toestond moet een einde komen, en een einde komen door de
liberale partij-
Over de oude strijdvraag of onze grondbelasting eene
belasting dan wel eene grondrente is, spreek ik niet.
Maar de mutatie-rechten zijn zeker belasting en wel eene
slechte.
Zij zullen in het belang der mobilisatie van den bodem, dus
van den landbouw afgeschaft of zeer belangrijk verminderd
moeten worden.
Het personeel zou ik als bron van belasting geheel wil
len toewijzen aan de gemeenten.
De wijze, waarop thans gemeente- en rijkslasten in elkander
vloeien is erbarmelijk slecht en tot schade van beide.
Om tal van redenen schijnt mij het personeel eene ver-
verteringsbelasting, veel beter onder het bereik der gemeenten
dan onder dat van het rijk te brengen.
Met de patentbelasting is niets aan te vangen.
Zij is niet te verbeteren. Aan twee kolossale gebreken gaat
zij mank. Zij wordt geheven naar vermoedelijke winst
en naar classificatie. Welnu, de winst is er vaak niet, maar
de belasting is er steeds. En de classificatie veraudert
feitelijk met en door gewijzigde techniek, waarmede de wet
geen rekening houdt. Die belasting moet verdwijnen.
De accijnsen op de eerste levensbehoeften zijn niet langer
te dulden. Zij drukken den arme en ontzien den rijke
Hoeksteen der hervorming behoort dus te wezen eene rijks
inkomstenbelasting, waarbij het beginsel van progressie met
steeds verminderenden factor wordt aangenomen.
De gestadige vermindering der progressie naar boven is noodig
om hun een wapen uit handen te slaan, die beweren dat pro
gressie het middel is om 't kapitaal te onteigenen.
Zeker is het dat, als gij de belastinghervorming aan dwazen
toevertrouwt. Niet echter, als gij haar verstandig hanteert.
Raamt men met Vissering het roerend nationaal vermogen
op 6000 millioen en het belastbaar inkomen op 250 millioen,
dan kunnen daaruit de equivalenten gevonden worden voor de
af te schaffen belastingen.
Door de elasticiteit der inkomsten-belasting zal onze algemeene
finantieële toestand worden verbeterd, en de stuitende onrecht
vaardigheid, dat het kapitaal in portefeuille vrijloopt, zal opge
heven zijn.
II. Het naast aan de belasting grenst de defensie, de dienst
vervulling die de Staat, met volkomen recht, van zijn burgers
eischt.
Een volk, dat niet bereid is goed en bloed veil te hebben
om den vijand van 's lands erf te weren is in Mammondienst
en stofaanbidiling te gronde gegaan.
Dat behoef ik niet te zeggen in deze veste, waar eens de
duurgekochte kreet Alkmaria Yictrix werd aangeheven, en
duizenden opzweepte om met hernieuwden moed de glorierijke
vaan des Zwijgers te volgen.
Thans worden jaarlijks 11000 man bij de militie ingedeeld.
Daarvan doen 20 °/0 zich vervangen en 80 °/0 dienen per
soonlijk.
Jaarlijks ontbreken dus 2200 man op het appèl.
Waarom? Omdat zij den plicht der landverdediging hebben
- «{gekocht. Den plicht want wanneer men ergens
op overeenstemming wijzen kan in staatsrechtelijke opvatting
is het hier.
Reeds bij de Pacificatie van Gent (8 Nov. 1576) en bij de
Unie van Utrecht (23 Jan. 1579), stond het beginsel op den
voorgrond dat een vijandelijke aanval op een der provinciën,
eene algemeene verdediging verdient.
In de Staatsregeling van 1798 hebben de de artt. 43 en 44
gelijksoortige strekking. De grondwetten van 1814 (art. 121),
van 1815 (art. 203), van 1848 (art. 177), huldigen dezelfde leer.
Onze bestaande grondwet (art. 180) legt aan alle Neder
landers dezelfde verplichting op. Ja zelfs wordt zij veranderd
voor ingezetenen die geen Nederlanders zijn.
En dan zou de plaatsvervanging nog langer worden gedoogd,
de rijke zich kuunen onttrekken, het leger goed genoeg zijn
voor den arme
De liberale partij zal dat onrecht doen ophouden of ik moest
mij in haar streven zeer vergissen.
De afschaffing der plaatvervangiug brengt het leger ne
der tot de natie.
Thans zijn beide min of meer van elkander vervreemd. Men
rempleseert maar al te vaak „voor zijn fatsoen.#
Yinden de betere en beste bestanddeelen van ons volk even
eens een plaats in het leger, het zal eene afspiegeling zijn van
de natie, zich één met haar gevoelen.
Omgekeerd brengt de afschaffing der plaatsvervanging de
natie nader tot het legger.
Niet in den zin van ijdel militair vertoon.
Het militairisme is hier Diet inheemsch en bij voorkeur boven
het wapengekletter wijden wij ons aan de kunsten des vredes.
Maar ik spreek van tucht, van orde, van discipline, van
nauwgezetheid, van trouw en gevoeligheid op het stuk van eer,
van kameraadschappelijken geest. Yan deze deugden heeft voor
zeker het leger het monopolie niet. Maar wel worden zij in
zijne gelederen zeer dikwijls aangetroffen.
Eckerman verhaalt, dat een vriend van Goethe, door diens
kleinzoon om een albumblad gevraagd, daarop schreefLeme
gehorchen leer gehoorzamen. Dat is 't eenige ver
standige woord zei Goethe, dat in het heele boek staat.
Leer gehoorzamen bij den sterk individualistischen geest,
die ten onzent heerscht kan het geen kwaad, dat ons volk aan
dat woordt worde herinnerd.
Ik weet wel, dat de leuze afschaffing der plaatsvervanging
niet is een tooverformule, die onze levende strijdkrachten
hervormt.
Tal van vragen, ook van zuiver technisch-militairen aard
doen daarnevens zich voor.
Tal van maatregelen zullen genomen moeten worden om den
druk van deze zwaarste onder de belastingen te verzachten.
Maar de hoeksteen eener deugdelijke legerorganisatie blijft
persoonlijke dienstplicht, als aanschouwelijke voorstelling
van liefde voor en toewijding aan het vaderland.
XXI. Ik kom tot de administratieve rechtspraak.
Het is eene der schoonste vruchten onzer grondw etsherziening
dat zij de invoering daarvan mogelijk maakt.
Onder rechtspraak verstond men tot dnsver het
strafrecht daargelaten de betrekking, waarin burger tot
burger staat, het oordeel des rechters over mijn en dijn.
Maar ook tegenover den Staat, de provincie, de gemeente,
staat de burger in zekere verhouding, die aanleiding geven kan
tot verschillende opvatting, dus tot een publiek recht e-
1 ij k geding.
Hoe wordt thans zulk een publiekrechtelijk geding berecht.
Ten deele door de rechterlijke macht.
Voor een ander deel door het administratief gezag.
En voor een derde deel bestaat er voor den burger, die zich
verongelijkt acht, geen middel van herstel.
Yoorbeelden zonder tal zou ik u kunnen aanhalen ten be-
tooge, dat op dit gebied de grootste stelselloosheid, ja willekeur
heerscht.
Maar ook buiten deze van nature dorre en vervelende op
somming zult gij mij, naar ik hoop wel op mijn woord willen
gelooven.
De liberale eisch nu ten deze is, dat hiet regelmaat en orde
in de plaats trede.
De administratief gekrenkte of hij die gelooft het te zijn,
moet vinden een onpartijdig rechter, die in bepaalde vormen,
na contradictoir debat vonnis wijst.
Meent nu niet dat deze eisch zoo spoedig is verwezenlijkt
als uitgesproken.
De virtuositeit, waarmede in deze dagen vooral, het eene
punt voor, het andere na op progromma wordt gebracht,
zou allicht u tot dien waan kunnen leiden.
Niets is geduldiger dan het leidzame papier. Niets stelt
hoogere eischen dan de markt des levens, waar allerlei belan
gen elkander kruisen.
Eune deugdelijke regeling der administratieve rechtspraak kan
bij ons volk het bewustzijn wekken dat Recht allerwege heerscht
en Willekeur nergens wordt gedoogd.
Daaraan moeten de beste krachten der liberale partij hunne
inspanning wijden. De taak, ik verzeker het u, is bij uitstek
harer waardig.
IV. Hetzelfde geldt in eenigszins anderen zin voor de
Staatszorg, ten behoeve des arbeiders.
Ook hier is des wetgevers gebied met distelen en doornen
doorzaaid.
Het geldt tweeerlei klippen te ontzeilen.
De eeue is S t a a t s v o o g d ij, die den burger maakf tot
slaafsch werktuig eener zucht tot reglementeering, dié 0 n
spoorslag tot eigen initiatief verdooft, die het mannelijk p-
treden verlamt, de self-help vernietigt en doet leunen of
steunen, op den leiband der overheid.
De andere, niet minder gevaarlijke, heet St aatsont-
houding, die den zwakke weerloos laat, die ongelijke wape
nen toekent in den zwaren strijd des levens, die het egoïsme
niet breidelt, het gemeenschapsgevoel niet inscherpt en langs
dien weg doffe moedeloosheid en klassenhaat kweekt.
Om tusschen deze beide klippen door te zeilen behoeft de
liberale partij voor alles het kompas, dat heetkennis der
maatschappelijke feiten.
Jaren geleden zeide ik het reeds wij hebben een departement
van binnenlandsche zaken, maar wij kennen onze binnenlandsche
zaken niet.
In die leemte heeft de uitmuntend geleide Enquête zooal
niet geheel, dan toch ten deele voorzien.
Door haar is, onomwonden menige diep beschamende plek in
ons volksleven bloot gelegd.
Wij denken aan Dante's hel, wanneer wij het tafereel te
Maastricht aanschouwen.
Daarnaast ontrolt zich de Tilburgsche samenleving als eene
liefelijke idylle.
Maar over het geheel heeft nu reeds de overtuiging zich ge
vestigd dat de staat op menig punt ordenend eu regelend in
grijpen moet.
Noodig is een goed georganiseerde inspectie die toezicht
oefent op de persoonlijke gezondheid en veiligheid der werk
lieden in fabrieken en werkplaatsen.
Noodig is eenvormige en onverbiddelijke handhaving der be
staande wet op den kinderarbeid.
Noodig is hare uitbreiding minst genomen tot den leeftijd
van 13, naar veler oordeel tot dien van 14 jaren.
Noodig is verbod van sommige soorten van arbeid voor jonge
lieden beneden de 16 jaar.
Noodig is het verbod van nachtelijken of Zondagsarbeid voor
jongelieden beneden 18 jaar en voor vrouwen.
Noodig is de bepaling, dat voor jeugdige arbeidskrachten
en voor den arbeid der vrouw bepaalde rustpoozen in acht
genomen moeten worden.
Noodig is dat aan vrouwen, gedurende zekeren tijd na hare
bevalling iedere fabrieksarbeid worde ontzegd.
Noodig is bovenal, dat de Enquête worde voortgezet.
Noodig is eindelijk dat thans reeds maatregelen worden ge
nomen tol dwangverzekering der werklieden tegen ongevallen,
ziekte en de gedwongen rust des ouderdoms.
Wie dit laatste Staatsvoogdij mocht willen heeten, dien ver
was ik ook hier naar Engeland.
Onder het patronaat van wijlen den edelen graaf Shaftesbury
is thans bij het Parlement daar te lande aanhangig een voor
stel tot invoering eener dwangverzekering voor alle burgers,
niet voor werklieden alleen.
Ieder, man en vrouw, zou, vóór zijn 21e jaar moeten storten
eene som van 10 Pond.
Daarvoor zou ieder, voor zoover hij werkman is of wordt
recht krijgen op eene wekelijksche uitkeering van f 4.80 bij
ziekte, van f 2.40 bij 70-jarigen ouderdom.
Het feit zed, dat een Comité uit het Engelsche Parlement
dit voorstel in behadeling neemt, moet menigeen bevrienden
met een denkbeeld, dat hij den eersten aanblik onuitvoerbaar
schijnt.
Aan het voorbeeld van België behoort ten slotte te wor
den ontleend een maatregel, op de invoering waarvan ten
onzent door mij is aangedrongen in een geschrift, opgesteld op
verzoek der Liberale Unie.
In Belgie namelijk is in Augustus jongstleden een wet tot
stand gekomen op de Arbeidsraden, adviseerende lichamen in den
trant onzer Kamers van Koophandel, raden, saamgesteld uit
patroons en arbeiders, wier voorlichting de overheid tot richt
snoer strekken kan en die aan de beslechting van geschillen
tusschen arbeid en kapitaal kunnen worden dienstbaar gemaakt.
Mij rest nog 11 mijne meening kenbaar te maken over de
Vragen van Practische Politiek, waartoe aanleiding geeft de
verhouding van het Moederland tot de Ko
loniën en de betrekking tusschen Kerk en
Staat.
Met opzet heb ik gewaagd van vragen van practische
politiek.
En daartoe behoort m. i. niet onmiddellijk de invoe
ring van ludisch zelfbestuur, al moet deze desentralisatie gelijk
de scheiding der finantiën tusschen Indie en Nederland den
liberalen als een ideaal voor den geest blijven staan.
Hierop beroep ik mij op een onverdacht getuige, een man
die in verschillleiide gewichtige betrekkingen den staat met
eere gediend en nooit de liberale beginselen verloochend heeft.
In de zitting der Eerste Kamer van 30 Dec. jl. zeide de
heer Fransen van de Putte„Ik las dezer dagen in het Pro
gramma eener Kiesvereeniging: opleiding tot zelfbestuur van
„Nederlandsch Indië.
„Hoe, vraag ik mij af, is dat interichten Wie te roepen
„om daaraan deel te nemen, zelfs in de hoofdplaats Ik weet
„het cijfer niet uit mijn hoofd, maar Soerabaija heeft eene
„bevolking van 6 of 7000 Europeanen, en bijna 200.000
„inlanders. Die Europeanen, grootendeels ambtenaren, zijn
„over de geheele residentie verspreid. Waar moet men de
„elementen vinden, niet voor een adviseerend college, maar
„voor een met beslissende stem? Wie zijn de ingezetenen
„van Nederlansch-Indië wanneer men de van de Regeering
„afhankelijke ambtenaren niet mederekent?
„Het is eene zaak, die zooveel studie en overweging ver-
„eischt, dat ik een bepaald advies nog niet durf uitspreken.#
Gij gevoelt, dat waar bij zoo uitnemend deskundige aarzeling
bestaat, wij ons tienmaal bedenken mogen het zij gezegd
met allen eerbied voor de ontwerpers van programma's al
vorens de debatten gesloten en de zaak rijp ter beslissing te
verklaren.
Uit eigen wetenschap neem ik de vrijheid aan dat getuigenis
van den heer Fransen van de Putte het volgende toe te voegen.
Over de vraagof er in Indië mogelijkheid bestaat tot voor
bereiding of invoering van autonomie voor enkele hoofdplaatsen
is in 1878 door eene Staatscommissie Yerslag uitgebracht.
De Commissie was aan bet gronddenkbeeld gunstig ge
zind maar waarschuwt dat zelfbestuur voor Batavia niet in te
voeren zou zijn, tenzij men
1). gelijk in Britsch-Indië plaatselijke accijnsen hief,
d. i. plaatselijke slagboomen opwierp, hetgeen bij ons te lande
krachtens art. 147 der grondwet is verboden.
2). plaatselijke belastingen op voorwerpen van verbruik
invoerde; d. i. handelde in strijd met het gezond economisch
beginsel, dat die belasting voor de gemeenten bij art. 241 der
gemeentewet heeft doen verbieden.
3heffing in natura (dat wil zeggen belasting in arbeid)
geoorloofd verklare d. i. een belangrijke schrede rugwaarts
deed.
De voorstanders van het Indisch zelfbestuur komen dus
in deze wonderlijke stelling, dat zij lijnrecht tegenovergestelde
beginselen voor moederland en koloniën verdedigen, steeds in
naam van het liberalisme
Hier zijn plaatselijke tolliniën grondwettelijk verboden.
Daar zullen zij geschapen moeten worden.
Hier streven wij naar afschaffing van accijnsen op de eerste
levensbehoeften; zelfs voor het Rijk.
Daar zullen zij zelfs voor de gemeenten moeten verordend
worden.
En om de maat vol te meten, komen bedoelde voorstanders
op nog meer singulier standpunt.
Voor Indië verdedigen zij, te recht, afschaffing van dwang
arbeid als algemeen beginsel, maar dil belet hun niet, steeds
voor datzelfde Indië, aan te bevelen een maatregel (de auto
nomie) die noodwendig tengevolge heeft verhooging van dwang
arbeid.
De stsatsmanswijsheid dezer politiek ligt buiten mijn
bevattingsvermogen.
Veeleer vereenig ik mij met onzen zegsman van zoo even,
den heer Fransen van de Putte die ook zijnerzijds een praclisch
richtsnoer, aan de hand deed in de navolgende bewoordingen
„Is het geene zaak voor alles door bevordering van individueel
„grondbezit, en van het toekennen van agrarisch eigendom,
„de sociale positie van den inlander te verbeteren en te
„verhoogen Is het geene zaak om met kracht het onderwijs
„van den inlander ter harte te nemen Is het geene zaak om
„ook andere quaestiën onder de oogen te zien en toch te
„begrijpen, dat het op den duur niet aangaat, dat een Eu-
#ropeaan, die een stuk grond ontgint, verponding betaalt en
„de inlander landrente; dat een Europeaan, die koffie teelt,
„daarover de vrije beschikking heeft en alleen verzending
„betaalt, terwijl de inlander die koffie bouwt, ze. tegen lagen
„prijs aan het gouvernement moet leveren
Alzoo individueel grondbezit, ouderwijs, vrije arbeid zie
daar het klaverblad van eischen dat de libervle partij stellen
mag en moet zonder met haar verleden hier te lande of ginds
in tegenspraak te komen.
Ten slotte de verhouding van Kerk en Staat.
Wat wij te dien aanzien bezitten, behoef ik u niet te zeggen.
Wij hebben de vrije Kerk in den vrijen Staat
De theocratie, die den Staat in de Kerk het Caesaropapisme,
dat de Kerk in den Staat doet opgaan, zijn beide ten ontzeilt
grondwettelijk uitgesloten.
Zij derhalve, die volledige scheiding van Kerk en Staat
begeeren, moeten wenschen dat de staat van de Kerk zich
losscheure, om haar zich niet bckommere, haar ten eenen male
ignoneere.
Reeds dadelijk wijs ik op eene wonderbaarlijke inconsequentie
van die richting.
Yan dezelfde zijde namelijk wordt begeerd dat de staat de
bizondere d. i. kerkelijke school subsidieeren.
In één adem alzoo verlangt men dat de banden ges'aakt en
tevens nauwer toegehaald worden
Bepalen wij ons echter tot het beginsel zelf heeft men
wel bedacht wat er zoo al aan vast zit aan die volledige
scheiding van Kerk en Staat.
Dit is dunkt mij noodig, want gelijk men aan de vruchten
den boom kent, is het beginsel aan zijne gevolgen kenbaar.
Ik wenseh de voornaamste dier gevolgen op te sommen.
Uit het bedoelde beginsel vloeit voort:
1). Opheffing van de wet op de kerkgenootschappen. Op
een schaakgenootschap of een roeivereeniging hebben wij even
min een afzonderlijke wet.
2). Toepassing van de wet op de vereeniging. Het zedelijk
lichaam, dat kerk heet, valt daaronder, art. 19 dier wet wordt
van kracht. De politie moet bij iedere godsdienstoefening toe
gelaten worden, niet om te bidden maar om te waken tegen
rustverstoring.
3.) Opheffing der theologische facultateiten aan onze hoo<ve-
scholen of wil men liever opheffing der faculteiten voor gods
dienstwetenschap. W at deert den Staat zoodanige wetenschap,
wanneer hij de kerk aan haar lot overlaat?
4). Intrekking van het subsidie aan de niet-Hervormde
kerkgenootschappen tot inrichting van seminariën. De reden is
dezelfde.
5.) Intrekking van art. 22 onzer onderwijswet, waarbij school-
localen, zoonoodig verwarmd en verlicht, voor bet Godsdienst
onderwijs worden beschikbaar gesteld. Zeodanig onderwijs wordt
nu op ongeveer 1/5 van de openbare scholen gegeven. Laat
het vervallen en gij hebt eene grieve te meer tegen de openbare
school.
6.) Intrekking van de verbodsbepaling om het kerkelijk
huwelijk te voltrekken alvorens het burgerlijk huwelijk is tot
stand gekomen. Laat te dien aanzien de vrije hand en gij stelt
het lot der kinderen, uit staatsrechtelijk oogpunt, in de waag
schaal.
7.) Intrekking van het grondwettelijk verbod om openbare
godsdienstoefeningen te houden op andere plaatsen, dan waar
het thans geoorloofd is, (art. 170), of zoodanige vrijheid niet
lichtelijk godsdienstige of liever ongodsdienstige hartstochten
in beroering brengen kan, schijnt minst genomen twijfelachtig.
8.) Intrekking der Besluiten van 1816 en 1852, regelende
het Aed. Herv. Kerkgenootschap, met de daaruit voortvloeiende
boedelscheiding tusschen doleerenden en synodalen. Een punt,
dat men slechts behoeft te noemen om u de ontzaglijke draag
kracht daarvan te doen beseffen.
9.) Intrekking van de thans grondwettelijk verzekerde trac-
tementen aan de leeraren der verschillende gezindheden, (art.
171 Grondw.) De Staat die met de Kerk niets uit te staan heeft,
heeft het nog minder met hare voorgangers.
10.) Intrekking van de artt. 145, 146, 147 onzer straf
wet, waarbij straf wordt bedreigd:
a. tegen hen, die eene geoorloofde openbare godsdienstoefe
ning verhinderen of storen;
b. tegen hen die bedienaren van den godsdienst of voor
werpen van eeredienst beschimpen.
Indien de Kerk den Staat onverschillig is, zijn het hare
leeraren, is het haar ritueel eveneens.
11.) Intrekking van art. 127 der Wet op de Nationale
Militie, houdende telken reis voor één jaar ontheffing van
dienst aan geestelijken en hen, die het worden willen.
Zoo de Staat zich om de Kerk niet bekreunt, heeft hij met
haar personeel niet te stellen.
12.) Afsnijding van de mogelijkheid om door eene goede
wet op de stichtingen, de opeenhooping van goederen in de
doode hand tegen te gaan.
Of langs dien weg de mobilisatie van den bodem tegenge
werkt en de economische voortbrenging aan banden gelegd
wordt, moet den onverschilligen staat mede onverschillig zijn.
Ziedaar ettelijke gevolgen van het beginsel, die ik den licht-
vaardigeu woordvoerders daarvan met ernst en nadruk ter over
weging zou willen aanbieden.
Ik meen met deze uiteenzetting van beginselen aan den
wensch van uw geëerd Bestuur, naar best vermogen te hebben
voldaan.
Veel is daarin meer aangeduid dan uitgewerkt. Bij degroote
en dus vermoeiende verscheidenheid van onderwerpen mocht ik
niet meer vergen van uwe welwillende aandacht een vriendel'jk
geduld.
In ééne zaak slechts hoop ik geslaagd te zijn.
W ij gaan ernstige tijden te gemoet, niet het minst door de
krachtsinspanning van kerkelijke zijde en harer bondgenooten.
De overtuiging, die ik bij u wekken wilde is deze dat zij
ons aaneengesloten als één man moeten vinden.
Ter bescherming der liberale vaan is aller samenwerking
niets te veel, juist genoeg.
Zij beroepen zich op de „ordonnantiën Gods" ten einde den
weg te banen tot eene priesterheerschappij, die haren looden
voet plai ts op den fleren nek van het vrije Nederlandsche volk.
Zij smalen op onze goddeloosheid, vergeteud dat de ware
godsdienst liefde is en liefde eischt.
M ij hebben daar tegenover niets te stellen dan een beroep
op ons goed recht, h«-t heilig recht op eerbiediging Van ieders
overtuiging, onvergankelijk erfdeel der Hervorming, gelijk mede
de roeping van den Staat om dat recht te beschermer).
Zij, zij alleen en ieder voor zich beweren te zijn in het
bezit der uitsluitend zaligmakende waarheid:
Wij vergenoegen ons met te streven naar de eischen eener
geordende samenleving, onder nederige erkenning onzer rnen-
schelijke feilbaarheid.
Hoe hebben wij hunne aanmatiging te keeren?
Laat mij, ter beantwoording dezer vraag eindigen, gelijk ik
voor 5 jaren, bij eeue andere gelegenheid het deed.
Mij dunkt, wij kunnen volstaan met eene treffende parabel
in heriuuering te brengen, waarin Lessing aan onzen Thorbecke
de band reikt.
De Duitscbe wijsgeer zegt
Indien de Almachtige in Zijnereehterhand de reine waar
heid en in Zijne linktrhand het streven naar waar
heid besloten hield, en mij zeide: kies,ik zou ootmoedig
de gave der linkerhand aanvaarden met de woordende reine
waarheid, Heer, is voor u alleen.
Na een pauze vau een half uur, werd aan de vergadering