En vergeef ons onze scliulflen! Zondag, 22 April 1883. 31ste Jaargang. Uo. 2187. d AMSTERDAMSCHE KRONIEK. G emeen te Scha gen Bekendmakingen. den 20 dezer. Roman van GE0R GR HöCKER. SCHAGËR Aluinen leis-, COURANT. Ilierienlie- Lil 9 Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEB- TENTIÉN in het eeratuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STOKKEN èén dag vroeger. UitgeverJ. WINKEL. Bureau: N( ll t(>iE\. Laan, B, 5. Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTrÉN van 1 tot 6 regels f0.76; iedere regel meer f 0.1 Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. POLITIE. Verloren op Zondag den 8en April j. 1. op de Markplaats alhier, een zilver-en oorbelletje, in den vorm van een hoefijzertje. Inlichtingen hieromtrent worden verzocht ter secretarie dezer gemeente. 0 N 1) E R W IJ S. Burgemeester en Wethouders van Schagen, brengen ter ken nis van de ingezetenen le. dat het toelaten van nieuwe leprlingen, op de openbare lagere school aldaar, zal geschieden op den eersten Mei a. S en als dan kunnen worden toegelaten de kinderen, geboren in het jaar 1882 2e. dat de ouders die hunne kinderen wenschen toegelaten te zien, daarvan aan het Hoofd der School, den Heer Kloeke, kennis moeten geven, VÓÓr den 25 dezer, met overlegging van geboorte- en vaccine-bewijzen der nieuwe leerlingen 3e. dat verzoeken om kosteloos onderwijs voor de nieuwe leerlingen, moeten worden gedaan ter gemeentesecretarie, VÓÓr Schagen, 10 April 1888. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. LANGENBERG. de Secretaris, DENIJS. 11.) V. Volgens hare gewoonte was de gravin ook weder met de kinderen naar het dorp gewandeld, terwijl graaf Wolf te huis was gebleven en wederom een onderhoud had met zijn kamer dienaar. Gravin Clotilde was, verleid door 't dartel spelen harer kin deren, verder bergwaarts afgedaald, dan het eigenlijk haar plan was geweest. Rondom het dorp lag een schaduwrijke allee, met linden beplant, alwaar 's avonds na verrichten arbeid de opgeschoten dorpsjeugd, knapen zoowel als meisjes, schertsend met elkander omgingen. Dewijl in de stille, schaduwrijke laan zich ook vele minnende paartjes bevonden, noemde men haar ook wel de „laan der zuchten*. Ook gravin Clotilde had zich daarheen begeven. Zij kon van uit het slotpark in deze allee komen, zonder het doip door behoeven te gaan. Gewoonlijk placht de gravin steeds terug te keerenwanneer zij aan het einde der allee was gekomen en de eerste vriende lijke huizen van Wolfenstein in het gezicht waien. Heden ver gat zij, verleid door het levendig gesnap en gejubel harer kinderen, hare omgeving geheel en al. In gepeins verzonken, wandelde zij voort, zonder er op te letten, dat zij een massa menschen naderde, die in groepen stonden voor hel nederig huisje van een huurboer. Eerst toen de gravin dicht bij de volksmenigte was gekomen, bleef zij staan en een hoog rood overtoog haar schoon gelaat, als zij ontdekte, dat de menschen insgelijks hare komst had den opgemerkt, en nn met donkere dreigende blikken haar aankeken. Snel nam zij hare beide kinderen bij de hand, doch te trotsch, om voor de menschen angstig terug te keeren, wilde zij hen snel voorbijgaan om den straatweg te bereiken, die regel recht naar het slot Wolfenstein voerde. Hoe meer de gravin de menigte naderde, des te dreigender werden de woorden, die zij moest hooren. „Aha, daar is de gravin riep een gespierd man, terwijl hij driest met den vinger naar haar wees. „Ziet eens, hoe mooi zij is aangekleed," riep een tweede. „Bat schoone zijden kleed en die dikke goude ketting, die zij om den hals draagt.' „Dat kan zij gemakkelijk doen,* riep een derde, „mevrouw de gravin verzamelt onze zweetdroppels en laat ze in de stad verwisselen voor zware dncaten.' De meesten lachten om deze ruwe scherts, anderen daaren tegen, morden en balden dreigend de vuisten. Gravin Clotilde hield het voor geraden, met tegenstaande de Men zou al in de zandwoestijn van de Sahara of als Robinson Crusoë op een onbewoond eiland moeten leven, om niet te weten, dat het er op 't oogenblik: tusschen de Europeesche mogendheden pritiek uitziet. De wereldvrede is voortdurend in gevaar. Één vonkje is genoeg om het kruit te doen ontvlammen, één druppel is voldoende, om den emmer over te doen loopen. Alle legerbesturen nemen maatregelen van voorzorg. En het Nederlandsche legerbe stuur ook niet van gisterendoet flink mee. Van welke kant de vijand ons Amsterdammers ook bespringt, wij zijn altijd klaar. Dezen winter leerden onze soldaatjes hier excerseeren op schaatsen en thans bestudeeren zij de velocipède. Gisterenmorgen rukte het zevende regiment infanterie in zijn geheel uit in de richting van Amstelveen teneinde proeven te nemen, in hoeverre de velocipède voor kondschapsdienst zou Kunnen dienen. Twee officieren en twee onderofficieren maakten op den tweewieler die oefe ning mede, en 't bleek na afloop, dat deze eerste proef vrijwel aan de verwachting had beantwoord. Het voorne men bestaat dan ook, deze proefnemingen te hervatten. Onze luitenants en sergeants zullen nu ook aan het wielrijden moeten gelooven. De beweging zelf is heel mooi. Maar om het te leeren ik weet er alles van! Een jaar of tien geleden kwam ik toevallig in aanraking met eenige jongelui, die met een tweewielers-manie waren behept, en deze gaven mij de verzekering, dat het leven zonder een bicycle eigenlijk geen leven heeten mag. Wiel rijden, beweerden zij, staat bijna gelijk met vliegen. Ik heb later bemerkt, dat het er werkelijk dikwijls iets van heeft. Bij een fabriekant en magazijnhouder van die dingen, een man die veel localiteit aan zijn huis had, bestoud dreigende houding, haastig de menigte voorbij te gaan en te doen alsof zij niets gehoord had. Maar de opgewondenen hadden zekerlijk haar plan geraden, ten minste een der mannen trad de gravin in den weg. De andere volgden, en vrouwen en halfvolwassen knapen bleven niet achter. In een oogwenk zag de gravin zich omringd van een menigte meDschen, aan welke zij niet zoo gemakkelijk zou kunnen ont snappen. De rollende oogen en de gebalde vuisten ontstelden de f ij nge voelende vrouw. Een gevoel van volkomen verlatenheid bekroop haar, terwijl hare kinderen angstvallig zich tegen haar aandrongen. Gravin Clotilde voelde, hoe de traneu haar in de oogen kwamen, een bange vrees hare lippen deed beven. „Wat wilt gij van mij, menschen bracht zij eindelijk uit, terwijl zij angstig den blik liet dwalen van den een naar den annder. „Laat mij mijn weg gaan, menschen gij ziet, hoe bang mijne kinderen voor u zijn.'" Een kleine, ineengedrongen boer, die blijkbaar beschonken was, drong zich nu tusschen de anderen door, tot voor de gravin en zag haar uitdagend aan. „Mijne kinderen moet het beven ook leeren," riep hij haar toe. „Uw man is een mooie mijnbeer al is hij ook tweemaal onze graat he, is dat misschien in orde Hij laat mij om een paar nietige guldens uit miju huis zettenHij laat mijn boedel verkoopen, tot zelfs mijn bed en gij draagt van die prullenMaar het is hem geborgd voegde de man er tandenknarsend aan toe, terwijl in zijn oogen een val- sche gloed schemerde. Clotilde verbleekte. Hoe dikwijls eD te vergeefs had zij bij haren echtgenoot voor deze ongelukkigen een goed woord ge daan, nu moest zij hunne ellende met eigen oogen aanschouwen en zelve mede daaronder lijden. „Ik bid u, lieve vrienden, ter wille van mijne kinderen, laat mij gaan,* zeide zij eindelijk met beveude stem. „Ik heb van harte medelijden met u, maar „Geen maar schreeuwde de beschonkene. „Gij zijt nu hier en wij willen het u nu eens goed aan uw verstand brengen zoo bedoel ik het gij zult ons nu eens leeren kennen De anderen betoogden luide hun bijval met deze toespraak. Wacht maar wacht, gij trotsche dame!' krijschte de man en schermde met de beide vuisten voor het gelaat der gravin, die ontsteld terug deinsde. „Het wordt ook uwe beurt aan mij zal het waarachtig niet liggen wanneer weldra bij u de roode haan op het dak vliegt.' Wederom vernam de gravin allerlei verwenschingen van ver schillende zijden en zag zij dreigend tegen haar opgeheven vuisten, en misschien ware zij ten prooi gevallen aan mishandeling zoo niet de „groote boer* zich door de menigte had heengedron- goede gelegenheid om de edele wielrijderskunst te leeren. Daar dus heen! Een groote zaal was met rijen pilaartjes in vakken afge deeld, om den rijlustigen eenige afwisseling te verschaffen. Die zaal bevond zich op de derde verdieping, en de vensters van het lokaal waren van ijzeren stangen voorzien, precies als in eeD gevangenis; want de onvolprezen tweewieler kreeg soms een onweerstaanbare neiging om door de glazen te vliegen en hals over kop op een niets kwaads vermoe denden voetganger neer te smakken. Zulke grollen zijn echter onmogelijk, wanneer men „achter de tralies" zit, ik wil zeggen rijd. In een hoek der zaal zag ik een stuk of twaalf van die elegante stalen tweewielers met gutta- percha rand, wier beweging zoo snel en onhoorbaar gaat. De onderwijzer noemt den prijs voor een cursus, maar stelt dadelijk als voorwaarde, dat hieronder volstrekt geen chi- rurgicale behandeling begrepen is. Hij bezorgt u een bicy cle; uw corpus blijtt voor rekening van uw buisarts. De onderwijzer liet ons een oogenschijnlijk doodonschul dige machine zien, waarvan de trappers door het vele gebruik geheel versleten waren; zij zag er zoo aanlokke lijk uit, dat de liefhebbers bijna begonnen te plukharen, wie er het eerst op zou zitten. Ik trok mijn jas uit en verklaarde mij bereid tot eene offervaardige poging. „Gij zei de bicycle zóó voor u," begon mijn mentor, „boud de eene kruk in uw hand, plaatst den linkervoet achter op deze kleine verhooging, en schuift de geheele machine voorwaartsdaarna richt gij u op uw linker voet om hoog, de machine is dan in gang en gij laat haar loopen totdat zij stil staat." „Dus mag ik nog niet in den zadel gaan zitten?" ,/Voor welke som staat gij bij de levensverzekering te boek „Voor geen halve cent?" „Nu, dan zou ik liever niet dadelijk er op gaan zitten, gen. »Wat wilt gij vau die vrouw?' vroeg hij op norschen toon, terwijl hij den beschonkene een stoot voor de borst gaf, dat deze achteruit tuimelde. z/Zij moet mijn ongeluk aanschouwen," huilde de man, die angstig voor den grooten boer terugweek. «Zij zal niet in zijden vodden loopen!' morden weer ande ren, „terwijl onze kinder'n bijna niets meer te eten hebben Maar de groote boer deed een verachtelijken lach hooren. „Maak dat af met haar man," antwoordde hij barsch, „wan neer gij het mijnheer den graaf," daarbij wees hij met ge balde vuist naar bet slot „eenmaal goed vertellen wilt, dan ga ik u voor, dat weet gij allen zeer goed ik heb zonder dat nog een klein zaakje met hem af te doen maar," voegde hij er met dreigende stem aan toe, terwijl hij de om standers met vonkelenden blik mat, „met ten vrouw twistte zoeken, dat strekt niet tot eer gij moest u schamen 1' Eeuigen uit de menigte wilden nog morren, maar toen de groote boer zich fier in zijn volle lengte ophief, toen zwegen de brutaalsten. Zij waren het nu eenmaal gewend, de ouden zoowel als de jongeren, te gehoorzamen aan de gebiedende woor den van den rijken, grooten boer; ook nu bedwongen zij zich. „Ga nu uw's weegs, mevronw de gravin," wendde de groote boer zich tot de sidderende vrouw. „Ik sta er u voor iu, dat u geen leed geschiedt - maar blijf voortaan met uwe pron kerij maar op het slothet is niet goed, wanneer men de hongerigen nog meer prikkelt 1 Hierop deed hij een schrede voorwaaits, terwijl hij de dichtst bijstaande zonder meer onzacht achteruit duwde, en zoo voor de gravin en hare kinderen den weg vrij maakte. Dankbaar wilde zij hem beide handen toesteken. „Gij hebt mij van grooten angst bevrijd; fluisterde zij met bevende lippen. „Reken op mij. Wat ik voor u kan doen.... Een ijzingwekkende, van baat vervulde blik van den ouden boer deed haar eensklaps verstommen. „TJw bedankje heb ik niet noodig," antwoordde de groote boer, terwijl hij zich fier oprichtte en de schoone vrouw uijdig aankeek. „Wat ik gedaan heb was mijn plicht aan een zwakke vrouw zich te vergrijpen, is zonde en schande voor een man Wanneer evenwel de graaf in uw plaats had gestaau, ja, dan Hij lachte en keerde toen de gravin den rug toe. Deze stond een oogenblik geheel verpletterd, over den on- verzoenlijken haat, die zij duidelijk had kunnen lezen is de oogen van den grooten boer. Daarop herstelde zij zich en begaf zich met hare kinderen naar het slot. Daar de gravin tot nu niet geleerd had met de harde werkelijk heid rekening te houden, was zij door het voorgaande ten diep ste geschokt. Slechts met moeite had zij hare trauen kunnen bedwingen. Toen zij het slot Wolfenstein had bereikt en in het woonvertrek haar echtgenoot aantrof, toen was het met hare

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1888 | | pagina 1