Ed vergeef ois onze sclilflfii!
Zondag, 26 Augustus 1388.
31ste Jaargang. Ho. 2223.
AMSTERDAMSCHE KRONIEK.
Uitgever: J. WINKEL.
Bureau: SCHAGEÏ, Eaan, D, 5.
Gemeente Schagen
Bekendmakingen.
medaillon.
Heden over acht dagen zijn we als er tenminste
geen kink in de kabel komt midden in de Prinsesse-
feesten. Is de weersgesteldheid alsdan even verrukkelijk
als op dit oogenblikeen vlekkeloos blauwe lucht, een
zee van geelgoud zonlicht en een verfrisschend koeltje, dan
blijft ons in dit opzicht niets te wenschen over en zal de
achtste verjaardag van ons lief Prinsesje nergens met meer
opgewektheid en feestbetoon gevierd worden dan te Am
sterdam. De burgerij blijft trouw met de Commissie voor
den optocht medewerken tot het welslagen der plannen.
Zoo heeft zij nu weer toezegging ontvangen, dat al het
bier, benoodigd voor de kinderfeesten en volksspelen, kos
teloos zal worden verstrekt door de bierbrouwerijen; „De
Amstel", „De Delibrouwerij", „De Koninklijke Nederland-
sche" en „Heinekens Brouwerij-Maatschappij." Dit is na
47.)
tuurlijk een zeer welkom aanbod, dat heel wat onkosten
uithaalt, want dat de zakloopende kinderen en mastklim-
mende mannen en jongens in hooge mate aan een droge
keel zullen lijden en er dus nog al eens een glaasje ge
dronken zal worden, kan men zich wel voorstellenEen
paar andere firma's zijn op den gelukkigen inval gekomen
om een even hartelijk als hartig cadeau te zenden, en
schonken ieder zes flinke hammen voor de volkspelen. Als
zulk een smakelijke ham daar in het topje van den hoogen,
met zeep besmeerden mast hangt te slingeren, moet het
voor den Amsterdamschen jongen die beneden op den grond
staat toch een „verheven" schouwspel zijn, voor zijn
part ware het wat minder verheven, zoodat hij er gemak
kelijker bij kon. Nu, het bier en de hammen zullen dus
hun weg wel vinden, evenals de sigaren en de prenteboeken
en al het andere wat er inkomt. Elk doet wat hij kan,
en vele kleintjes maken een groote. Van verschillende
zijden wordt inmiddels aangedrongen om op Zaterdag 1
September geen Beurs te houden, ten einde daardoor aan
alle Beursbezoekers en hunne ondergeschikten gelegenheid
te geven om den historischen optocht, ter eere van den
PriDsessedag, te zien voorbijtrekken.
Die optocht belooft een onvergetelijk en onvergelijkelijk
schouwspel te zullen worden, dat door gansch Amsterdam
en hare duizende bezoekers op dien dag met bewondering
zal worden gadegeslagen. Maar wat zeg ik Gansch
Amsterdam Neen, daar moet ik onze nieuwste letter
kundige hervormers, de heeren van „De Nieuwe Gids" en
hun aanhang, onvoorwaardelijk van uitzonderen. Als zij
zich verwaardigen, naar onzen optocht te kijken, zullen
zij hem met leede oogen aanzien, althans een groot ge
deelte er van. De groepen IV, V, VI en VII stellen
namelijk de hoofdpersonen vcor uit den tachtigjarigen
oorlog. Willem de Zwijger, Prins Maurits, Prins Frederik
Hendrik en hunne familieleden en tijdgenooten, en die
groepen zullen den Nieuwe Gidsmannen een doorn in het
oog zijn. Ik zou het niet geweten en zeker niet gedacht
hebben want wie vooronderstelt zoo iets van zijne
landgenootenals een der heeren het mij niet zelf ver
teld had. Maar nu valt er dan ook niet meer aan te twij
felen. De nieuwste letterkundige hervormers vinden de
de geschiedenis van onzen 80-jarigen worstelstrijd tegen
Spanje een onmogelijke historie, alleen goed om er een
loopje mee te nemen, een verhaal daar men zijn buik hij
moet vasthouden van 't lachen. Om daarvan het bewijs
te hebben, behoeft men slechts de Juni-aflevering van
„De Nieuwe Gids", pag. 262, op te slaan, waar zekere
heer F. van der Goes een boek van Mevrouw Lina Schnei-
der over onze vaderlandsche geschiedenis critiseert neen,
bespottelijk tracht te maken. In den aanhef zijner bespre
king legt de heer Yan der Goes daar de volgende merk
waardige en in ieder geval kenschetsende verklaring at
„De tijd is aangebroken, en dat was hij lang, om over
den tachtigjarigen oorlog niet dan schertsend te spreken
of te schrijven. Men moet die gebeurtenissen gaan beschou
wen als bron van bon-motsde aardigheden die men er
over zeggen zal, kunnen niet flauw genoeg zijn, want zij
moeten in onuitstaanbaarheid de ernstige gemeenplaatsen
over het sujet evenaren. De hoofdpersonen moeten figuren
in kluchtspelen worden, en aan hunne lotgevallen moeten
de verhalen in het Humoristisch Album en in de Kikiriki
voortaan ontleend zijn. Zoolang de slag bij Nieuwpoort, de
inneming van den Briel, het beleg van Haarlem, de vrede
van Munster, niet door den Heer Holtzwilder (een cari-
catuur-teekenaar) zijn op steen gebracht, en de Heer Lau-
rillard (Amsterdamsch predikant, schrijver van vele humo
ristische artikeltjes en versjes) geen gedichten gemaakt
heeft op Willem den Zwijger, Oldenbarneveld, Van der
SCHAGER
Algemeen Ni
COURANT.
ie- Lift
Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Zater
dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEE-
TENTIÉN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN èén dag vroeger.
Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels f0.75; iedsre regel mserfO.li
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
POLITIE.
1. Ter Secretarie dezer gemeente, zijn inlichtingen te bekomen
omtrent een alhier gevonden
2. Verloren op Dinsdag 21 Augustus j.1., op de Ge
dempte gracht alhier,
een licht blaauw koralen armbandje, met een klein gou
den slootje.
Inlichtingen hier omtrent worden verzocht ter Secretarie dezer
gemeente.
Roman van GEORGE HöCKER.
XXIH.
„Wat zal ik hooren moeten?" stamelde graaf Wolf met een
schuwen blik op den kamerdienaar.
»Bah, gij behoeft niet te ontstellen," antwoordde Frans
gelaten, terwijl hij gemakkelijk in zijn stoel achterover leunde,
»er gebeurt veel op de wereld het meest ongewone,
hetwelk gij in de romans leest, komt in het werkelijke leven
voor, en is slechts een mager uittreksel der frissche werkelijk
heid." Hij lachtte even. „Geloof zeker, mijnheer de graaf, dat
de romanschrijvers het niet zouden wagen, hunnen lezers zulke
onwaarschijnlijkheden aan te bieden, als de werkelijkheid ze
toch dagelijks doet plaats hebben."
«Maar gij zijt toch misschien niet op mijn kamer gekomen,
om mij voorlezingen te houden over dit hoofdstuk viel Wolf
hem met een zenuwachtig trillen der lippen, in de rede.
«Volstrekt niet," luidde het kalme antwoord van den kamer
dienaar, „integendeel, ik ben gekomen om u het een en ander
Mt het verleden te vertellen. Dus, hoor mij bedaard aan
overigens, voor ik begin zou ik u er wel opmerkzaam
°P willen maken, dat het goed voor u zal zijn, wanneer gij
vooraf de belofte geeft, dat alles, wat ik u nu zal vertel
len, voorloopig het strengst geheim tusschen ons blijft."
Wolf knikte slechts met het hoofd.
»Goed dan. Ik behoef niet wijdloopig te worden, want de
fpschiedenis uwer familie is u immers bekend; gij weet, dat
zijlinie n van uw geslacht de hoop koesterden, de erfgenaam
16 worden van uw grootvader, graaf Joachim. In den beginne
'oheen deze hoop ook werkelijk vervuld te zullen worden, want
u* vader was bij zijne geboorte een zeer zwak en ziekelijk
"Ud. De heilige doop moest intusschen een wonderbaarlijken
jjWoed op hem gehad hebben, want onmiddellijk daarna begon
5? flink te groeien, en toen na verloop van een jaar de min,
e de graaf voor hem had aangenomen, hem verbet, toen was
e kleine éénjarige knaap het beeld van het frisehe, krachtige
^ven. De
min nu was de vrouw van den houtvester van het
,_Dij weet, dat mijnheer uw vader in zijne uitgestrekte
j®®*chen vele houtvesters heeft. De houtvester nu, dien ik
hi 1h *as zoogenaamde slotshoutvester, die het opzicht
dig i°Ver. bosschen, het dichtst bij het slot. Zijne vrouw,
dienst had gedaan bij uw vader, bezat ook een
kind, dat zij ter wereld bracht in denzelfden nacht als
*ader geboren werd. Ook dit kind was een knaap en,
wonderbaarlijk, des te krachtiger en gezonder de jonge graaf
werd, des te zwakker werd het eigen kind der houtvesters
vrouw, dat juist in tegenstelling bij de geboorte zulk een
flink kind was geweest intusschen was in den loop van het
jaar, hetwelk de vrouw op het slot doorbracht, het haar toch
gelukt, haar eigen kind in leven te houden. Zij ging toen weder
met hetzelve terug naar het huis van haren man, leefde daar nog
vele jaren, terwijl mijnheer uw vader gezond en krachtig opgroeide
en zich steeds meer en meer ontwikkelde tot een schoon jonkman.
Zoo ging het voorbij tot uw grootvader gestorven was en uw vader
diens majoraatsgoed had geërfd. Toen gebeurde het, dat de voor
malige min ziek werd en kwam te sterven, doch in haar laatste
uur bet zij dringend uw vader verzoeken, tot haar te komen,
daar zij hem iets zeer gewichtigs had te openbaren. Ik had
toen reeds de eer, voor mijnheer uw vader een onontbeerlijk
dienaar te zijn, en zoo nam hij mij, nadat hij besloten
was, uit oude aanhankelijkheid, zijn voormalige min het sterven
door zijne tegenwoordigheid te verlichten, met zich mede naar
de houtvesterij. Wij kwamen juist, toen de min om den gees
telijke had gezonden, om aan dezen haar zonden te biechten.
Behalve zij zelve, was nog haar zoon, den houtvester Anton,
die in de plaats van zijn overledenen vader nu het houtvesters-
ambt waarnam, in het vertrek. Mijne tegenwoordigheid scheen
de stervende ongerust te maken, want op haar verlangen zond
uw vader mij uit het vertek. Ik wachtte nu in de voorkamer,
maar daar de wanden van het huisje slechts zeer dun waren
en de stervende met schrille, ver klinkende stem sprak, was ik
in de gelegenheid, elk harer nu volgende woorden te verstaan."
Wolf had tot nu zonder eenig teeken van oplettendheid te
geven, achterover in zijn stoel gelegen; doch nu keek hij den
verteller voor de eerste maal met een bijna angstigen blik aan.
„En nu wat gebeurde er nu?' stamelde hij met
bevende lippen.
„Iets zeer wonderbaarlijks, wat ik bijna niet voor mogelijk
had gehouden," ging Prans op onverschilligen toon voort. „De
stervende bekende, dat zij, door eergierigheid en liefde tot
haar eigen kind er toe verleid was, indertijd een ongehoord
bedrog te plegen, hetwelk haar nu het sterven onmogelijk
maakte. Zij had namelijk na de geboorte het jonge graafje
met haar eigen kind verwisseld. Daar zij aangenomen had, dat
het zwakke gravenkind toch zou sterven, zoo had zij gehoopt,
zonder merkbare gewetenswroeging aan haar eigen kind eene
schitterende maatschappelijke positie te kunnen aanbieden. Geen
mensch had het bedrog opgemerkt, des te minder, als de voor
gewende moeder van den tegenwoordigen majoraatsheer in het
kraambed was gestorven. Tegen de verwachting in was ook het
gravenkind, dat zij in de toekomst voor het hare bet doorgaan,
in het leven gebleven. De frissche boschlucht en het vrije leven,
hetwelk hij leidde, hadden den knaap tot een sterk jonkman
doen opgroeien. Nu het op een sterven ging, kon zij echter
niet anders, dan de waarheid bekennen. De beide bedrogenen
moesten het haar vergeven en zich met elkander verstaan.
Graaf Wolf, de majoraatsheer, die door de geheele wereld als
zoodanig erkend werd, was naar waarheid haar eigen vleesch
en bloed, terwijl de houtvester Anton ten volle gerechtigd was,
den naam van een trotschen graaf van Wolfenstein te voeren
en het majoraat te aanvaarden, hetwelk nu in het onrechtmatig
bezit was van graaf Wolf."
„Ontzettend onmogelijk," stamelde de jonge graaf
en staarde den spreker met doffen blik aan. „Mensch, gij
liegt gij moet liegen
„Ik spreek de zuivere waarheid," antwoordde Prans gelaten,
terwijl er bij hem niet het minste spoor was te ontdekken van
gemoedsbeweging. Gij kunt u denken, mijnheer de graaf,
welk een ongehoorde ontroering zich van uw vader meester
maakte, toen zoo onverwachts hem door de stervende het
weinig verkwikkelijk feit werd medegedeeld, dat hij eigenlijk
een eenvoudige houtvesterszoon was en alleen door een af
schuwelijk bedrog er toe was gebracht de rol te spelen van
een majoraatsheer van Wolfenstein. Voor hij evenwel aan zijn
ontzetting lucht kon geven, was de dood reeds ingetreden."
„Nu was het aan de beide zoogbroeders om zich met elkander
te verstaan. Tot eer van mijnheer uw vader moet ik u nu ver
klaren, dat deze werkelijk van plan was, die kwestie in der
minne te schikken, met Anton Winter, den zoon van den hout
vester; eigenlijk kon deze laatste hem niets bewijzen, want
zijn eigen getuigenis kon als dat eeuer belanghebbende partij
niet zooveel gewicht in de schaal leggen; aan mij, den ongezieuen
hoorder van deze geheele bekentenis dacht toen niemand. Het was
dus van uw vader vrije verkiezing geweest, die toen reeds met uwe
moeder gehuwd was, den eensklaps te voorschijn getreden eigen
lijken erfgenaam van Wolfenstein, hetzij een deel, hetzij het geheel
der erfenis te laten toekomen. Aan dit laatste viel nu in
geen geval te denken, want dit ongehoorde bedrog had niet
alleen een vreeselijk opzien moeten baren, wat zooveel mogelijk
vermeden moest worden, maar men kon toch ook niet van uwen
onschuldig in den val geraakten vader verwachten, dat hij nu
zoo in een oogenblik uit zuivere edelmoedigheid van allen
glans en heerlijkheid afstand doen en ter wille van een ander
tot behoeftige nederigheid afdalen zou; maar Anton Winter
verlangde toch niets anders. Deze was een ruw en onhandelbaar
persoon, die door de meesten uit den omtrek gevreesd was
en gehaat wegens zijn aanmatigend gedrag kortom, hij begon
op alle mogelijke wijzen uw vader te bedreigen, zoodat de arme
man volstrekt geen rust meer kon vinden.
„Toen deelde ik hem mede, dat ik het geheim kende en
bood hem mijn raad aan. Het kan u geen belang inboezemen,
mijnheer de graaf, hoe alles in de bijzonderheden zich gedroeg;
kortom, het gelukte mij, de beide mannen des nachts bij
elkander te brengen. Ik wil van mijnheer uw vader aannemen.