En vergeef ons onze schulden! Zondag, 15 April 1888. 31ste Jaargang. Ho. 2185. A1STERDAMSCHE KRONIEK. Uitgever: J. WINKEL. Bureau: SCHAGEJV. Laan, 5. Gemeente Schagen Bekendmakingen. ONDER W 1.1 S. den 20 dezer. SCHAGER COUR IIAIT. Italië- i ia Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater dagavond. Bij inzending tot 'b middags 12 ure, worden ADVER- TENTIÉN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIÊN van 1 tot 5 regels f0.75; iedere regel meer f0.IS Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Burgemeester en Wethouders van Schagen, brengen ter ken nis van de ingezetenen le. dat het toelaten van nieuwe leerlingen, op de openbare lagere school aldaar, zal geschieden op den eersten Mei a. S en als dan kunnen worden toegelaten de kinderen, geboren in het jaar 1882 2e. dat de ouders die huune kinderen wenschen toegelaten zien, daarvan aan het Hoofd der School, den Heer Kloeke, kennis moeten geven, vóór den 25 dezer, met overlegging van geboorte- en vaccine-bewijzen der nieuwe leerlingen 3e. dat verzoeken om kosteloos onderwijs voor de nieuwe leerlingen, moeten worden gedaan ter gemeentesecretarie, vóór Schagen, 10 April 1888. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. LANGEN BERG. de Secretaris, DENIJS. JACHT en VISSCHERIJ. Burgemeester der gemeente Schagen, brengt ter kennis van de ingezetenen, dat de aanvragen ter bekoming van jacht en vischacten en van kostelooze vergunningen tot uitoefening der visscherij voor het saizoen 1887/88, ter Secretarie voor de belanghebbenden ter invulling verkrijgbaar zijn, dagelijks, Zon en Feestdagen uitgezonderd, des voormiddags van 9 tot 12 ure. Schagen, 10 April 1888. De Burgemeester voornoemd, G. LANGENBERG. K 8 11M I S. Burgemeester en Wethouders van Schagen, brengen ter alge- meene kennis, dat de Raad heeft besloten, dat de kermis in deze gemeente zal plaats hebben en invallen op Zondag den jRoman van GEORGE HöCKER. 9.) IV. „Maar lieve vriend," zeide de dorpsgeestelijke op hartelijken toon tot hem, wanneer er iets valt te wreken, laat dat over aan God het past u niet hier voor de verzamelde menigte het oproer te prediken bedenkt dat gij de dorpsschout zijt De andere deed een heesclien lach hooren, doch het was een lach die den hoorders een rilling door het lichaam joeg. „Ja, laat dat over aan God," riep hij op krijschenden toon uit, „dan is mijnheer de graaf het beste er aan toe Heeft mijn arme jongen zich ook niet op 's hemels hulp verlaten en nu ligt hij dood en stijf in het graf Neen, neen, men scheldt mij niet te vergeefs voor den grooten boer, ik zal mijn naam ophouden, en wee den moordenaardaarbij hief hij dreigend den vuist op in de richting van het slot „ik zal niet rusten, tot ik het hem vergolden heb en opdat gij het zult weten," voegde hij er dadelijk aan toe, „mijn ambt als schout leg ik neder, heden nog, in dit uur een ander mag de eer hebben van met mijnheer den graaf om te gaan het kan voor n geen eer meer zijn, mij tot uwen schout te hebben, nu mijn jongen onthoofd in zijn graf ligt „HohoHoe dat zoo," klonk het van verschillende zijden. „Kom, wees verstandig, Severin, juist nu, dat het ongeluk gebeurd is, moet gij het hoofd fier omhoog houden,* meende een bloedverwant van hem. „Wij zijn trots op u,* voegde een derde er aan toe, „gij zijt nu nog, evengoed als te voren, de rijkste man uit den omtrek juist nu moet gij onzen schout blijven.' Maar de groote boer schudde halsstarrig het hoofd „Ik wil niet," zeide hij kortaf, en zich uitrekkende, scheen hij eens klaps weder de oude, ongenaakbare man te zijn geworden. „Dat ik u een begravenismaal zal geven, spreekt van zelf,* zeide hij op gedempten toon, terwijl hij het vermeed, iemand in de oogen te zien. „Men heeft verboden het lijk van mijn zoon 17en Junij a. s. des namiddags ten 4 ure om te eindigen op Zondag 24en daaraanvolgende. Schagen, 13 April 1888. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. LANGENBERG. de Secretaris, DENIJS. Indien alles volgens den gewonen regel ware gegaan, hadden wij de vorige week ons mogen verheugen in een achtdaagsch verblijf van de Koninklijke familie binnen de hoofdstad. Die aanwezigheid van het vorstelijk gezin in het overigens een. geheel jaar ledig en ongebruikt staande paleis op den Dam, geeft altijd een opgewekte, vroolijke week voor Amsterdam, eene aangename afwissseling tus- schen de eentoonige wentelingen van het alledaagsche leven. Doch naar men weet, verbood 's Konings wanke lende gezondheid dezen keer het gewone jaarlij ksche uit stapje naar Amsterdam, en wij hadden ons dus in het onvermijdelijke te schikken, hoeveel leed het ons ook deed. Want Amsterdam maakt gaarne gebruik van elke gele genheid men heeft er verleden jaar bij 's Konings zeventigste jubilé de welsprekende bewijzen van aan schouwd om hare liefde eu gehechtheid jegens Oranje en het regeerende Stamhuis aan den dag te leggen. En met hoeveel hartelijke ingenomenheid wordt hier altijd het Prinsesje begroetWij zouden waarschijnlijk dezen keer onze huldeblijken voor het aanvallige Koningskind verdub beld hebben, nu sommige antirevolutionnairen zich niet ontzagen, om haar in den politieken strijd te mengen, en te beweren dat hare geboorte een straf des hemels was, voor de zonden der liberalen. Doch al komt de lieve Prin ses dit jaar niet in ons midden, het is verleden jaar schit terend gebleken, dat althans de bevolking van Amsterdam die anti-revolutionnaire opinie niet deelt. Getuige het beraamde plan, om op en daags na den verjaardag van Prinses Wilhelmine hier voortaan jaailijks volgens onze gewoonte te begraven gij moet nog maar een paar dagen geduld hebben, dan komt er wel weder eene begrafenis dan zullen wij het wel met elkander ver effenen.' Daarop knikte hij trotsch met het hoofd, gelijk dat steeds zijne gewoonte was geweest, en verliet de begraafplaats. Toen zijne gestalte achter de zwart geverfde poort ver dwenen was, maakten ook de anderen zich gereed, op te bre ken en verlieten de begraafplaats. De hevige, bijna overweldi gende smart van den, van zijn zoon beroofden vader, had op aller harten een geweldigen indruk gemaakt. Zelfs de weinige boeren, die in hunne overtuiging tot nu partij gekozen hadden voor graaf Wolfenstein, schudden nu bedenkelijk het hoofd en het grootste gedeelte van hen koos nu onverholen partij voor den grooten boer. Zijn besluit, het ambt van schout neder te leggen, werd druk besproken; geen wilde het billijken, maar ten slotte kwam men toch overeen, dat het 't beste zou zijn, den ouden man ter wille te zijn. Hoe meer deelneming dat men gevoelde voor den grooten boer, des te vijandiger gedroegen zich de Wolfensteiner boeren jegens hun slotheer. Buitendien was de stemming tegen dezen in het dorp toch al verbitterd. Nog in de laatste dagen had de algemeen gehate kamerdienaar Frans, het almachtige fac totum van den graaf, zich aan nieuwe hardvochtigheden schul dig gemaakt. Twee der armste boeren in het dorp, die waren achtergebleven in de betaling van tiend- en pacbtrecht, had hij zonder mededoogen uit huis en hof verdreven. Dat zette na tuurlijk kwaad bloed. I aarbij kwam nog, dat uit de dagbla den de opgewonden boeren te weten kwamen, hoe op andere plaatsen de oproerige boeren met den hun drukkende landhee- ren gehandeld hadden. Nu lag het zeer zeker nog wel niet in de bedoeling der Wolfensteinsche boeren, zich door open, oproe rig geweld te verzetten tegen de hen drukkende lasten, maar hier en daar werd toch eene bedreiging gehoord en toen ook nu de lieden van de begraafplaats terugkeerden naar de dorps herberg, ontstond er een levendig gesprek "Woeste bedreigin gen tegen den graaf werden er gehoord. Daarbij kwam nog de omstandigheid, dat velen der aanwezigen in hun hart geloof den, dat de graaf de moordenaar was van den houtvester An- ton; kortom de stemmiDg der boeren was zeer bedenkelijk en er was maar weinig toe noodig om hen tot oproer te doen overslaan. volks- en kinderfeesten te geven. Het plan der daartoe gevormde commissie bestaat (of laat ik maar zeg gen bestond, want 't is zeer de vraag, of er nu wel iets van komt), om, in verbinding met het Bestuur der Ver- eeniging tot veredeling van bet Volksvermaak, op 31 Au gustus, ter viering van den verjaardag van Prinses Wil helmine, op verschillende plaatsen volksspelen en muziek uitvoeringen te organiseeren en des avonds vuurwerk en waterfeest te geven op Amstel en IJ; voorts om den vol genden dag te bestemmen voor kinderfeesten. Zulke din gen kosten echter een aardig stuivertje geld, en om nu de benoodigde fondsen te vinden voor deze zaak, die toch werkelijk van algemeen belang kon geacht worden, wendde de commisse zich tot het gemeentebestuur, met verzoek om subsidie. Dit verzoek viel in goedo aarde en had ten gevolge, dat aan den Gemeenteraad werd voorgesteld een subsidie van f 5000. aan de commissie voor deze feesten toe te kennen. Niemand anders dacht of dit voorstel zou met vlag en wimpel de behouden haven inzeilen en met algemeene sternen worden aangenomen. Maar jawel Eergisteren kwam de Raad bijeen om over dit voorstel te delibereeren. Al dadelijk stak er tegenwind op. De eerste spreker de beste, begon reeds met op een bevreemdend verschijnsel te wijzen: bij de behandeling der jaarlijksche begrooting bestaat er steeds een zekere gedruktheid, om trent den toestand der gemeente-financiën, maar in den loop van het jaar blijkt van die bezorgdheid niet veel meer en komen er tekens allerlei voordrachten in voor verschil lende uitgaven, die niet altijd strikt noodig zijn. Zoo ook nu weeiNiet dat spreker geen gelden wilde toestaan voor dit bijzondere feest, maar hij vroeg of dat niet wat zui niger kon, bijv. in plaats van f 5000 nu f 2000. Hij wenschte dat in het algemeen bij het beheer der gemeente- financiën meerdere zuinigheid werd betracht. Dus alvast f 3000 „afgedongen." Maar het zou nog erger worden. Vergeefs wees de voorzitter er op, dat ook Burgemeester en Wethouders van het zuinigheidsstreven doordrongen waren, maar dat het hier gold een bijzonder feest, de ver jaardag van Prinses Wilhelmina. Die vijf lapjes van dui zend vond hij waarlijk niet te veel voor zoo'n gelegenheid en voor een stad, zoo rijk neen, dat zeide hij niet maar zoo groot als Amsterdam. Als men let op hetgeen De groote boer was schijnbaar stil en gelaten naar zijn hof stede teruggekeerd. Nauwelijks had hij zijn erf betreden, of een dienstmaagd kwam hem zeer ontsteld tegemoet. „Meester", riep zij hem toe, „ik geloof dat het met de jonge boerin ten einde loopt zij praat zoo alles door elkander en kijkt zoo vreemd uit haar oogen." De groote boer gaf de meid geen antwoord, maar wenkte haar toe te zwijgenHij zelf spoedde zich naar Margriet's slaapkamer. Deze lag wakker te bed. Zij had de uitgeteerde handen over de borst gekruist en staarde den binnentredende met groote, brandende oogen aan. Naast haar stond de wieg, in welke haar kleine knaap sliep. Op haar bevel had de dienstmaagd den kleinen knaap in de ziekenkamer moeten brengen. Toen de groote boer den blik sloeg op het vermagerde ge laat der arme vrouw, gevoelde hij, hoe zijn hart ineenkromp van pijn "n woede. Hij dacht terug aan den dag, die ruim een jaar geleden met luid gejubel op de hofstede was gevierd ge worden aan den bruiloftsdag van zijn ongelukkigen, eenigen zooiiHoe bloeiend en bekoorlijk had Margriet er toen uitge zien Nu lag zij als een jammerlijk beeld op haar ziekbed, en de sterke, fiere, schoone jonkman, aan wien haar hart hing, lag in het graf! God zij dank, dat gij komt, vader," fluisterde de zieke. „Het is mij zoo zonderling om het hart, alsof ik het niet lang meer zal maken Ik verlangde zoo zeer naar u en heb het bijna niet kunnen afwachten, tot gij terug kwaamt." Severin Katzenberger trad naar het ledikant en liefkoosde de zieke. »Wind u niet op, Margriet," zeide hij fluisterend, „gij moogt niet veel spreken en moet rusten, heeft de doctor gezegd." De zieke schudde even het hoofd en keek de boer met hare groote, brandende oogen strak aan. „Dat geeft nu toch niets meer," meende zij, „ik word niet meer gezond, dat gevoel ik waarom zal ik nu niet praten, ik zal spoedig genoeg voor altijd moeten zwijgen." De groote boer zuchtte diep en wendde het gelaat af. Hij. wilde zoo gaarne een vertroostend woord zeggen, maar het gelukte hem niet; zoo oud hij ook was geworden, hij had het liegen en veinzen niet geleerd. Hij gevoelde ook dat Margriet zeer spoedig zou moeten sterven.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1888 | | pagina 1