Mratsii- En vergeef ons onze scholden! Donderdag, 12 April 1S8S. 31ste Jaargang. Ho. 2184. 0 N D E R \V IJ S. JACHT en VISSCHERIJ. RUST. UitgeverJ. W I N K E L. Bureau: SCIIAGËX. laan, I), 5. Gemeente Scha gen, Bekendmakingen. V a c c i n e. den 20 dezer. SCHA G E R COURANT. Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Zater dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEB- TENTIÉN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN èén dag vroeger. Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVEBTENTIËN van 1 tot 5 regels fO.76; iedere regel meer f O.II Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Burgemeester en Wethouders van Schagenbrengen ter ken nis der ingezetenen dat door den plaatselijken geneesheer Dr. I*. de Boer, ten diens huize aan de Laan alhier, kosteloos zal worden ingeënt op Vrijdag, 13 dezer des namid dags ten 2- ure. Schagen, 10 April 1888. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. LANGENBEBG. de Sectretaris, DENIJS. Burgemeester en Wethouders van Schagen, brengen ter ken nis van de ingezetenen le. dat het toelaten van nieuwe leerlingen, op de openbare lagere school aldaar, zal geschieden op den eersteil Mei a. S en als dan kunnen worden toegelaten de kinderen, geboren in het jaar 1882 2e. dat de ouders die hunne kinderen wenschen toegelaten te zien, daarvan aan het Hoofd der School, den Heer Kloeke, kennis moeten geven, vóór den 25 dezer, met overlegging van geboorte- en vaccine-bewijzen der nieuwe leerlingen 3e. dat verzoeken om kosteloos onderwijs voor de nieuwe leerlingen, moeten worden gedaan ter gemeentesecretarie, VÓÓr Schagen, 10 April 1888. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. LANGEN BERG. de Secretaris, DENIJS. Roman van GEORGE HöCKER. 8.) IV. Voor wij ons verhaal voortzetten, zal het noodig zijn den lezer op de hoogte te brengen van de misdaad, welke de eenige zoon van den grooten boer op het schavot had moeten boeten. Wij weten reeds, dat zijn vader Severiu in het dorp Wolfenstein de grootste boerderij en de heerlijkste vel den en weiden bezat. Deswegen had Martin als de eenige zoon van zulk een rijk man het zeer goed kunnen hebben; niet ten onrechte hadden de meeste knapen hem van jongs af benijd. Wie zou hebben kunnen vermoeden, dat de krachtige, flinke Martin, die door het geluk verwend was, en nauwelijks een jaar geleden de echtgenoot werd van een even welgesteld als wegens hare schoonheid en degelijkheid begeerenswaardig meisje, midden uit het zorgelooze, van geluk stralende leven zou worden weggerukt en zijn laatste levensdagen zou slijten in een kerkercel. Eigen schuld was het evenwel, die den knaap zoover gebracht had. In de bosschen rondom Wolfenstein was van eeuwen her overvloed van wild en ook reeds sedert menschenheugenis waren de boeren der om en midden in het mijlen zich uitstrek kend woud, verstrooid liggende dorpen, hekend geweest als evenzoo doortrapte als gevaarlijke wilddieven. Een der koudste en stoutmoedigste onder hen was ongetwijfeld geworden de eenige zoon van den grooten boer. Geen wonder, dat de jonge houtvester Anton, de gezworen tegenstander was geworden van den overmoedigen boerenknaap. De afkeer van den groenrok tegen Martin was nog aanmerkelijk versterkt, toen deze de ge heime geliefde van den jager tot zijne vrouw maakte. Herhaal delijk had de haat zich verklaard, wanneer de minnaars elkan der in de dorpsherberg ontmoetten; dan hadden beiden in te genwoordigheid van het publiek elkander de grofste verwen- schingen naar het hoofd geslingerd en van woorden was het menigmaal tot handtastelijkheden gekomen. In zulke gevallen had de houtvester tegenover den gespierden, sterken jongen hoer steeds aan het kortste einde getrokken en met verbeten woede het hazenpad moeten kiezen. Al de mannen en knapen die dikwijls genoeg getuigen waren van zulke opstootjes, hui verden voor de mogelijkheid, dat de beide doodvijanden een maal, met de geladen buksen in de hand, in het diepst van Burgemeester en Wethouders van Schagen, brengen ter alge- meene kennis, dat vergunning voor de uitoefening van den kleinhandel in sterken drank is verzocht door Pieter van Sti- priaan, voor perceel No. 1 van wijk H, aan de Nes alhier. Schagen, 10 April 1888. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. LANGEN BERG. de Secretaris, DENIJS. Burgemeester der gemeente Schagen, brengt ter kennis van de ingezetenen, dat de aanvragen ter bekoming van jacht en vischacten en van kostelooze vergunningen tot uitoefening der visscherij voor het saizoen 1887/88, ter Secretarie voor de belanghebbenden ter invulling verkrijgbaar zijn, dagelijks, Zon en Eeestdagen uitgezonderd, des voormiddags van 9 tot 12 ure. Schagen, 10 April 188S. De Burgemeester voornoemd, G. LANGENBERG. Enkele woorden hebben zoo'n diepen zin en wekken daarbij aangename voorstellingen op. Onder dezulken be hoort ook het woord, dat boven dit opstel staat. Wat een heerlijk vooruitzicht voor den vet moeiden reiziger, wanDeer hij denkt aan de rust, dio hem wacht. Dat vooruitzicht doet hem voor eene wijl zijne vermoeienis vergeten, en hij, die bijna daaronder bezwijkt, zal nieuwen moed krijgen. Nogmaals spant hij al zijne krachten in en bereikt zijn doel. De rust, die hij dan geniet, is niet alleen welkom, maar geeft daarenboven een aangenaam gevoel bij 't besef, dat men alle recht op die rust had, dat men ze werkelijk ver het woud elkander zouden ontmoeten; want ongetwijfeld zou er dan een ongeluk plaats hebben. Eerder dan men dacht, werd het duister vermoeden be vestigd. Op zekeren morgen was de houtvester Anton met een gapende kogelwonde in het hart, dood in het woud gevonden, nadat hij nog op den avond van te voren in de dorps herberg met zijn vijand een hevigen twist had gehad, die als gewoon lijk niet ten zijnen gunste afliep. Alle gegevens deden ver moeden, dat Martin, dien men bovendien nog ouder zeer verdachte omstandigheden bij de plaats des onheils had aan getroffen, de moordenaar was. Hij werd in hechtenis genomen en trots zijn hardnekkig ontkennen werd tegen hem procesver baal opgemaakt. I'it laatste zoowel als het trotsche optreden van den jongen boer voor het gerecht, bewogen den Vorst van het land, in weerwil van het smeeken en jammeren der jonge vrouw en van den trotschen, radeloozen vader des veroordeelden, dezen geen genade te scheuken, maar het gerecht zijn loop te laten Al het overige is den lezer reeds bekendhij weet, hoe het afscheid van den geliefden man de teedere gezondheid van vrouw Margriet had aangegrepen en dat zij bewusteloos in de kerkercel was neergezonken, toen men met ruw geweld den veroordeelden echtgenoot van haar had weggerukt. Door een zware, hevige koorts overvallen, was de onge lukkige vrouw door den geestelijke naar het huis van haren schoonvader, den grooten boer, gebracht. Nu lag zij in de kleine kamer, die sedert haren intrek in de hofstede haar slaapkamer was geweest. Dagelijksch kwam de arts, maar hoe ervaren en kundig hij ook was, hier, bij het ziekbed der jonge, afgemartelde vrouw, leed zijn kunst jam merlijk schipbreuk. „Dat is een koorts, die een paard zou dooden, gezwegen dus van zulk een tenger, zwak ding," zeide bij op zijnen eigenaardigen flegmatieken toon tot den deelne- menden dorpsgeestelijke, wanneer bij van een bezoek op Kat- zenbergeris hoeve terugkeerde. „Zoo, er is dus geen hoop meer vroee de geestelijke, „de arme kleine knaap zal dus werkelijk vader- en moeder loos worden, nog voor hij den tijd gehad heeft met bewustzijn zijne ouders te aanschouwen." De arts haalde de schouders hoog op. „Er zal niet veel aan te veranderen zijn," meende hij, „bij zulk een hevige koorts kan alleen een wonder redding aanbrengen en zulk een wonder zou ik noemen, als men haar heur man kon terug geven doch nu zie ik geen anderen uitwegnu wij willen der arme vrouw ook die rust gunnen wat moet voor haar het leven nog te beteekeuen hebben? diende. De spreuk luidt dan ook; „na volbrachten arbeid is 't goed rusten." Zie dat bijvoegelijk naamwoord niet over 't hoofd. Er staatna volbrachten arbeid. De reiziger mag die rust genieten, als hij aan 'tdoel zijner reis is gekomen, d. i. wanneer hij zijne taak heeft volbracht. Zoo lang men nog niet zoover is, mag men redelijker wijze niet rusten. „Rusten op zijn lauweren." Zoo luidt een andere spreuk. Ook dit is aan vele bedenkingen onderhevig. Vooreerst beschouwt menigeen reeds als lauweren, wat nog maar de beginselen daarvan zijn, en verblind door dien waan, verbeelden ze zich de overwinning reeds behaald te heb ben. 't Natuurlijk gevolg is, dat de vijand, loerende op eenig voordeel, die onverdiende rust bemerkt en er zijn voordeel mede doet, door het begin der overwinning in een nederlaag te veranderen. We hebben in den laatsten tijd zoovele dagen van strijd doorleefd, dat het werkelijk een verademing is, wanneer men mag zeggen, dat de strijd is geëindigd, Daar is veel en fel gestreden en niet altijd met even eerlijke wapenen. Wanneer de jager allerlei listen gebruikt, om het wild machtig te worden, dan kan hij naam verkrijgen door zijne bedrevenheid in 't vak, maar iets anders is 't, wanneer 't menschen geldt, bij wie eerlijkheid nummer een behoor de te zijn. Enfin 1 hoe 't zij, de slag is geleverd. Juichtoo- nen zijn er aangeheven en menige klacht van teleurgestelde verwachting is er gehoord, maar in alle gevallen is 't gedaan. En moet er nu rust genomen worden. Een mensch is geen machine, die maar onafgebroken zich voort beweegt. Juist daarom is't een waar woord: „na actie komt reac tie." Zou nu reactie ook met rust gelijk staan. Na gewel dige inspanning en overspanning van zenuwen of spieren volgt verslapping en niet zelden verlamming. Dat zqn de heillooze kenteekenen der reactie, die zich niet zelden voordoen. Op die wijze beschouwd, kan rust gevaarlijk worden. Ieder van welke zijde ook, die meent, eene overwinning behaald te bebben en uitgaat van 't idee, dat hem nu rust toekomt, zal voorzeker de noodlottige gevolgen ondervin- Voor den kleinen jongen vrees ik niet - hij schreeuwt als een wildeman en eet voor drie die zal het wel te boven komen en ten slotte is zijn grootvader er ook nog." Op dit bescheid van den arts zuchtte de geestelijke. Hij trachtte den grooten boer, zoo goed hij kon, op het ergste voor te bereiden, maar bij dezen vond hij slechts in zeer geringe mate gehoor. De oude man staarde hem met groote oogen aan en knikte slechts zwijgend met het hoofdzijn tande- looze mond bewoog zich wel heen en weder en het was, alsof hij iets zeggen wildedoch eerst na verloop van een paar dagen zeide hij op eens „Het is waar, het zou voor ons allen het beste zijn, wanneer wij sterven konden Sedert zij mijn armen jongen daar ginds in de stad vermoord hebben, zou ik het liefste in het graf liggen, doch zoo is zijn bloed nog niet gewroken en dat mag niet en wanneer er een God in clen Hemel is, dan zal Hij het zoo bestieren, dat Mar griet weder hersteld, of „Of?" vroeg de oude geestelijke op bestraffenden toon. De groote boer lachte zonderling en wendde hem eensklaps den rug toe. „Of!".. bromde hij in zich zeiven, zonder uit te spreken, wat hij dacht. Op den derden dag, nadat de jonge man onthoofd was ge worden, was door bemiddeling van den geestelijke aan Severin Katzenberger toegestaan geworden, het lichaam van zijn zoon in stillen eenvoud op het dorpskerkhof te begraven. Toen op den morgen van den dag de knecht met de dicht gesloten lijkkist uit de stad terugkeerde, was het halve dorp op de been en had zich verzameld voor de hofstede van den grooten boer. Deze laatste gedroeg zich als een razende. Toen hij nu de ruw ineengevoegde, uiet zwarte verf bestreken planken zag van de laatste plaats, waarin zijn eenige rustte, dien hij slechts had gekend als een stevigen, gezonden jongen, toen had hij eerst de hoegrootheid en de zwaarte van zijn ongeluk beseft; met geweld stortte hij zich op den wagen en trots de massa volk, die om hem heen stond, wilde hij de lijkkist openen, om nog eenmaal zijn jongen in het doode gelaat te zien; maar beide ben den landjagers, die den wagen begeleid hadden, ston den dit niet toe. Voorzichtig, doch met nadruk hadden zij den boer van de lijkkist neg getrokken. Ook de geestelijke had bij den grooten boer er op aange drongen, zich bedaard te houden en zijn zwaar lot als een man te dragen. Wel is waar met weinig gevolg, maar hij had ten minste toch bereikt, dat Severin afzag van zijn gr iwzaam voorrn men, en zich er mede vergenoegde, naast den geestelijke achter de lijkkist te mogen loopen, die gedragen werd door

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1888 | | pagina 1