Mr. A. LEVY. II. Het tweede punt, waartoe dit rede-verband leidt is leerplicht. III. Ik kom tot een derde pant dat Nederland te behou den heeft. Ik bedoel het vrijhandelstelsel. Naar wij vernemen zal dit gezelschap over een drietal we ken hier weder een concert geven, terwijl het zoo goed als zeker is, dat in de geheele kermisweek, dit gezelschap in het Noord-Hollandsch koffiehuis alhier zal optreden. H. B., zoon van den landman S. Bonker, Valkoog, bezig zijnde met mest op het land te brengen, had Maandag 1.1. het ongeluk, dat zijn jong, dartel paard, verschrikt door het Tapperen van een doek van een voorbijgaand meisje op hol geraakte. Niet in staat den loop te stuiten, werd hij ten laatste net kracht van den wagen geslingerd en kwam terecht in den val der wiel aan den Valkkoogerdijk, Door den tegenstand van het verbrokkelde ijs bleef hij be houden, doch kon, wegens opgedane kwetsuren, niet dan met behulp van een stoel naar zijne woning vervoerd worden. Te Barsingerhorn is in de afgeloopen week overleden, de heer Simon Slikker, in den hoogen ouderdom van bijna 80 jaren. Hij behoorde tot het steeds kleiner wordend getal oud— •trijders, en was gedecoreerd met de eereteekenen van 1830 en de Militaire Willemsorde. Bij de belegering der citadel van Antwerpen had hij gen been verloren. In de op Dinsdagavond gehouden vergadering der libe rale Kiesvereeniging rBarsingerhorn" is, na onderlinge beraad slaging, met algemeene stemmen gekozen tot candidaat voor de Tweede Kamer, de Heer IVIr". I. A. Levy. Naar wij vernemen heeft ook de kiesvereeniging te Koedijk, de heer Mr. Levy tot haren Candidaat gekozen. Maandag 20 Februari j.1. trad in eene algemeene vergade ring der Centr. Kiesv., gehouden in de Harmonie» te Alkmaar, voor de kiezers op, de heer Mr. I. A. LEVY, die aldaar het volgende heeft gesproken: lk zou meenen mijnen plicht te verzaken, wanneer niet mijn eerste woord ware een dankbetuiging. Geheel onbekend in uw district, ben ik door u geroepen, tot een plaats, die jaren achtereen op zoo schitterende wijze werd ingenomen door een van Nederland's eerste Staatshuis houdkundigen, onzen de Bruijn Kops. Het vertrouwen, waarmede gij mij hebt vereerd, schrijf ik dan ook toe aan de welwillende aanbeveling van mannen, bij u bekend en geëerd, wier invloedrijk woord zich tot borg stelde voor mijn goeden wil en die dit althans naar waarheid kon den getuigen, dat ik mijne bescheiden krachten, naar beste weten, in dienst der liberale ideeën zou stellen. Hun, gelijk u, zeg ik dank voor dat vertrouwen. Hun, gelijk u wensch ik de verzekering te geven, dat ^le waarde in mijne schatting daarvan werd verhoogd, door de voorkomende en rondborstige wijze, waarop gij den vreemdeling in uw midden, wel hebt willen onderscheiden. Op de vereerende uitnoodiging van het Bestuur dezer ver- eeniging ben ik thans geroepen om enkele oogenblikken met u te spreken, over de gedragslijn der liberale partij in de naaste toekomst. Een veelomvattend onderwerp, dat ruimte laat voor tal van beschouwingen. Gij gevoelt echter dat ik slechts hoofdlijnen stellen wil ten einde u rekenschap te geven van mijne overtuiging, nopens groote vraagstukken van regeeriugsbeleid, die de liberale partij, ter harte gaan. Yooraf echter een woord tot haar, de liberale partij, die in dit district zoo vurige, zoo besliste aanhangers heeft. Velerlei stormen heeft zij getrotseerd, sedert van 48 af, onder haren invloed en meestal Thorbecke's leiding ons staats organisme is gevestigd. Geen aanval echter vervult haar met dieperen weemoed, dan die, welken zij thans te doorstaan heeft, van bevriende, van zoogenaamd radicale zijde. De liberale partij is zich niet bewust onrecht te willen, of zelfs maar te gedoogen. Zij weet, dat liberalisme moet zijn van gelijke beteekenis met idealisme, of wel dat het ophouden moet te bestaan. Haar zweeft, steeds voor den geest dat schoone woord waar mede, Thorbeck zijn Narede, politiek testament, eindigthet ideaal - niemand onzer heeft het iu de hand, doch waarheen stuurt hij, die het niet heeft in het oog En toch wordt juist haar, door eene jongere loot, van haren eigen stam door de radicale partij onrecht ten laste gelegd. En toch staat juist die nieuwe partij, indien men hare heethoofden volgen wil gereed een verbond met Rome en Dordt te sluiten. Mochten er onder u zijn, die tot die partij behooren, ik zou hun voor oogen willen houden, de zware verantwoordelijkheid aan dien stap verbonden. Hun aanklacht is valsch en onverdedigbaar zou hun gedrags lijn wezen. Zij zijn van ons slechts door een misverstand, niet door principieel verschil gescheiden. Dat zij dus met ons zich vereenigen om te behouden, wat behouden moet worden, en te verkrijgen, hetgeen wij nog te verwerven hebben, I. Allereerst reken ik daartoe de Schoolde openbare Staatsschool als regel. Hoe zij ook, van kerkelijke zijde, gesmaad worde als broei nest van goddeloosheid, ik heb het vaste vertrouwen dat ons volk haar niet prijs geven zal. Wij weten allen hoe diep de godsdienstzin is geworteld, in het hart onzer natie. Maar tevens weten wij, hoe deze kleine strook gronds, van eeuwen her, de verzamelplaats en het toevluchtsoord is geweest van allen, die leden en streden om den wille der vrijheid van woord, gedachte, overtuiging. Gansch de 17e eeuw davert van het krijgsgeschreeuw der elkander beoorlogende theologische factiën. Maar dit heeft niet kunnen beletten, dat, dank zij de trouw aard van ons volk, dit land de klassieke bodem der gewetens vrijheid geworden is. Van die verdraagzaamheid is de Staatsschool de uitdrukking. Zij die haar ten offer willen brengen, en dus de natie willen deelen in secte-scholen, wenschen dat in het ontvankelijk kinderlijk gemoed reeds de zaden van tweespalt worden gestrooid. Met welk nut Met welk doel Om te leeren haten is het nooit te laat. Om te leeren lief hebben nooit vroeg genoeg. Onze schoolwet verlangt dit de school opvoedend zij, want zij wil «Topleiding tot Christelijke en maatschappelijke deugden". De onderwijzer, die dit niet vat, die bezieling en gloed mist om den kinderen bij te brengen de noodzakelijkste kennis in het hoofd, en ontzag voor iedere overtuiging in het hart zoodanig onderwijzer deed beter zijn taak vaarwel te zeggen. Aan den anderen kant eerbiedigt de schoolwet den godsdienstzin van ons volk door in art. 22 voor te schrijven, dat de lokalen zoonoodig verwarmd en verlicht tot kerkelijk onderricht moeten beschikbaar worden gesteld. Wat wil men meer? M il men, dat het onderwijs zelf doortrokken zij van leer- stelligen geest? Ik behoef niet te zesgen, dat het dan alleen toegankelijk is voor hen, die tot hetzelfde kerkgenootschap behooren. Wil men, dit de Staat openbare gezindtescholen inrichte en en bekostige Dan doen wij meer dan ééne schrede achteruit. Wij geven de Staats—eenheid prijs. Wij vernietigen de onzijdigheid van den Staat om hem aan het kerkelijk gezag vast té koppelen. Wil men eindelijk dat de Staat subsidie geve aan de ker kelijke bijzondere school? Dan rijzen tal van vragen. Met welk recht eischt men dergelijke afrekening met de algemeene landskas, op grond, dat men geen behagen schept in de openbare school? Zullen geheel kinderloozen hun aandeel in de belasting mogen terugvorderen, op grond, dat zij noch deze noch gene school behoeven Het recht daargelaten hoe waarborgt men, dat het onder wijs goed zij hoe waarborgt men de onafhankelijkheid van het schooltoezicht in ruil voor het Staatsgeld? Met welk lichaam zal de Staat te onderhandelen hebben bij de rijkge schakeerde lijst van sekten, die ons vaderland aanbeidt? Voorzeker indien het middel gevonden kon worden om den schoolstrijd te doen eindigen, er ware aan ons land een weldaad bewezen. Ieder voorstel van dien aard zal met graagte ontvangen en nauwlettend overwogen worden. Maar mijne overtuiging is het, dat de liberale partij hare roeping ontrouw werd zoo zij ter bevrediging van kerkelijke eischen het hechte fondament ondermijnde, waarop ten onzent de Staatsschool rust. Ten aanzien van leerplicht verkeer ik eeuigszins in dezelfde positie als waarin ik verkeer tegenover algemeen stem recht. Vraagt men mijzijt ge voor algemeen stemrecht, dan antwoord ik neen, maar wel wensch ik te bevorderen zoodanigen toestand van de maatschappij als waarin algemeen stemrecht zonder gevaar voor 's lands belang kan worden toe vertrouwd. Vraagt men mij: zijt ge voor leerplicht, dan antwoord ik ja, maar veel liever had ik zoodanigen toestand van de maat schappij als waarin leerplicht zonder gevaar voor 'a lands belang kan worden ontbeerd. Ik ben voor leerplicht zonder enthousiasme, zonder mij te ontveinzen dat dwang in strijd is met het Nederlaudsch volkskarakter. Ik ben voor leerplicht omdat het plichtverzuim der ouders mij daartoe noopt. Omdat ik weiger de verantwoordelijkheid te helpen dragen van den toestand, die door dit plichtverzuim teu onzent bestaat. Ziehier enkele cijfers, waarmede ik overigens de Vergadering niet vermoeien wil. Het getal kinderen, dat einde '86, noch school— noch huis onderwijs genoot, bedroeg 22398 jongens^ 10516 jongens] Qvari 24762 meisjes: 16248 meisjes: 4 jaar. 4 jaar. Van de bij de verschillende korpsen ingedeelde en onderzochte manschappen konden noch lezen noch schrijven, 8,8 (jaar '86. Van de 100 leerlingen, die 85/86 tot de corpsschool werden toegelaten, konden niet of gebrekkig lezen en schrijven 24,8. Op de 100 veroordeelden konden bij hun opneming iu de gevangenis noch lezen noch schrijven (in 1885), 22 personen. In ronde cijfers valt er dus in Nederland, uithoofde van absoluut schoolverzuim te zorgen voor een cijter van 70 h 80 duizend kinderen. De cijfers van het relatieve schoolverzuim d. i. ongelijk matig schoolbezoek, dat zoo storend op het onderwijs werkt, zijn niet op te geven. Die 70 h 80.000 kinderen nu zijn hulpeloos, niet gewapend tegen den strijd des levens, niet bestand tegen verleiding van iedere soort, zonder weerstandsvermogen, zonder mogelijkheid om ooit tot zelfstandige ontwikkeling te geraken. Mogen wij dit ontzettend getal kinderen aan hun lot over laten Ik antwoordneen, tot zoolang men mij een beter en afdoend middel aan de hand geeft. Maar kan leerplicht worden ingevoerd, zonder aan kerkelijke eischen toe te geven Ik antwoord ja, want het geschiedt in Engeland, het land waar men van oudsher prijs heeft gesteld op de eischen der individueele vrijheid. Drie hoofdbeginselen beheerschen daar de onderwijs-wetgeving van 1870: 1). Alleen aan de public elementaryschool, d. i. de open bare staatsschool voor ieder toegankelijk, gelijk bij ons, kan subsidie worden gegeven. 2.) Leerplicht j zoo er binnen 8 mijlen iu den omtrek niet is een bijzondere school, dan moet het kind naar de open bare, maar die openbare school staat 3.) onder de hoede van de conscience clanse d. i. precies het voorschrift van art. 22 onzer onderwijswetfacultatief godsdienstonderricht met vrijlating om er gebruik van te maken. Waar Engeland zoo voorgaat, kan Nederland volgen. Vrijhandel, van ouds hier in eere, is de toestand van het laissez faire toegepast op de volkenrechtelijke betrekkingen. De slagboomen tusschen gemeenten en provinciën hebben wij opgeruimd. Welnu men wil dat de wereldmarkt eveneens ongehinderd onderworpen zij aan de wet van vraag en aanbod. Hel Protectionisme verlangt dat de wetgever tusschen beide trede, natuurlijk met goede bedoelingen, maar wij moeten niet vergeten dal zekere plaats daarmede is geplaveid. Het Protectionisme verliest drie gevolgen zijner leer uit het oog. 1.) Protectie is bij machte aan een tak van industrie voor een tijd lang voozen glans te geven of eene in werkelijkheid opgedroogde bron van volkswelvaart schijnbaar te doen herleven. Daar echter de middelen, die men te baat neemt, tegen het buitenland zijn gekant, zoo moeten wij represailles verwachten. Dustarievenoorlog, waarbij onvermijdelijk de zwakste te gronde gaat. 2.) De Protectie kan kunstmatige debouche's scheppen, b.v. de graanprijzen in de hoogte drijven. Door willekeurige afsluiting van concurrentie, verdient de producent, maar de binnenlandsche consument betaalt het gelag. Dure graanprijzen duur brood. 3.) Er is, gelijk onlangs Pierson aantoonde, verband tus schen in- en uitvoer, zoodat kunstmatig beperkte invoer ook den uitvoer doet kwijnen. De voorspiegeling derhalve, dat door protectie de koopkracht des arbeiders toeneemt, is eene illusie. Wij mogen ons dus niet laten afdringen van den weg van vrijhandel. Ware het mogelijk, veel liever moest gansch ons Yaderland tot één porto-franco worden ingericht. Daardoor zou hier in dit gunstig gelegen en waterrijk land een algemeene markt en stapel plaats ontstaan. Allerlei vlaggen zouden in onze havens en zeegaten ongehinderd binnenloopen, onze tusschen handel zou herleven en ons land de voorraadschuur worden voor de be hoeften van het Continent. Maar aan vrijhandel alleen hebben wij niet genoeg. lk zeide het reeds: vrijhandel is onthouding van belemme ring. Maar wij moeten ook actief optreden, dat wil zeggen de meest mogelijke partij weten te trekken van onze bronnen van volkswelvaart en zoowel den landbouw als de nijverheid in staat stellen, om den kamp op de wereldmarkt onder de gunstigste voorwaarden te strijden. Om die reden behoort er van staatswege gezorgd te worden voor landbouwvak-onderwijs en proefstations. Het landbouwvak-onderwijs zal ons in staat stellen, onzen ouden goeden naam op dat gebied te behouden, of, waar hij geschokt zijn mocht, te herwinnen. Van onze zuivelbereiding zeide Heemskerk»Het is eene waarheid, dat op het gebied van de zuivelbereiding, een voor werp van productie waardoor ons land sedert eeuwen beroemd was, wij overvleugeld zijn door andere natiën, doordat die zich hebben toegelegd op het theoretische en practische van het vak." Om daarin te gemoet te komen is op de jongste staatsbe- grooting een subsidie van f 20000 gebracht, voor landbouwvak- onderwijs. Eene aanvulling daarvan zijn de proefstations. Daar leert de landbouwer hoe hij van zijn grondstof het best partij trekken kan. Duitschland heeft daarvan 60. België 7 en 1 in voorbereiding. Italië 16. Frankrijk 40. Wij hebben er één, doch de oprichting van meer is toege zegd. In het algemeen evenwel, zal ieder professioneel en tech- nischonderwijs en zullen mede onze verkeerswegen te water en te lande verbeterd moeten worden. Het kapitaal op deze wijze in kennis en stoffelijke verbe tering van onze natuurlijke hulpmiddelen van mededinging belegd, draagt ruime vruchten. D a t is gezonde protectie. Iedere andere is uit den booze. Naast hetgeen de liberale partij te behouden heeft staat hetgeen zij moet trachten te verkrijgen. Ik noem uit dit oogpunt 4 onderwerpenbelastinghervor ming, betere regeling onzer levende strijdkrachten, administra tieve rechtspraak, uitbreiding van staatszorg voor den hand werksman. Vergunt mij nopens alle vier in vogelvlucht, u mijne mee ning te ontvouwen. I. In zake belasting pleegt een aardigheid van mond tot mond te gaan, die ik niet slechts valsch maar gevaarlijk noem. Men zegtde beste belasting is die, welke mijn buurman betaalt. Welnu dat is onwaar want g ij zoudt niet willen teren op uw buurmans beurs. En het is gevaarlijk want het doet den schijn ontstaan alsof gij dat wel zoudt willen. De staat is een huishouden waarvan wij de weldaden genieten. En die weldaden zijn zoo talloos velen, dat men zich het menschelijk leven buiten den staat niet voorstellen kan, juist omdat de staat de eenige gelegenheid is tot ontvouwing van alle menschelijke vermogens. Voor dezen ontzagwekkenden dienst nu, dien de Staat ons bewijst, zijn wij vergelding schuldig. En die vergelding heet belasting. Het hoofdbeginsel ten deze is belasting naar draagkracht de oude eisch der liberale economische school. Belasting in dier voege dus, dat de rijke in verhouding meer dan de arme betale. In het samenstel onzer belastingen nu is dat hoog zedelijk beginsel niet tot zijn recht gekomen. Ja, zelfs zijn er voor beelden aan te wijzen, bijv. de accijnsen op de eerste levens behoeften, dat de arme in verhouding meer betaalt dan de rijke. Aan dien valschheid en voor ons rechtsbesef ondraaglijken

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1888 | | pagina 2