemen."
een getuigschrift heeft ontvangen, inhoudende, dat hij zich
gedurende zijn diensttijd goed heeft gedragen.
Hij kan, heeft hij dit ontvangen, tot dat zijn veertigste jaar
volbracht is, als vrijwilliger bij de Militie worden toegelaten.
Schagen, den 3en Februari 1888.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. LANGENBERG.
de Secretaris,
DENIJS.
De Burgemeester van Schagen, brengt naar aanleiding van
art. 15, 2de lid der wet van 26 Mei 1870 (Staatsblad No.
82), ter kennis van belanghebbenden, dat heden ter Secretarie
dezer gemeente, gedurende 3 O dagen, ter inzage is ne-
dergelegd, eene opgave van uitkomsten van meting en schat
ting, bedoeld in de art 15, 23 en 43 der gemelde wet.
Schagen, 3 Februari 1888.
De Burgemeester voornoemd,
G. LANGENBERG.
De Burgemeester der gemeente Schagen
Brengt ter kennis vau belanghebbenden, het navolgende
De COMMISSARIS DES KONINGS in NOORD-HOLLAND,
Gezien het besluit van Gedeputeerde Staten dier provincie
van 25 Januari 1888, no. 23;
Gelet op art. 11 der wet van 13 Juni 1857 (Staatsbladd no. 87);
Brengt ter kennis van belanghebbenden
lo. dat de jacht op eenden in deze provincie zal worden ge
sloten den 29sten Februari e. k. n?£t zonsondergang
2o. dat de jacht op ander waterwild zal worden gesloten den
15den April e. k. met zonsondergang;
3o. dat het weispel van lcwartelen met steekgaren of vliegnet
zal mogen worden uitgeoefend vau 1 Mei tot 15 Juli e.k.;
4o. dat de kooilieden, met uitzondering van die in de gemeente
Texel, op wie deze bepaling niet van toepassing is, hunne
kooieenden opgesloten of gehokt moeten houden van het
tijdstip der sluiting van de jacht op eendeu tot 1 Mei 1888.
„Tegen u insgelijks
„Toch niet, mijn aandeel in dezen handel werpt geen vlek
op mij, en men kan mij niet het minste verwijt maken, dat
ik de overgenomen verplichtingen niet vervuld heb. Maar afge
zien daarvan, zou eene verbreking van ons contract reeds
daardoor onmogelijk zijn, omdat wij daardoor met de strafwet
in conflict moeten komen. Vergeet niet, dat de naleving van
deze overeenkomst alleen mogelijk was door het vervalschen van do
cumenten en dat deze vervalschingen zijn begaan. Gelooft gij, dat
het gerecht dat met stilzwijgen zou voorbijgaan Hebt gij lust,
nu nog naar een gevangenis, misschien wel naar het tuchthuis
te wandelen
„Gij zoudt mij op dien weg vergezellen," antwoordde Ger
hard Steinthal, die nu ook, met een schuinen blik op de deur,
zijn stem matigde, „gij zijt even schuldig als ik."
„Niet zoo schuldig, evenwel ontken ik niet, dat de onthul
ling van ons geheim ook mij hoogst onaangenaam zou kunnen
worden. Uw eigen belang verbiedt, dezen weg te betreden, dien
aangaande maak ik mij dus niet ongerust. Gij kunt die over
eenkomst niet meer verbreken
„Wij zouden het kunnen, wanneer wij wederkeerig elkander
de strengste geheimhouding beloofden; ik bied u daarvoor nog
eenmaal de helft der erfenis aan."
„En ik zeg u nogmaals, dat wij het niet kunnen!" ant
woordde de grondeigenaar beslist. „Houd u aan onze overeen
komst en wees verzekerd, dat gij daarmede het welzijn van
het kind het beste bevordert. Voor uw verder aanbod moet
ik bedanken, ik ben niet gewoon, geschenken te ontvangen,
het allerminst zou ik van u zulk een aannemen."
Gerhard Steinthal had het hoofd op de borst laten zinken, hij
streek met de hand over het voorhoofd, alsof hij zijne gedachte
wilde verzamelen
„Wilt gij mij en mijne vrouw een samenkomst
„Neen!" viel de grondeigenaar hem barsch in derede. „Gij
weet, dat ik mij uitdrukkelijk het recht heb voorbehouden,
zulk een samenkomst te weigeren, en juist nu zal ik ze in
geen geval toestaan."
„Doch gij zijt toch van uw kant niet zoo zeker, als gij zoo
even wel beweerdet antwoordde zijn neef, het hoofd trotsch
opheffende. „Gij vreest, dat wij u uit den zadel zouden kunnen
lichten
Volstrekt niet, ik handhaaf slechts de rechten, die gij mij
Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60.
Afzonderlijke nnmmers 5 Cents.
ADVEBTENTIËN van 1 tot 5 regels f0.75; iedere regel meer f O.lf
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
5o. dat de visscherij, met uitzondering van die met den hen
gel in de hand, van die met aalkorven, aaldobbers en
palingfniken, van die met het schepnet of de gebbe om
kleine vischjes te vangen voor de aaldobbers, en van die
op snoek in de gemeente Texel, zal zijn gesloten van 1
April tot 1 Juni e. k.
En zal deze in het Provinciaal Blad worden geplaatst en
voorts in elke gemeente der provincie worden aangeplakt.
Haarlem, 31 Januari 1888.
De Commissaris des Konings voornoemd,
(GetSCHORER.
Schagen, 10 Februari 1888.
De Burgemeester voornoemd,
G LANGENBERG.
De Burgemeester der gemeente Schagen
Gelet op de circulaire van den Heer Commissaris des Konings
in deze provincie, d. d. 2 Januari 1888, No.8/8 M/S, 4e Afd
(verz no 1,) waarin, met betrekking tot de aanstaande loting
voor de Nationale Militie, onder meer voorkomt het volgende
„Daar overigens de ondervinding heeft geleerd, dat vele lote-
„lingen zich, op den dag der loting schuldig maken aan
„het misbruik van sterken drank, zoo verzoek ik de Burge
meesters om al de hun ten dienste staande middelen te be-
„zigen om dit misbruik zooveel mogelijk tegen te gaan."
Herinnert aan de geldboeten en gevangenisstraffen, waarmede
bij de artt 184, 252, 426, 453 en 454 van het Wetboek van
Strafrecht worden bedreigd, zij die zich in kennelijken staat
van dronkenschap op den openbaren weg bevinden, in dien qtaat
het openbaar verkeer belemmeren, de orde verstoren, of eens
anders veiligheidbedreigen.
Brengt ter algemeene kennisse, dat door hem Burgemeester,
met den meesten nadruk aan het verzoek van den Heer Com
missaris voornoemd, gevolg zal worden gegeven en mitsdien,
gedurende den dag der loting alhier, de voornoemde wetsbe
palingen ten strengste zullen worden toegepast.
Wordende ten slotte nog aan de tappers en anderen in her-
inneriug gebracht, de strafbepalingen dierzelfde wet op het
verstrekken van sterken drank aan personen, kennelijk reeds
verkeerende in beschonken toestand.
Schagen, den lOen Februari 1888.
De Burgemeester voornoemd,
G. LANGENBERG.
tot nu afgestaan hebt. Gij zult d$ze stad weder verlaten, gelijk
ik het toenmaals heb bedongen, en naar uw tegenwoordige
woonplaats terngkeeren; wilt gij dat?"
„Neen," antwoordde Gerhard Steinthal, nu ook een dreigen
den toon aanslaande. „Dit huis is mijn eigendom, ik zal voort
aan daarin wonen."
„Wilt gij mijne vijandschap
„Wie daagt de vijandschap uit Gij doet het, doordat gij
de vervulling mijner rechtmatige wenschen weigert."
„Deze wenschen zijn onrechtmatig; gij wilt een contract
verbreken, hetwelk gij moest houden, wanneer gij een man
van eer waart! Dit huis is nog niet uw eigendom, ik zal nu
tegen het testament protesteeren, en het proces tot in de laatste
instantie doorzetten. Wilt gij echter het huis verkoopen en
deze stad verlaten, dan moogt gij in het ongestoord bezit
blijven van de erfenis."
„Even beslist als gij zooeven, volhard ik nu bij mijne wei
gering," antwoordde Gerhard Steinthal„ik neem den strijd
met u aan en ik hoop overwinnaar te blijven. Niet in den
strijd om de erfenis maar ook in den andere."
De grondeigenaar had zijn hoed gegrepenzijn blik rustte
met dreigende, van haat vervulde uitdrukking op het bleeke
gelaat van den mageren man.
„Wat gij ook moogt ondernemen, bedenk vooraf de gevol
gen zeide hij met ruwe stem. „Wanneer hét gerecht zich
met deze aangelegenheid bemoeit, dan komt berouw te laat.
Ik raad u nog eens, vertrek!"
Hiermede verliet hij het huisGerhard Steinthal plaatste
zich in een stoel en hield langen tijd het gelaat met beide
handen bedekt.
„De vloek eenerslechte daad blijft op mij rusten,* mompel
de hij, „hij vervolgt mij en mijne arme vrouw tot aan ons
stervensuur en hoe gelukkig konden wij nu zijn Wij zullen
het nimmer worden, trots den rijkdom, die zoo onverwachts
ons in den schoot is geworpen."
Kasper was stil binnengetreden, hij wilde zich weder verwij
deren, toen Steinthal de handen liet vallen en hem met kom
mervollen blik aanzag.
„Beveelt gij iets?" vroeg Kaspar.
„Ik heb u niets te bevelen," antwoordde Steinthal. „Gij zijt
immers nu een vrij man, die van zijn rente kan leven."
„Hm, dat is in 't algemeen waar, en ik zal ook mijnovef-