rukken", waarin"hij ademt, en'hem of doen walgen van
de laagheid die zij uitdrukken, öf bezoedelen met de onze
delijkheid, die ze tintelen
Doch laat ik niet verder spreken wij allen kennen
het gehalte dier meisjes, die, ongeschikt voor winkeljuf
frouw, zich in eene groote stad moeten bezig houden, met
het schenken in een buffet, of het verkoopen op een ten
toonstelling
Maar ik ben afgedwaald van de tentoonstelling zelve tot
het publiek.
Rijk gestoffeerd, als moest de tijdelijk opgeslagen tent een
paleis schijnen, kwistig bezaaid met bloemen, die eene
mengeling van de fijnste en bedwelmendste geuren om zich
verspreiden, zou de zaal, alleen daarom, reeds bezoekers
genoeg misschien tellen.
Maar dat alles is slechts bijzaak.
Langs de wanden, in vakken afgedeeld, ligt eene uitstal
ling van de meeste verscheidene voorwerpen: eau de cologne
en odeurs naast chocolade en fondants; goud en zilver
naast porselein en aardewerk, galanteriewaren naast ma
nufacturen, alles van de fijnste soort en het electrisch
licht wel waard, dat 's avonds van de bogen met lampen
afstroomt en 't geheel met een blauwachtig waas betint.
Orde is er gebracht in die reeks van uitstallingen toilet
artikelen hier, manufacturen daar, eetwaren ginds; maar
zelfs die orde kan den indruk niet ontwarren, dien men
verkrijgt na den eersten oogopslag.
Hier liggen de producten van deze provincieginds die,
welke de bewondering opwekken voor dat deel van het
land.
Hier is eene zaal voor de voortbrengselen van dit volk,
daar is de afdeeling van dat rijk. Alles verandering, alles
afwisseling
Nu beschouwen wij de slede van een Samojeed, en be
grijpen niet, dat een mensch aan zoo weinig ontspanning
genoeg heeft, als waarvan die eenvoudige afdeeling getuigt;
dan zinkt de voet weg in den rijkdom van een echt srnir-
naasch tapijt, en kunnen we ons noch verzaden aan die
weelde van reukwateren, aan dien schat van bonte en
toch harmonische kleuren, aan dien onbeschrijfbaren gloed
en glans van edelgesteenten en kostbare zijden stoffen,
die aan den Harem van een oostersch vorst doen denken,
noch aan die keur van voorwerpen, gesneden uit het ver
maarde cederhout van den Libanon of gewrocht uit het
fijnste ivoor en paarlemoer; straks vinden we ons ver
plaatst bij het lakwerk van Japan, op allerlei voorwerpen
teruggevonden, op voorwerpen, die men voorheen nog nim
mer zag overtogen door dat sierlijk waas.
Of wel, een stuk gebatikt doek trekt onze aandacht. „Adin-
dakomt ons onwillekeurig op de lippen, en we buigen het
hoofd voor den grooten geest van Lebak, wiens juiste
blik in het arme volk, dat hij verdedigde, de kiemen zag
van eene hooge ontwikkeling Adinda, die smart
batikte op de kleederen van Saïdjah verdwijnt voor den
krachtigen Radhen Saleh wel nog de Oosterling, vol
vuur en driften en hartstochten, maar ook de hoog-be-
schaatdé man, de fijn-ontwikkelde denker, die voor weinige
jaren het Westen in verrukking bracht door zijn geniale,
levendige dierschilderingen.
En waar onze lippen zich een oogenblik tot een glimlach
plooien op het gezicht der wonderlijk uitgedoschte poppen,
die den wajang (een soort van Javaansche poppenkast)
bevolkenwaar ons het bespottelijke wajanglied nog in de
ooren klinkt, een Spaansch-Hollandsche roman, tevens
Javaansch heldendicht, dat in allen eenvoud vertelt, hoe
de Edele Heeren der Compagnie (die wij hen nog wel als
slimme handelaars roementerwijl zij dachten, hunne
waren goedkoop te hebben, links en rechts werden beetgenomen 1
daar rijst ter andere zijde de figuur van den geleerden
regent, die het reuzenwerk van den grootsten Javakenner
durfde critiseerendie aanmerkingen schreef op het boek
van Professor Yeth
Maar ik zou in het oneindige geraken, wilde ik elke
gedachte, elke gewaarwording noemen en beschrijven, welke
die bonte rij van kunst- en nijverheidproducten bij ons
opwekt.
Genoeg, dat ze ons van menig traditioneel vooroordeel
bevrijden en ons gezichtsveld in menig opzicht ruimer
maken.
Bespotte volksstammen leeren wij achtenvolkeren, die
wij in de eerste rij der beschaafde rekenden, misgunnen
wij eene zoo hooge plaats bij nadere kennismaking. Maar
vooral ookwij leeren onze eigen waarde kennen door ons
aan anderen te toetsen en al is die kennis vaak niet zeer
vertroostend, zeker is het, dat ze ons meestal hoogst
nuttig is.
Binnenlandsch Nieuws.
Buitenlandsch Nieuws
J. v. d. B.
Door eene onbekende oorzaak is de balon van den beer
FHoste, die Maandagmiddag te Assen zou opstijgen, gescheurd,
zoodat het gas ontsnapte. De opstijging kon dus niet doorgaan.
Door zeven veehouders in de Beemster nabij Oosthui
zen, is besloten een kaasfabriek op te richten, onder den naam
0Eendracht.* Het plan is alleen des winters van de fabriek
gebruik te maken eD des zomers de melk ieder op zijn eigen
boerderij te verwerken.
Het weder wil maar niet veranderen. Uil welken hoek
de wind ook waait, immer brengt hij water aan. Men schrijft
dit verschijnsel toe aan de enorme massa ijs, welke zich in de
Arctische gewesten gevormd hebben. Groenland is onbereikbaar,
Island ligt hemelhoog door ijs ingesloten. Die ijsbergen gaan
den oceaan in en in de gematigde luchtstreek komende, geven
zij groote hoeveelheden vocht, welke, in den dampkring opge
nomen, deze vochtig en zwaar maakt en zich voortdurend over
Europa ontlast. Zijn deze gevaarten versmolten, dan krijgen
wij beter weder.
Als een merkwaardigheid wordt door een ingezetene
van Wageningen gemeld, dat hij acht dagen geleden op den
Oorsprong bij Oosterbeek een ringslang van ongewone lengte,
86 c.M./vond. Hij nam het dier mede naar den Amerongschen
berg en legde het in een houten kist, met enkele stukken
mos. Thans heeft de slang van dat mos een ruim nest gemaakt
en daarin 22 eieren gelegd. De slang wordt goed verzorgd en
trekt zeer de aandacht van alle bezoekers en loge s van het
hotel. Met nieuwsgierigheid wordt het verder verloop tegemoet
gezien.
De redacteur van de Lotomotiefmr. P. Brooshoofl, die
den nieuw benoemden gouverneur-generaal mr. Pijnacker Hordijk
als student schijnt te hebben gekend, schrijft omtrent hem o. a.
het volgende
Toen hij in October van het jaar 1865 het groenenpakje
uittrok om, te midden der gebruikelijke gloeiende feestvreugde,
te worden opgenomen in het Utrechtsch studentencorps, ging
van dezen Pijnacker Teeds de roep uit, dat daar geen onnoozele
nieuweling de gymnasium-banken had verlaten, maar een jon
geling, die door buitengewone verstandelijke gaven bijna „man"
mocht worden genoemd.
Van den beginne af was Pijnacker onder zijne academische
tijdgenooten de onbetwiste meerdere in verstand, de vraagbaak
voor vrienden, die eenige wetenschappelijke moeilijkheden had
den te overwinnen, de man van invloed in het studentencorps,
de als uitstekend gesignaleerde dicipel zijner professoren. Ook
zijn uiterlijk teekende meer den man dan den jongeling. Deze
oogen met den iewat koelen blik, dat breed en hoekig voor
hoofd waren niet omlijst door den gekrulden of weligen haartooi
der jeugd. Pijnacker's schedel was, reeds bij zijne komst aan
de academie, zoo glad als een biljartbal, maar het misstond
hem niet, maakte integendeel den indruk van bij zijne onge
wone persoonlijkheid uitnemend te passen.
Dat echter de bekwaamheid niet slechts van buiten maar
ook van binnen zat, bewezen zijne academische studiën. Hij
heeft, naar wij meenen, zes of zeven jaren gestudeerd. Voor
de geldquaestie behoefde hij zich niet te haasten, en hij leefde
dus verstandig hierin evenals in het andere het studen
tenleven behoorlijk mee. Hij was geen afgetrokken geleerde,
integendeel veel meer de man van actie, geroepen en geneigd
om zich in de kleine studenteD-, evenals later in de grootere
ploertenwereld te doen gelden. Daardoor was er ook in zijn
„meedoen" iets beredeneerds, iets dat den indruk maakte alsof
hij straks, te midden zijner boeken, den verloren tijd zou be
treuren, zich min of meer schamen over het gebeuzel met al
dat jonge volkje. Hij zat in eene club, die het studentenleven
vroolijk, maar niet overdreven, de studie vrij gemakkelijk
opnam. Pijnacker was aan tafel bij Klokke mensa Klokkiana
tertia evenals overal, de primus inter pares. Hij onttrok
zich niet aan hare gezelligheid, maar begaf zich toch dikwijls
naar zijne boeken, wanneer aan het dessert „de vier" of „het
lange span" gereed stonden om de andere hunne spijsvertering
te Zeist of Driebergen te doen zoeken.
De studie was en bleef voor hem hoofdzaak, en dat hij be
trekkelijk lang aan de academie bleef, kwam dus niet, zooals
bij de meesten, kroeg of bierkneip, maar zijn schat van kennis
ten goede. De slotsom was, dat toen hij „summa cum laude"
promoveerde (de nieuwe regeling, waarbij de drie graden werden
afgeschaft, bestond toen nog niet), de sedert overleden hoog
leeraar Pruin bij Pijnacker's promotie openlijk verklaarde, dat
hij dezen zijn leering in verschillende opzichten zijn meerdere
achtte.
een si
Een koopman, die met een kist op een kar langs
huizen vent, moest van een vrouw op de Teien, een gehucht
dicht bij Drachten, f 1.25 hebben. Haar bij herhaling aaQ.
manende, zeide hij eindelijk „als je niet betaalt, schiet ik er
op iu" en de daad bij het woord voegende, loste hij een schot
uit een revolver op haar. 't M'erd slechts
De politie is met de zaak in kennis gesteld.
Naar aanleiding van de missive van den minister van
justitie omtrent de zoogenoemde gedwongen winkelnering, deden
eenige raadsleden te Langweer in de jongste vergadering be.
langnjke mededeelingeu, welke aan de regeering bij de beant-
woording der in de missive gedane vragen zullen worden kenbaar
gemaakt. Uit die mededeelingen bleek, dat niet alleen die nering
bestaat bij de veenarbeiders, maar ook bij de houtmakers, ja
zelfs bij visschers, die soms dan alleen vischwater kunnen krijgen
wanneer zij zich verbinden, tegen lagen prijs en soms in ruil
van eetwaren, alle visch te verkoopen aan den pachter van het
vischwater. {H. Ct.)
AVekelijlcseli IPolitieli Overzicht.
Bij de groote rondreis van keizer Wilhelm II, waarover iu
de laatste weken allerwege zooveel is gesproken, heeft keizer
Wilhelm II nog in het laatste oogenblik een zeer duidelijk
commentaar geleverd. Hij heeft zijn schitterend bezoek bij de
Noordsche hoven gesloten met Daar het eenvoudige landgoed
van Friederichsruhe bij zijn rijkskanselier terug te keeren. Hij
heeft dezen daarmede een teeken der aanhankelijkheid en van
vertrouwen gegeven, gelijk zelfs in de geschiedenis der dank
bare Hoheuzollern een zeldzaam voorbeeld en voor vriend en vijand
binnen en buiten de grenzen van het Duitsche rijk zeer duide-
verstaanbaar is.
Wat had men niet reeds alles in verband gebracht met den
keizersreis, namelijk met het bezoek bij den Czaar. De aller
zotste voorstellingen werden gemaakt. Men sprak weder van de
reeds lang vergeten „torenhooge vriendschap" met Rusland,
die in versterkte uitgave weder herleven en niet alleen het
Duitsch-Oosleurijksch bondgenootschap, maar ook de vriend
schap met Italië overbodig maken zou. Daar men wel wist,
dat een dergelijke frontverandering gelijk zou staan met de
verwoesting der gewichtigste overwinningen der Bismarkiaansche
staatkunde, zoo strooide men uit, dat het ook met deze ten
einde liep, dat de jonge keizer zijn eigen politiek wilde drijven
en zeer veel lust had, het lastige overwicht van den alles
lijdenden staatsman te verbreken.
Deze opvatting werd niet alleen gedeeld door buitenlandsche
vijanden van den Bismarckschen politieken invloed, maar ook
door lieden, die zich Duitschgezind en conservatief noemen,
maar die alleen hunne bijzondere doeleinden in het oog hielden
en voor deze den nieuwen monarch uitsluitend dachten in beslag
te nemen. Reeds als prins, en als kroonprins hadden zij hem met
suikerzoete teederheid daarom aan hun hoofd geplaatst, zijn
troonsbestijging hadden zij reeds vooruit gevierd als het aanbre
ken van een nieuw tijdvak, een tijdvak dat met, of, wanneet
het zijn moest, ook zonder Bismarck zou bestaan. Als zij nn
in den rijkskanselier een beslist tegenstander hunner heerzuch
tige begeerten ontwaarden namen zij hun toevlucht tot de
kunstmatig geconstrueerde verwijdering tusschen keizer en kan
selier. Maar het was slechts een stroohalm. Het keizerlijke be
zoek in Friederichsruhe heeft aan alle gekrakeel een einde
gemaakt en getoond dat de drager der kroon en haren eersten
raadsman het nauwst aan elkander verbonden zijn gebleven,
hetgeen zeer zeker met het oog op den algemeenen vrede het
meest gewenscht is.
Aan den heer P. Rampen, vroeger Hoofd der openbare
lagere School te Barsingerhorn, is thans pensioen verleend,
ad f 734 's jaars.
In den Waard- en Groetpolder beproeven de land
bouwers met andere gewassen, dan tot dusver verbouwd werden,
meerdere winst te maken. Zoo ziet men dan ook de laatste
jaren velden met uien, roode en witte kool, zelfs boeren- en
spruitkool. Thans heeft een landbouwer twee bunders spinazie
en wacht op droog weer, om te oogsten en te dorschen.
De Eerste Kamer der Staten-Generaal heeft in hare
zitting van Zaterdag 1.1., met 28 tegen 10 stemmen aange
nomen het wetsontwerp tot verlenging en wijziging van het
aan de Nederlandsche Bank verleende octrooi.
In de veenkolonie Tjalleberd (Friesland) zijn nu reeds
arbeiders zonder werk. Ze hebben besloten, om naar den bur
gemeester te gaan, teneinde hun werk te verschaffen. De boeren
en verveners kunnen wegens de heerschende malaise, niet in
de werkeloosheid voorzien.
Men meldt uit Vlissingen
In de vorige week is een rijk meisje in Duitschland (Kassei)
geschaakt door zekere Muller. Op verzoek der ouders werd aan
den Duitschen gezant te 's-Hage getelegrafeerd, met opgave van
signalement, om door middel der justitie haar in Nederland
op te sporen en aan te houden. Aan dat verzoek werd onmid-
delijk vollaan en de noodige bevelen werden gezonden aan
verschillende commissarissen van politie, waaronder ook aan
die te Middelburg en "Vlissingen. Weldra mocht het de politie
te Vlissingen gelukken te weten te komen, dat beiden met de
mailboot van daar naar Queenborough en verder over Londen
naar Liverpool waren gereisd, alwaar zij zich hadden ingescheept
naar New-York. Van een en ander is dadelijk kennis gegeven
aan de betrokken autoriteiten. Er is naar New-York geseind
om het geschaakte meisje in ontvangst te nemen en haar naar
haar vaderland terug te zenden.
Zeker koloniaal, zoo deelt de Standaard mede, had in
Oost-Indië het ongeluk, dat hem een kogel door de hand werd
geschoten. Hij hield zich, alsof die hand verlamd was en kreeg
pensioen. Daarna vestigde hij zich metterwoon te Zwartsluis,
waar hij eens onder 't gehoor kwam van Ds. Fernhout. Onder
de predikatie werd hij zoozeer getroffen, dat hij niet langer het
onverdiende pensioen kon ontvangen. Op raad van Ds. Fernhout
begaf hij zich naar den Minister van Koloniën (Mr. Keuche-
nius), om schuldbelijdenis te doen. Ambtshalve moest de Minis
ter het pensioen intrekken, doch om 's mans eerlijkheid beloofde
de Minister hem voortaan uit eigen middelen hetzelfde bedrag
te zullen uitkeereu.
Omtrent de overstroomingen die in Duitschland hebben
plaats gehad, leest men hierover in de Duitsche bladen, de
volgende berichten:
Een der eerste berichten kwam uit Liegnitz, in Pruisisch-
Silezië. Het was gedagteekend 3 dezer en luidde: „Sedert gis
terennacht regent het hier onophoudelijk door; van tijd tol tijd
komen er groote watermassa's met een geweld als van wolkbreuken
naar beneden. Daarbij is er in den nacht een storm opgekomen,
waardoor hier in verscheidene straten boomen zijn geknakt o'
omvergeworpen, terwijl op de wandelplaats en in openliggende
tuinen overal takken en kronen zijn afgeslagen en buiten de
stad de telegraafdraden zwaar zijn beschadigd, deels vernield-
Aan de kleur van het water kan men zien, dat er ook in bet
hooggebergte zeer veel regen moet zijn gevallen."
In hetzelfde bericht werd gemeld, dat de omstreken van Sangs
reeds waren overstroomd. Den volgenden ochtend, 4 dezer, kw>®
van daar bericht, dat de Bober er eene hoogte van 4 meter h
bereikt en te Loos alles onder water lag, terwijl reeds verscheid®'
huizen en bruggen waren weggeslagen en onder anderen
groote molen uit elkaar gerukt en ten slotte weggespoeld
Tevens werd uit Hirschberg gemeld: „Langste oevers
den Bober ligt over eene breede strook alles onder water, zoo®*
de communicatie alleen door vaartuigen mogelijk is. Het ga
Queissdal is ondergeloopenbij de afzending van dit ben'
in.
loopt het water reeds de bovenverdiepingen der huizen
den spoorweg Qreiffenberg Friedeberg zijn de brugpijIers-
uitwijken, zoodat de spoordienst stilstaat. Tusschen Laubaü I
Langenöls is een lang eind van dendijk bezweken, tengel
waarvan ook het station te Lauban o'pder water staat.
Zoo luidde het bericht uit Hirschberg en nog dien»11 i
dag werd er van een anderen kant belicht ontvangen, dj"
«1?, de omstreken van Hirschberg zelf zoowel als in
\\urmbrunu en Cunnersdorf alles was iondergeloopen, 200I
de straat- en landwegen nergens bruikjbaar waren. 8 jJ
omstreken was het echter nog niet zooi erg gesteld als na
üant van Amsdorf tot Schreiderhau, aflwaar overal de D
oogst is vernield. r'riiM
Dit laatste is grootendeels ook het 1 geval rondom 0 J
Op vele plaatsen in dien omtrek wareij de bewoners dou l
politie gewaarschuwd dat er een wated vloed in aaII„Jet^
en konden zij dus nog in haast maatregelen nemen om
en ander te beveiligen, of de wijk te nemen. Fe spooeïJ
van daar 0p Lauban en Zittau 'zijn 0ienkele punten^
Blijkens latere berichten was echter def waterstand dei