I. A. LEVY. AMSTERDAHSCHE KR0NIEK~ Amsterdam. Maart 1888. Wordt Vervolgd. wa§, thans moet zelfs de heugenis daaraan zijn weg gevaagd. Van de staatkundige richting des heeren Harfsen door eene klove gescheiden, zijt gij met die des heeren van der Kaay in het wezen der zaak eenstemmig. Wilt, nu er een zetel op het spel staat, uitsluitend uwe aandacht wijden aan hetgeen U met hem vereent warme liefde voor beslist liberale beginselen. Wilt U schaven om de oude vaan onzer richting, die thans in uw district wordt bedreigd. Herinnert U hoe zijne beproefde hand haar nooit liet glippenhoe zijn woord in ons Parlement ontzag voor onze beginselen zal weten te wekken. Herhaaldelijk reeds mocht ik uwerzijds het blijk ont vangen van een hooggewaardeerd vertrouwen. Daarvoor betuig ik u mijn oprechten dank. Aan uwe heuschheid mijwaarts echter kunt, en, ik ben er zeker van, zult gij de kroon wel willen opzetten door op rar. W. van der Kaay uwe stem uit te brengen. In het aantal onzer geestverwanten, dat aan mr. W. van der Kaay de zege verschaft, ontbreke dan ook niet ééne stem. Zwaar zou op hem, die thans van de stembus wegblijft, de verant woordelijkheid drukken. Laat mij vast mogen vertrou wen, dat gij, door dergelijk verzuim, noch haar beloo- peD, noch mij ernstig grieven zult willen. „Zou je het durven en kunnen gelooven, Gijsbrecht, als je het niet zwart op wit voor je hadt, dat de antirevolu tionaire Standaard den hoofdman der socialisten, F. Domala Nieuwenhuis in eigen persoon, gaat aanbevelen voor d6 Tweede Kamer?" Met dien uitroep, ol liever die met horten en stooten, al hijgend en blazend uitgestamelde woorden, trad mijn oom Floris gisterenavond schrikkelijk opgewonden mijn stille schrijfcel binnen. Mijn oom Floris doet geweldig druk aan de politiek, veel meer dan voor zijn ziels- en gemoeds rust wenschelijk isen vooral die verkiezing te Schoter- land trekt hij zich bijzonder aan. Hij dweept met onzen stadgenoot Heldt, en zou geloof ik een beroerte of zoo iets krijgen, als Domela Nieuwenhuis, zijn nachtmerrie, gekozen werd. Hij hield een nommer van de Standaard in de hand en vouwde het zenuwachtig bevend open. „Aanbevelen herhaalde ik, bedaard mijn pen neerleg gend," de Standaard Domela Nieuwenhuis aanbevelen aan de antirevolutionaire kiezers in Schoterland? Kom, kom, oompje dat zult ge mis hebben „Nu ja, wel niet rechtstreeks en onbewinpeld aanbeve len, maar toch verreweg het tegendeel van bestrijden", her nam mijn oom, iets kalmer; „veeleer een goedkeurende berusting in het besluit der Schoterlandsche kiesvereeniging. Elk middel om Heldt te weren, is dat vrome blad en zijn vrienden goed genoegen zij zouden Satan in eigen per soon in de Kamer brengen, om er een liberaal uit te houden't Is laag, 't is schandelijk, 't is Maar hier heb je het blad zelflees en oordeel." Oom stelde mij de oorzaak zijner ergenis ter hand, en vond nu eerst tijd om zich neer te zetten en eens uit te vonkje medelijden voor u en uw lot verliest. Gelooft gij dan werkelijk, dat een verstandig mensch uwe beweringen geloof schenkt Hebt gij, als wildstrooper algemeen bekend, den houtvester, die sterk op u loerde, niet eerst weinige uren voor den moord den dood toegezworen „Ja, ja," antwoordde de veroordeelde verslagen. „Zijt gij niet dicht bij de plaats, waar de moord is geschied, door verschillende getuigen gezien geworden?" vroeg de rechter met onverbiddelijke hardvochtigheid „Paste de in het lijk gevonden kogel niet precies m den loop van de buks die gij volgens uw eigen bekentenis in dien nacht bij u gedragen hebt Ga, gij zijt een leugenaar manHet is eene laagheid, in het aangezicht van den dood nog te liegen De veroordeelde mat hem met een gloeienden, hartstochtelijken blik, daarna beet hij zich met geweld op de lippen en liet het hoofd zakken. Koel en vormelijk wendde de rechter zich nu tot zijn on dergeschikte en beval hem het vonnis voor te lezen. Gedurende de lezing bleef de veroordeelde stom en onverschillig; geen spier van zijn gelaat verried, of hij den inhoud er van ook begrepen had. Daarop vouwde de klerk het document, waaraan het gerech telijk zegel hing, weder dicht. De rechter haalde nu zijn hor loge te voorschiju en wierp er een blik op. „Ik laat u nog een uur tijd," zeide hij tot den veroordeelde. „De geestelijke van uwe woonplaats is bereid, u den laatsten geestelijken troost te verstrekken, gebruik naar krachten den u nog vergunden korten tijd, om u met God te verzoenen." Hij wendde zich toen naar de deur en verliet met den klerk de donkere cel, waarheen nu van buiten het geluid van vele stemmen doordrong. Ook de gevangenisbewaarder verliet de cel en sloot die. Alleen de beide wachters bleven bij de deur staan. De gevangene had al dien tijd nog geen teek en van leven gegeven. Eerst toen de deur der cel gesloten was, hief hij het hoofd op en keek den geestelijke aan, die met gevouwen han den naar hem toetrad. „Een uur nog, een enkel uurfluisterde de ter dood ver oordeelde met verwrongen, loodkleurige lippen, terwijl hij over zijn geheele lichaam beefde. Slechts werktuigelijk bracht hij deze woorden uit, want zijne gedachten vertoefden in dit oogen- blik ver van deze vreeselijke plaats. In zijn geest zag hij zich verplaatst in zijn ouderlijk huis. Hoe dikwijls was hij in dien gelukkigen tijd naar zijn vrouw Margriet gewandeld, toen zij met elkander verloofd waren. Twee volle uren had hij telken male te voet moeten afleggen, want zoo ver was het dorp, waar blazen. Ik nam, ik las, en ik moest oom Floris gewonnen geven. Het entrefiletje onder het opschrift „Schoterland" in de Standaard van Vrijdag 16 Maart gaf hem volkomen gelijk. Dr. Kuyper, de ««^'-revolutionaire bij uitnemendheid, kan het, in zijn feilen haat tegen al wat liberaal heet, niet van zich verkrijgen, den verklaarden apostel der revo lutie rondweg te bestrijden, en vindt de keus zijner Schoter- landers zelfs zeer logisch. Een paar dagen geleden had ik wel hier eu daar in de bladen een bericht gevonden, dat niet Heldt maar wel Domela Nieuwenhuis door de anti revolutionaire kiesvereeniging in Schoterland gesteund zou worden, doch ik had hierbij öf aan een abuis of aan een verkiezingsgrap gedacht. Doch hier in de Standaard had ik de bevestiging van het ongelooflijke bericht dan toch voor mijzwart op wit, zooals oom Floris gezegd had. Het perfide stukje is nauwelijks het vierde van een kolom grootmaar het zal meer verbazing en ergernis wekken daD menig boek van honderde bladzijden. De aap komt al dadelijk uit de mouw door de fluweelzachte, vergoelijkende manier, waarop in het geheele stukje over Domela Nieuwen huis gesproken wordt. In den aanhef heet hij al dadelijk Heldts „competitor"; en als de anti-revolutionaire Schoter- landers, die misschien hun Latijn niet best bijgehouden hebben, aan dominé of dokter vragen- om inlichting over dit stadhuiswoord, dan krijgen zij te hooren, dat het „mede dinger" beteekent. Mededinger, hoe zachthoe blom zoet En die mededinger is, volgt er onmiddellijk op, „zeer beslist sociaal-democratische gevoelens toegedaan.* Toegedaan is" het niet om te schateren En dat wordt gezegd van den leider, de ziel, de verpersoonlijking der socialistische beweging in ons vaderland, van den man die wegens zijn verguizen van onzen geëerbiedigden Koning tot celstraf veroordeeld werdVerbeeld u, dat men van Dr. Kuyper ging schrijven, dat nij iemand is die zeer beslist de christe- lijk-historische beginselen is „toegedaan," alsof het den minste der broederen in den Heere goldOpmerkelijk is het voorts, dat de naam van Domela Nieuwenhuis in het geheele stukje niet genoemd wordt. Heldt's „competitor,* dat is al De Standaard wascht zijne handen in onschuld. „De ver antwoordelijkheid voor dezen stap blijft natuurlijk geheel binnen de grenzen van het district Schoterland," zegt hij eenvoudig. In plaats van als leidend hoofdorgaan der partij, te waarschuwen tegen de verkiezing van den aanvoerder der socialisten ten onzent, laat het blad kalmpjes Gods water over gods akker loopen, en wordt den Schoterlanders alleen toegevoegd dat hun besluit wel wat „bedenkelijks" heeft. Bedenkelijks, anders niet. En in den volgenden volzin wordt datzelfde bedenkelijke besluit toch óók weer logisch genoemd. Dat zoogenaamd „logische" in de verkiezing van Domela Nieuwenhuis en de verwerping van Heldt, maakte mijn oom Floris bijna razend. Want, wordt er van de anti revolu- tionnaire strijders voor het socialisme in Schoterland ge zegd, „durven zij het aan, om het denkbeeld van herstem ming zóó straf en streng op te vatten, dat ge in elk geval moet stemmen, en nooit moogt stemmen op de partij die dreigt meerderheid tegenover u te worden, natuurlijk, dan ligt er logica in." Ja, natuurlijk; antirevolutionnairs natuurlijk altijd. Heldt is een liberaal en dus dan nog liever een socialist I Deze lieden zouden Judas Iskarioth naar het Binnenhof sturen, als hij hun maar hamer en spijkers gaf, om den „liberalist" op het kruishout te na gelen Waarachtig, het monsterverbond begint monster achtige, walgelijke proportiën aan te nemen. Bij die lieden zijn hartelief woonde, verwijderd van zijn ouderlijk huis. Maar wat beteekende zulk een afstand voor zijn sterk lichaam en zijn vurig minnend hart De weg was moeielijk geweest, want hij moest menige berghoogte beklimmen, voor hij Margriet's geboorteplaats kon bereiken. Dan was een uur voor hem ook slechts een kort tijdsverloop. Maar nu, nu had een uur voor hem alles te beteekenen het was het laatste, wat hem levend op deze wereld was geschonken De zachte stem van den geestelijke schrikte den ongelukkige op uit zijne droomen. „Ja, zoo, mijnheer pastoor, zijt gij het,* zeide hij met haperende stem, terwijl hij hem aarzelend zijn rechterhand toestak. Maar de oude man vatte zijn hand giet warme hartelijkheid, terwijl diepe weemoed op zijn gelaat stónd te lezen. „Zoo zien wij elkander weder," fluisterde hij, door smart ontroerd, „mijn arme, arme jongen, en ik heb u gedoopt en uit de school ont slagen en nog geen jaar geleden heb ik u met een lieve vrouw getrouwd, en nu is het zoo ver; zie Martin, dat breekt mij bijna het hart!" Het hoofd van den veroordeelde zonk nog dieper op de borst „O, pastoor, God weet het; ik ben onschuldig", was alles wat hij kon uitbrengen. De eerwaardige oude man had intusschen zijn eigen smart overwonnen. „Het hoofd omhoog, beste jongen, in zulk eene zware ure moet gij mannelijke kracht bezitten,* zeide hij. „Ik breng u den laatsten groet van uwen vader, hij zelf kon niet komen, het heeft hem het hart gebroken, de geschiedenis met n, meende hij, de oude man." „O vader kermde de ongelukkige, „kunt gij mij de schande vergeven, die zij door mij uw goeden naam aandoen, en ik ben toch onschuldig, pastoor." Deze scheen op zijn laatste woorden niet te letten. „Maar ik heb het bij de heeren van het gerecht doorgezet, dat gij uw Margriet nog eenmaal moogt zien, Martin, zij wacht buiten met uw jong geboren zoon." „Margriet, mijn vrouw, mijn kind snikte de ongelukkige, terwijl hij vol verlangen de beide geboeide handen naar de deur uitstrekte. „Ik mag haar zien, beiden; o God, mijn kleine arme jongen, ik heb hem nog niet eens gezien". „Alleen moet ik vooraf met u nog een enkel woord spreken," meende de oude man, zeer ernstig. „Het zal niet lang duren, ik kan mij voorstellen, hoe uw hart er naar verlangt, uw vrouw nog eenmaal te zien, maar „O, pastoor," riep de jonge boer uit, „zij hebben mij mid den in den nacht van haar gerukt en sedert heb ik haar niet is alles mogelijk. Wie zou liet ooit geloofd hebben de candidatuur van den heftigsten voorstander der Revo lutie gesteund door hen, die de bestrijding der Revolutie tot hun levensleus hebben gekozen, alleen omdat de man hun geestverwant is in haat tegen de liberalen, alleen in de hoop, dat hij in de Kamer als stormram dienst zal doen tegen die gehate, vervloekte, ja, het woord moet er uit, tegen die verdoemde liberalenHoe diep is een party gezonken, die door zulk een doel haar middel, ook het laagste en schandelijkste, geheiligd achtBah En indien de liberalen in Schoterland niet ter dege oppassen en bij do herstemming aanstaanden Dinsdag als één man opkomen, heeft het infame spel alle kans van slagen. Immers, bij de verkiezing op 6 Maart, toen de vereischte meerderheid 1223 bedroeg, kreeg Heldt 1062 en Domela Nieuwenhuis 769 stemmen, terwijl er 587 stemmen op den anti-revolutionnairen caDdidaat De Vries werdeu uitgebracht. Stemmen deze laatsten nu allen op Nieuwenhuis, dan staan de kansen van Heldt en Nieuwen huis als 1062 en 1356 en wordt laatstgenoemde met groote meerderheid gekozen. Maar het is bijna niet te denken, dat de geheele anti-revolutionnairo groep in Scho terland aan het onteerend commando van hare kiesver eeniging gehoorzaam zal zijn. Wij spraken er nog lang over, oom Floris en ik, ook over de kansen der herstemmingen in 't algemeen. De hoofdstad heeft gelukkig niets te verliezentusschen De Beaufort en Yeegens zijn geen principieele verschillen in 't spel, beiden behooren onvoorwaardelijk tot de liberale partij. Het schijnt tamelijk zeker, dat eerstgenoemde, evenals bij de eerste stemming, (Beaufort 5561, Veegens 5415), ook bij de herstemming het hoogste cijfer zal ver krijgen en dus gekozen worden. Dan volgt er later nog een nieuwe verkiezing indien Heldt te Schoterland geko zen wordt, daar hij verklaart heeft in dit geval voor het Friesche district te zullen opteren, en wellicht óók voor een lid in de plaats van den hoer Tak van Poortvliet, die hier gekozen is en tevens te Middelburg in herstemming kwam; het is echter nog niet bekend, welken zetel hij dan zal aannemen. Ondertusschen krijgen de Amsterdamsche kie zers tegenwoordig heel wat hooi op hun vork: 6 Maart verkiezing voor de Kamer, 9 Maart verkiezing voor de Provinciale Staten, 20 Maart herstemming voor de Kamer, en dan wellicht weer eene nieuwe verkiezing, die ook al weer tot eene herstemming kan leiden. Dit moet zelfs voor den ijver der nieuwe kiezers (en die zijn ijverig wel wat te afmattend wezen. En wat moet er nu van de regeering en de wetgeving wat moet er van 's lands zaken in het algemeen worden, nu de liberale partij bij de stembus de nederlaag geleden en de clericalen de overwinning behaald hebben", vroeg mijn oom Floris hoofdschuddend en twijfelmoedig. „Is er één lichtpunt in de meerderheid der kerkelijke partijen te vinden En tot antwoord op die even verklaarbare, als gewichtige vraag, nam ik uit mijn boekenkast het Januari-nommer van de Gids en las ik hem uit het veel besproken opstel van Prof. Buys over „Teleurstellingen en Verwachtingen" deze eene, profetische bladzij voor: „Geen van de moeilijkheden voor welke de oude Kamer zwichtte vindt de nieuwe uit den weg geruimd en juist deze omstandigheid maakt de haar opgelegde taak zoo zwaar. Zeer in het bijzonder geldt dit voor den schoolstrijd. Hoeveel weerzin die eindelooze strijd ook moge opwekken, het is volkomen zeker dat hjj zich niet ter zijde laat schuiven, volkomen zeker ook, dat er hier te lande aan geen gezonde organisatie van politieke partijen gedacht meer mogen zicnlc „Maar luister/ ging de geestelijke voort, „voor gij afscheid neemt van uwe vrouw, moet gij u met God verzoenen. Wat heeft de duur van een menschenleven te beteekenen in verge lijking met de eeuwigheid, zijn daar niet duizend jaren gelijk één dag. Kom, zeg het den ouden man, die het altijd goed met u gemeend heeft, dat gij berouw gevoelt over uwe zonden, beken, beste jongen I* De grootste vertwijfeling stond uitgedrukt op het verwrongen gelaat van den veroordeelde. „O, gij gelooft mij toch niet, en het is de waarheid, dat ik het niet geweest ben.* De oude man zag hem ontzet aan. „Rampzalige, wilt gij nog loochenen in het oogenblik van het gerechts Maar met snikkende stem viel de andere hem in de rede. „God weet het, heer pastoor, ik heb de waarheid gezegd; wel is waar, is het mijne verdienste niet, dat ik onschuldig ben, want ik mocht Anten volstrekt niet lijden, en wanneer ik hem het eerste had aangetroffen, dan Hij zweeg, terwijl bij de herinnering aan het verleden de toorn nog in zijne oogen fonkelde. „Ik was het niet, waarach tig niet,* weeklaagde hij. „Ik ontmoette Wolfenstein in het woud bij het lijk; wel is waar, was Rij weg, nog voor ik hem kon aanroepen, maar hij weet, dat ik een scherp gezicht heb en hem herkend heb." „Rampzalige, gij beweert nog altijd dat onze genadige heer graaf, den houtvester Anton zou hebben doodgeschoten riep de geestelijke ontsteld uit. „God stratfe mij, wanneer het niet waar is," luidde het be sliste antwoord. „En dat zegt gij in het oogenblik dat de dood u wacht, mensch De veroordeelde kreunde. Onschuldig moet ik sterven, zij slachten mij als een ellendig dier," jammerde hij. „Ontzettend zou het zijn," stamelde de oude man. Eens klaps vatte hij de geboeide handen van den jongen boer. „Mar tin, ik bezweer u bij den levenden God, hebt gij mij niets te bekennen?" De ander, niet in staat te spreken, schudde het hoofd. In dit oogenblik werd de deur geopend en trad achter den cipier een vrouw binnen. Toen de gevangene de vrouw zag riep hij op hartverscheurenden toon uit„Margrietterwijl hij zijne armen uitbreidde.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1888 | | pagina 2