AMSTERDAMSCHE KRONIEK.
Nu wij zachtjesaan half Februari naderen en het zach
tere weder, dat eensklaps voor de strenge vorst van het
begin dezer maand plaats maakte, voorshands blijft aan
houden, begint er hoop te bestaan, dat wij het felste
geleelte van den winter alweer achter ons hebben. En
indien de intrede van een milder jaargetijde dan tevens
gepaard mocbt gaan met eenige herleving der werkzaam
heden, zou het voor vele armen en noodlijdenden in ons
midden een groote zegen zijn. Er is en er wordt nog dag
aan dag zoo ontzettend veel geleden in onze groote stad,
met hare schrille tegenstellingen tusschen spilzieke weelde
en nijpend gebrekEr zijn zooveel duizenden bij duizen
den, die letterlijk niet weten, hoe ze van den eenen dag
tot den anderen komen en zich eenvoudig maar op de
golven van het noodlot laten voortdobberen, in blind ver
trouwen dat zij wel ergens te land zullen komen. Dat
komen ze dan ook; maar ge moet niet vragen hoe. Dezer
dagen had ik over dit onderwerp, dat hier tegenwoordig
weer meer dan ooit, aan de orde van den dag is, een
langdurig onderhoud met een der bezoekbrosders van een
liefdadig genootschap. Zulke menschen kunnen uit den aard
hunner werkkring zeggen, dat zij door eigen aanschouwing
weten, wat ellende is. En de grootste ellende is
juist zij, die het minst in 't oog valt.
Zoo was mijn zegsman op een avond in de Kalverstraat
aangesproken door een haveloos gekleed meisje van een
jaar of twaalf, dat daar liep te bedelen. Zulke schepseltjes
zwerven er 's avonds in die drukbezochte straat bij me
nigte rond; voor de leus bieden zij iets te koop aan, maar
feitelijk doen zij niets anders als bedelen. Hare koopwaar
bestaat meestal uit de onvermijdelijke doosjes lucifers, en
soms hebben zij een bakje met kleine galanteriën aaneen
riem over den schouder hangen; ik heb echter ook wel
gezien, dat zij, als er geen politie-agent in de buurt was,
onzedelijke plaatjes en photographiën trachtten te slijten.
Het publiek heeft veel last van die kleine bedelaressen,
die de onbeschaamdheid zoo ver drijven, om zelfs de kof
fiehuizen binnen te treden en zich daar tusschen de aan
wezige heeren te mengen. Met zeldzame vlugheid en lenig
heid weten zij echter uit de handen der politie te blijven.
Voor bedreigingen deinzen zij niet terug, zij gaan alleen
heen wannoer men ze een paar centen gegeven of iets
van haar gekocht heeft. Onze bezoekbroeder evenwel gaf
niets en kocht ook niets van de kleine bedelaarster, die
hem in de Kalverstraat aansprak; hij vroeg eenvoudig hoe
zij heette en waar zij woonde, noteerde dit, en ging een
paar dagen later ter aangeduide plaatse eens een kijkje
nemen. En wat bleek nu Dat het schijnbaar zoo bekla-
genswaardige, armoedig gekleede meisje deel uitmaakte
van eene vrij welgestelde bedelaarsfamilie, die geheel van
aalmoezen leefde en daarbij volgens een bepaald stelsel te
werk ging. 's Morgens ging het geheele gezin op
weg: vader, moeder, broeders en zusters, samen zeven
personen, verspreidden zich door het groote en milddadige
Amsterdam, om de „penningen der nooddruft" in te za
melen en die 's avonds bij hun thuiskomst in de gemeen
schappelijke kas te storten. Deze lieve familie, huisde
wel in een van de geringste achterbuurten der hoofdstad,
maar toch op een zeer logeable woning, en voor het meu
bilair dat er stond, had menig handwerksgezin zich waar
lijk niet te schamen. Als een doorslaand bewijs, dat de
„kostwinning" van deze luidjes voldoende baten opleverde,
kan dienen, dat zij er een keukenmeid op na hielden, die
in hunne afwezigheid de kamer aan kant maakte en het
noodige in gereedheid bracht, om de thuiskomende bede
laars aan een welvoorzienen disch te ontvangen. Des Zon
dags, zoo getuigden de buren, die dit schandaal reeds lang
met verontwaardiging hadden aangezien, kon men de
geheele familie knap gekleed, zien uitgaan, om een wan
deling te maken en misschien wel hier of daar een
Wordt Vervolgd.
verversching te gebruiken. Het spreekt van zelf, dat de
politie met den stand van zaken in kennis werd gesteld
en nu duurde het niet lang, of de ondernemende bede
laars waren genoodzaakt, hunne affaire te lqiuideeren.
De grootste en bitterste armoede is gewoonlijk die,
welke zich het meest op den achtergrond houdt, en tegen
over vreemden nog zoo lang mogelijk den schijn trachtte
redden. Onze vriend de bezoekbroeder verhaalde mij hier
van, als pendant van zijne ontmoeting met het bedelende
meisje in de Kalverstraat, een hoogst treffend staaltje.
Door een geacht ingezetene der stad was bij het bovenge
noemde liefdadig genootschap üulp aangevraagd (onder be
geleiding al dadelijk van een persoonlijke bijdrage) voor
eene hoogst fatsoenlijke, maar doodarme ambtenaars-wedu
we, die met hare beide kinderen een bouwvallig krot op
een der paden even buiten Amsterdam bewoonde. Als
gewoonlijk werd, vóór de hulpverstrekking, de bezoekbroeder
uitgezonden om in het bedoelde gezin den staat van zaken
te gaan opnemen. Hij kwam er 's middags tusschen twaalf
en een uur en vond moeder en kinderen aan het middag
maal. Alles getuigde er van diepe armoede, maar toch ook
van zekere zucht tot orde en reinheid. Op de tafel lag een
helderwit laken gespreid, zelfs met smaakvolle chique, langs
de vouwen met ruitjes geplooid, en op dat laken stonden
een gedekte schaal en drie borden. Maar het „diner" moest
nog beginnen. De bezoeker had al eens in zijn gesprek met
de zindelijk gekleede weduwe trachten uit te vorschen,
wat er zich onder het deksel der schaal bevond, maar
steeds ontwijkende antwoorden gekregen. Hij kreeg nu
kwaad vermoeden en besloot recht op zijn doel af te gaan.
Met de woorden „wel, moedertje, wat schaft de kok van
daag?" trad hij naar de tafel toe, lichtte het deksel op
en vond er gekookte aardappelschillen in. „En moet
jij en je kinderen dat eten?" vroeg hij, na van zijn ont
roering bekomen te zijn. „Ja mijnheer, wij hebben niets
anders„En waarom stuur je dan je groote jongen, die
school gaat, niet naar de kindervoeding, waar hij voor niets
een maal eten kan krijgen „Ach, mijnheer," luidde het
antwoord, met neergeslagen oogen, „ik heb nog niet den
moed gehad, het den meester te vragenDóAr was
hulp dringend noodzakelijk, en zij werd dan ook onverwijld
verstrekt, zoo ruim als de beschikbare middelen het slecht s
toelieten. Er komen hartverscheurende tooneelen aan het
licht, wanneer men een blik werpt op de armoede en ellende,
die in de groote steden vaak te midden van weelde en
rijkdom geleden wordt
En zou nu de groote nood, waarin hier reeds zoovele
brave arbeidersgezinnen gedompeld zijn, nog vermeer
derd worden door de plotselinge sluiting der Koninklijke
fabriek van stoom- en andere werktuigen op Oostenburg
Die vraag zal heden beslist moeten worden, zij is reeds
beslist wanneer dit schrijven het licht ziet. In een buiten
gewone vergadering van aandeelhouders j.1. Maandag bijeen
geroepen, heeft de directie der fabriek verklaard, dat zij in
groote geldverlegenheid verkeerde en de volgende we6k de
fabriek zou moeten sluiten, indien het haar niet gelukte
een leening van f 300,000 h 4 percent aan te gaan. De
inschrijvingen voor die leening zijn heden opengesteld en
worden dezen namiddag gesloten. Komt het gevraagde be
drag niet bijeen, dan is het bestuur stellig voornemens, de
volgende week surseance van betaling aan te vragen en
de werkzaamheden aan de fabriek te staken. En dit wil
iets zeggen, daar het personeel dier fabriek uit 1000 man
bestaatelk dezer, dus is berekend, vertegenwoordigen
gemiddeld vijf personen, zoodat met gerustheid mag gezegd
worden, dat meer dan 5000 menschen bij het bestaan der
fabriek belang hebben. In welgekozen bewoordingen is door
een daartoe aangestelde Commissie van invloedrijke en
algemeen geachte ingezetenen een warme, dringende op
roeping tot de gegoede burgerij gericht, om door deelneming
in de leening het voorbestaan der fabriek te helpen verze
keren en de dreigende ramp der finale sluiting af te wenden.
De ramp, ja, want een ramp zou het voor Amsterdam
zijn, als heden avond de mare moest weerklinkende
leening is niet volteekend.
Twee andere gewichtige tijdingen hebben ons deze week
bereikt lo. dat de Amsterdamsche kiezers, in plaats van
op 20 Maart, reeds op 6 Maart voor de nieuwe Kamer
moeten gaan stemmen, hetgeen hier plotseling in de toon
gevende kringen een geweldige schrik en opschudding heeft
teweeg gebracht, en 2o. dat de vreeselijke waternood, waar
mee het naburige Nieuwer-Amstel na 1 Mei e. k. van de
zijde der Amsterdamsche Duinwater-Maatschappij bedreigd
werd, gelukkig nog bij tijds is afgewend, tengevolge van
een minnelijke schikking tusschen de betrokken partijen,
een nieuwe bevestiging van het oude spreekwoord, dat
blaffende honden nog niet altijd bijters zijn.
10 Feb. '88. Grijsbreclit.
P. S. Juist nadat ik deze Kroniek geëindigd heb, komt
mij het teleurstellend bericht ter oore, dat de leening voor
de groote fabriek op Oostenburg slechts half geslaagd
is. De gelegenheid tot inschrijven blijft intusschen nog be
staan tot a.s. Dinsdag. Moge in dien tusschentijd, al was
het maar ter wille der arme werklieden, de ontbrekende
helft nog saamgebracht wordenG.
Kinnenlnndsch Nieuws
leden heer altijd in dankbaarheid blijven gedenken, maar wan
neer gij mij een grooten dienst wilt bewijzen, houdt mij dan
in uw dienst. Ik zou gaarne in dit huis blijven, en afgezien
daarvan, dat ik u trouw en eerlijk zal dienen, kan ik u ook
in vele andere dingen van nut zijn."
„Wanneer gij zelve het wenscht, dan neem ik dit aanbod
gaarne aan," zeide Steinthal, „ik laat het aan u over, de
voorwaarden te bepalen, op welke gij mij wilt dienen."
„Ik verlang geen betere voorwaarden, dan die, onder welken
ik mijn overleden meester diende," antwoordde de oude man,
blijkbaar verheugd. „Dat is dus afgedaan, en ik veroorloof
mij nu weder de vraag, of gij iets beveelt. Misschien een glas
wijn Gij hebt een verre reis gehad
„Ja, haal een glas wijn", zeide Steinthal, terwijl hij opstond
en langzaam door de kamer liep, om de schilderijen, die aan
den wand hingen, te bezien.
Het vertrek was minder pronkziek, dan wel soliede en
gemakkelijk ingericht, en zoo was het in het geheele huis.
Achter het huis lag een groote, zorgvuldig onderhouden
tuin, de rijke overvloed van bloemen, die zich aan zijn oog
vertoonde, verkwikte het gemoed van den mageren man.
Kaspar trad weder binnen, hij vulde het hooge, kristallen
glas en bood het zijn meester aan.
„Vermoedt gij, hoe rijk ik nu ben vroeg Steinthal, nadat
hij met welbehagen zijn glas wijn had gedronken.
„Ik was op deze vraag voorbereid," antwoordde de dienaar
op zijne kalme, trouwhartige wijze, terwijl hij een aanteeken-
boekje voor den dag haalde, „hier vindt gij alles opgeieekend:
de waarde van dit huis, het geld en de papieren van waarde.
De sleutels van de brandkast liggen daar in de schrijftafel, en
wanneer u lust heeft, zal ik u door het huis geleiden."
„Later, wanneer mijne vrouw hier is, zij wacht op mij in
het hotel," zeide Steinthal, terwijl hij met klimmende verba
zing het aanteekenboekje doorbladerde. „Mijn God, is dat de
waarheid Zesmaal honderdduizend gulden zal ik nu bezitten
„Eerder meer dan minder," antwoordde Kaspar.
Beroepen te Almeloo als predikant bij de Doopsgezinde
Gemeente aldaar, de heer J. Westerman Holstijn te Barsingerhorn.
Dirkshorn 10 Febr. Gisterenavond werd hier eene verga
dering gehouden van kiezers, welke door ruim zeventig perso
nen werd bijgewoond en waarin de heer A. W. van Klnijve,
predikant te Schagen, de aanwezigen in kernachtige heldere taal
wees op den strijd welke den kiezers in het district Alkmaar
wacht, en de wenschelijkheid betoogde van aaneensluiting der
liberale kiezers in dien strijd, door oprichting eener kiesveree-
niging.
Terstond werd dan ook besloten tot de oprichting eener plaat
selijk kiesvereeniging, en nadat een ontwerp reglement voorge
lezen en besproken en met geringe wijzigingen aangenomen
was, tradeu al dadelijk 69 der aanwezigen als lid der nieuwe
kiesvereeniging toe.
Als nn overgaande tot de verkiezing van een bestuur, werden
daarin gekozen, de H.H.: T- S. v. d. Leij Wz., Jb. Swan, A.
Blad, C. Bijpost, D. Plaatsman, J. Schoorl, K. Kuiper, C. Kooi
en R. Boon, uit welk bestuur vervolgens de H. H. van der
Leij, Swan, Plaatsman en Bijpost respectievelijk tot V oorzitter,
Vice—Voorzitter, Secretaris en Penningmeester werden benoemd.
Nog werd met algemeeue stemmen besloten, dat men zich
zou aansluiten bij de bond van liberale kiesvereenigingen van
welke Barsingerhorn het centraalpunt is, waarna de vergadering
op een zeer laat uur uiteenging.
Waar wordt armoede geleden
Dit is wel de eerste groote vraag voor alle com missiën van
uitdeeling aan arme en behoeftige gezinnen, en tevens de eerste
lastige vraag voor die commissiën in groote steden, waar men
zoo vaak op het punt van armoede het ware niet van het val-
sche onderscheiden kan.
In den loop van dezen winter zou er onder zeker deel der
bevolking van Amsterdam eene extra uitdeeling worden gehouden
van levensmiddelen. Onder hen, die verzocht hadden voor die
bedeeling in aanmerking te komen, was een gezin, waarover
men het niet eens kon worden of men aan de aanvrage om
bedeeling zou moeten voldoen, dan of men ze zou moeten wei
geren, want volgens zeggen van vdie en die," waren er althans
velen, die de ondersteuning meer noodig hadden. Men besloot
daarom zich persoonlijk te gaan overtuigen, wat er van de
zaak was.
Twee dames Bestuurderessen gingen dus op zekeren middag
op weg naar No „zooveel en zooveel" waar het verdachte gezin
woonde. In eene smerige achterbuurt vonden ze de aangewezen
woning. Ze kwamen in eene kamer, die er voor dit gedeelte
der stad, werkelijk zeer goed uitzag. De meubelen, die er ston-
deu, waren wel weinig in getal, doch gaaf en goed. De tafel
was gedekt met een helder wit tafellaken en daarop stonden,
netjes gerangschikt, een paar dampende dekschalen met de
noodige borden, lepels en vorken, en aan het boveneinde der
tafel stonden waarlijk een paar gekurkte fleschen met een paar
bierglazen er naast. De vrouw des huizes zat blijkbaar te wach
ten op hare huisgenooten.
Na de gewone begroeting en een onderzoekenden blik rondom
zich, zagen de dames elkander eenigzins verwonderd aan, en
begon de eene
„Zoo, moedertje het ziet er hier nogal goed uit, niet waar
„Ja mevrouw het ziet er hier goed uithet is etenstijd,
ziet u
„Dat vinden wij ook. En u hebt u aangegeven voor de be
deeling van D.
„Jawel, dames. Ik zou heel gaarne van die bedeeling willen
genieten."
„Dat is wel mogelijk, moeder! maar om u de waarheid te
zeggen die flesschen hier op tafel ziet u,
wij
„U hebt gelijk, mevrouw. Maar mag ik de dames verzoeken,
even de dekschalen te openen, en ook even te zien, wat er in
die flesschen is
Het bleek, dat de dekschalen gekookte aardappelschillen be
vatten, en dat de eene flesch afgietsel van aardappelen, en de
andere het afkooksel van het weggeworpen uitschot van bes
sensap inhield.
„Dat is nu ons middagmaal, damesvervolgde de huismoe
der. „En wairom, zult ge vragen, zetten wij ons eten op in
dekschalen en flesschen, zooals dat bij meer gegoeden in de
stad gedaan wordt
„Dat doen we om onze kinderen, ziet u
De dames zagen elkander weder aan, zonder hierop iets te
zeggen. Daarom ging de vrouw voort:
„Ziet u, damesWij hebben niet altijd in zulke behoeftige
omstaudigheden verkeerd, als waarin wij nu leven. Die dek
schalen zijn hier niet gekocht en het is niet uit weelde, dat
men nu en dan, liefst iu den donker, de vuilniszakken op de
grachten gaat afloopen om te zien of er ook eene korst brood
in achtergebleven is. En nu meenen wij, dat wij zelfs in onze
armoede onze kinderen moeten gewennen aan orde en netheid,
en ze leeren hoe het behoort, in de hoop dat zij later zich
zullen thuis gevoelen alleen in den fatsoenlijken burgerstand,
waarin wij zelf ook eenmaal geleefd hebben. Daarom alleen
leven wij op eene manier, die ge hier in de buurt niet meer
zult aantreffen."
De dames gingen heen in druk gesprek, maar waren het
nu volkomen met elkander eens, dat hier gegeven moest
worden.
Het tekort van den failliet verklaarden makelaar in ef
fecten en assurantiën W. Cz. Honigh, te Woraerveer, wordt,
volgens de Hoornsche Ct. op f 100,000 geschat.
Gisteren avond was eene groote menigte in het Volks
park te Amsterdam vergaderd, om getuige te zijn hoe door een
aantal lotelingen, daartoe door socialistische woordvoerders aan
gezet, een adres werd geteekend aan den militieraad.
Zij protesteeren daarin tegen hunne oproeping tot den dienst
in eenen tijd van vrede, nu alles rustig is. „Dit protest zou
wel niet helpen", zei Fortuijn, „maar het zou den geest doen
kennen van de zonen des volks, die door de bloedwet, voor
een tijd, van hun vrijheid beroofd worden."
In den maand November van het afgeloopen jaar kwan»
een ingezetene van Leiden met zijne vrouw van een familiebe
zoek tehuis, toen hij tot zijn grooten schrik ontwaarde, dat het
raam van zijne woning opgeschoven was en de bedden met pe
troleum begoten waren, fcir werd aangifte bij de politie gedaan
en er had een onderzoek plaats, doch, de dader werd niet ont
dekt. Thans is de vrouw des huizes door de politie aangehouden
nadat zij aan haren man de bekentenis had afgelegd, dat zij
de daad had gepleegd om den man op die wijze te" noodzaken
van woniug te veranderen, daar zij zoo beangst en onrustig in
hare tegenwoordige woning was. Verder bekende zij, dat die