Ei yergeef ons onze scliulflen!
Zondag, 2 September 1S88.
31ste Jaargang. ÏTo. 2225.
AMSTERDAMSCHE KRONIEK.
Uitgever: J. WINKEL.
Rureau: SC'HACiiE\, Laan, 1), 5.
Gemeente Schagen
Bekendmakingen.
medaillon.
PATESTE».
PATENTEN.
De langverwachte Prinsessedag begint hier met een zeer
ongewenschten stortvloed van hemelwater. Deze ochtend
werden we in de vroegte reeds gewekt door een aubade van
neerplassende waterstralenen terwijl ik deze Kroniek zit
te pennen elf uur plassen die stralen nog maar
onvermoeid door, en rommelt er zoo nu en dan ter afwis
seling eens een donderslagje. Wanneer al onze vaderland-
sche gelegenheidsdichters zich verschreven en 's Hemels
regen in plaats van 's Hemels zegen over onze jarige
Prinses afgesmeekt hadden, zou de nederdalende vochtmassa
moeilijk grooter kunnen zijn. Het terrein achter het Rijks
museum, waar volgens het feestprogramma dezen morgen
om 10 uur de volksspelen zijn begonnen, zal zich denkelijk
meer geëigend hebben voor een zwemwedstrijd, dan voor
een prijskamp van hardloopers, worstelaars, steenwerpers,
enz. Neen, dan hebben de kinderen het gisterenmiddag bij
hun feest op hetzelfde terrein vrij wat beter getroffen
Ik dacht een oogenblik aan het bekende sprookje van
den Rattenvanger van Hameln, toen ik gisterenmiddag te
1 uur dieu langen stoet van 5000 kinderen elk met een
Oranjeroset op de borst en een vlaggetje in de hand, uit
den speeltuin in het Weteringplantsoen in optocht naar het
terrein der kinderspelen zag trekken. Evenals in het sprookje,
volgden deze 5000 knapen en meisjes vroolijk en juichend de
hen voorafgaande muziek, doch hier werden ze door hun
aanvoerder niet naar den leelijken Koppenberg geleid, om
daar spoorloos in te verdwijnen, maar naar een land van
belofte, waar de poffertjeskramen, draaimolens, poppekasten,
goochelaars en allerlei andere heerlijkheden hen reeds ston
den te wachten. Zooals ik zoide: wat het weer aangaat,
hebben de vroolijke kleuters het bijzonder goed getroffen
den geheelen morgen regen, om twaalf uur nog een stortbui
als in de dagen Noachs, maar precies klokslag één,
toen de kinderen opmarcheerden, brak het Oranjezonnetje
door de wolken heen, om verder den geheelen middag
trouw op zijn post te blijven. Welk een jolig, levenslustig
gewoel het de eerste oogeublikken was, toen al die dui-
zende kinderen, waarvan sommigen Oranjekleurige petten,
hessen, broeken en kousen droegen, op het feestterrein
SCHAKER
Alpieei Nienvs-,
COURANT.
MÉ-
in
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater
dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEB-
TENTIÊN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STEKKEN èén dag vroeger.
Prijs per jaar f3.Franco per post f3.00.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIÊN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f 0.15
G-roote letters worden naar plaatsruimte berekend.
POLITIE.
1. Ter Secretarie dezer gemeente, zijn inlichtingen te bekomen
omtrent een alhier gevonden
2. Verloren op Dinsdag 21 Augustus j.1., op de Ge
dempte gracht alhier,
een licht blaauw koralen armbandje, met een klein gou
den slootje.
Inlichtingen hier omtrent worden verzocht ter Secretarie dezer
gemeente.
De burgemeester van Schagen brengt ter algemeeno kennis,
dat de patenten, aangevraagd in de maand Mei j.1., voor het dienst
jaar 1888/89 ter gemeetesecretarie door belanghebbenden kunnen
worden afgehaald van af Dinsdag den 4 d e n S e p t. tot en
met Maandag den 1 7 d e n S e p t. a. s. des voormiddags van
9 tot 12 ure, de invallende Zondagen uitgezonderd.
Schagen, den 31 sten Augustus 1888.
De Burgemeester voornoemd,
G. LANGENBEKG.
Roman van GEORGE HöCKER.
49.)
XXIV.
De vacantiedagen van de universiteit bracht ditmaal de jonge
professor Erich von Wolfenstein door op zijn ouderlijk slot.
Intusschen scheen hij het slot Wolfenstein meer te beschouwen
als een plaats waar hij zoo van tijd tot tijd kon afstappen,
want hij vertoefde slechts weinig in hetzelveslechts alleen de
uren, welke hij doorbracht in het gezelschap zijner moeder,
zagen hem binnen de grauwe muren. Het grootste gedeelte
van den dag bracht Erich door op den burg Almenrode, waar
hij een gaarne geziene gast was. De oude baron mocht den
levenslustigen, mannelijken Erich bijzonder gaarne lijden, hij
praatte veel met hem, en daar Erich tegenover hem de
grootste voorkomendheid in acht nam en ten alle tijde bereid
was, de jachtverhalen aan te hooren, in het vertellen waarvan
baron van Almenrode onuitputtelijk was, of met dezen en den
opperhoutvester van het adellijk goed een partij skat te spelen,
die dikwijls tot laat in den nacht duurde, was hij op den burg
Almenrode steeds welkom.
In waarheid waren het niet de jachtverhalen en de skat-
partijen, die den jongen graaf naar het naburige slot trokken,
maar wel de jonkvrouwelijke schoone dochter van den ouden
baron. Erich en Angelika hadden elkander vurig lief. Wel was
nog het teedere gevoel, hetwelk hunne harten aan elkander
ketende, een zoet geheim tusschen hen beiden. Zij hadden nog
Met den moed gehad, hun geheim te bekennen aan hunne
ouders, vooreerst, omdat Erich een vaste positie wilde beklee-
den, die hem in staat stelde, zonder eenige geldelijke onder
steuning een eigen huishouding op te richten, ten anderen ook
*ilden zij den majoraatsheer den tijd laten, zijn lievelingsplan
to vergeten. De beide jonge lieden wisten zeer goed, dat de
oude graaf Wolf nog halstarrig er naar streefde zijn oudsten
z°on te doen huwen met de dochter van baron van Almen-
tude, maar evenzeer was het voor het minnend paar geen
8eheim, dat de jonge majoraatsheer er volstrekt niet aan dacht,
ku dezen opzichte voor zijn vader een gehoorzame zoon
zijn.
In den laatsten tijd had Erich dikwijls het voorhoofd gefronst,
ij had zijn broeder, die op bevel zijns vaders insgelijks naar
olfenstein was gekomen, zeer veranderd bevonden en herkende
tm bijna niet meer. Zonder dat de beide broeders het mis-
?ewild hadden, was er in hun omgang een ongekende
«tigheid ontstaan. Het was niet meer de oude hartelijkheid,
e hen te zamen bracht. Wolfs voorhoofd was bewolkten de
sta 200 °Pene» overmoedige blik zijner oogen, had iets on-
dvastigs, wijfelends bekomen, hetwelk den jongeren broeder
upviel. Reeds eenige malen had Erich getracht, eerlijk en
P^uhartjg met Wolf te spreken, en deze te verzoeken, hem
106 te vertrouwen, wat zijn hart zoo zeer ter neder drukte
De Burgemeester van Schagen, brengt ter algemueiie kennis,
dat de pAtenten, aangevraagd in de maand Mei j.1. tot uitoe
fening der beroepen van tapper, slijter in wijnen, sterke dranken
en bieren en koffiehuisbouder, voor het dienstjaar 1888/89 onder
overlegging van bet aanslagbillet, waaruit voldoening der helft
van den aanslag blijkt, ter gemeentesecretarie door belangheb
benden kunnen worden afgehaald op alle werkdagen des voor
middags van 9 tot 12 ure.
Schagen, den 31en Augustus 1888.
De Burgemeester voornoemd,
G. LANGENBERG.
maar zijn broeder had hem steeds een ontwijkend antwoord
gegeven. Hij had getracht onverschillig te lachen en, het hoofd
schuddende, beweerde hij, dat hem niets deerde en hij zich zeer
gelukkig gevoelde; maar reeds zijn stem had hem verraden,
nog meer dan zijn ernstig gelaat. Erich dacht er natuurlijk
niet aan, zijn broeder te dringen hem zijn vertrouwen te
schenken, want wanneer deze hem dit niet vrijwillig gaf, kon
het voor hem geenerlei waarde bezitten. Maar hij kon zich toch
ook niet losmaken van een bang vermoeden, dat het eensklaps
zoo terughoudend gedrag van Wolf in zekere mate in verband
stond met Angelika van Almenrode.
Vroeger had Erich bereidwillig zich eenige toespelingen
laten ontvallen tegen zijn broeder omtrent de kiemende liefdes
betrekkingen, en Wolf had dan vol zorgeloozen overmoed ge
lachen. Hij zou zijn broeder niet in den weg treden, meende
hij, wanneer deze in eene verbintenis met Angelika zijn levens
doel zagdoch nu hulde hij zich in diep stilzwijgen, wanneer
Erich over Angelika wilde spreken. Ook had. het Erich toegesche
nen, dat eenige malen, toen hij met Wolf over Angelika sprak, op
Wolf's bleeke gelaat een verraderlijke trek zich had vertoond,
die hem deed vermoeden, dat zijn broeder het niet eerlijk met
hem meende.
Nu was Erich volkomen zeker van de liefde zijner beminde
en hij twijfelde er niet aan, dat zelfs, wanneer die liefde op
den proef werd gesteld, zij zegenrijk uit den strijd zou
treden; maar het was hem toch hang te moede bij de gedachte,
dat hij, om tot het gewenschte doel te komen, niet alleen de
liefde zijns vaders, wanneer deze bij zijn wil bleef volharden,
moest verbeuren, maar dat hem ook het verlies van den nog
steeds hartelijk beminden broeder boven het hoofd hing.
Zoo kwam het, dat Erich dikwijls met kommervol gelaat
naar Almenrode kwam, iets wat niet paste bij een gelukkig
minnaar. Wanneer hij zich met zijn geliefde alleen bevond,
hetgeen evenwel hoogst zelden gebeurde, dan verheelde hij zijne
vrees niet, maar Angelika trachtte, door hartelijk om zijn
vrees te lachen, zijn spoken te verdrijven.
„Er zal uw papa niets anders overblijven, dan zich in zijne
wenschen te beperken," meende zij zorgeloos op zekeren keer,
toen zij vertrouwelijk naast elkander in het kleine prieël zaten,
hetwelk Angelika's lievelingsplaatsje was. „Geloof vrij, uw
broeder denkt zelfs niet meer aan mij Wanneer hij er
ooit aan gedacht heeft, aan den wil zijns vaders te gehoorzamen,
dan heb ik hem reeds in den aanvang alle redenen gegeven, mij
niet te naderen."
„Ach, dat is het ook niet," viel Erich haar in de rede, „nog
verleden zomer verzekerde hij mij zeer nadrukkelijk, dat hij er
zelfs niet aan dacht, de gulden vrijheid van het vrijgezellen-
leven vaarwel te zeggen."
„Welnu."
„Maar tegenwoordig is hij zoo zeer veranderd, zijn houding
is zoo zonderling
„Bah, gij ziet alles te donker in, mijn vriend; misschien
heeft hij wel schulden, die hem drukken Gij weet toch,
graaf Lehnsdorf, die de vorige week bij ons op bezoek was
en den afgeloopen winter in Rome doorbracht, vertelde ons ook,
wat voor een dol, lustig leven Wolf gedurende het carnaval
in de eeuwige stad had geleid."
Erich gaf dit gereedelijk toe. „Dat is wel waar, mijn liefste,
gij hebt daarin wel gelijk ik dacht daar niet aan, dat
zal het zeker wel zijn.*
„Nu, ziet gij, gij buitengewoon slimme mijnheer de professor,"
schertste Angelika lachend, „ook gij zijt riog niet te oud om
te leeren. Geloof vrij, Wolf denkt niet meer aan de eenvou
dige freule van Almenrode; hij is betooverd door de gloeiende,
zwarte oogen der edele RomeinschenWeet gij nog,
hoe graaf Lehnsdorf in vuur geraakte, wanneer hij begon te
spreken over de edele Italiaanschen Ach, lieve hemel,*
riep zij uit in komische vertwijfeling, „dat moet een gevaarlijk
menschenras zijn; daarvoor moeten wij arme Gerinaanschen
bescheiden achter staan."
Hij ontstal haar snel een kus. „Dat is mijn eenige ant
woord,» riep hij vol warmte uit. „Gij weet toch, dat gij voor
mij de levenwekkende zon zijt, zonder welke ik mij mijn
bestaan niet meer kan denken."
Het jonge meisje bloosde en trachtte zich van hem los te
maken, doch duldde, dat hij haar nog vaster omarmde. „Er is
ook niemand zoo weinig eischend, als gij."
„Neen, neen," riep Erich uit vol vuur, „gij zijt mijn één
en mijn alles o, hoe zou mijn leven verwoest zijn,
wanneer niet de zonneschijn van uw blik mijn hart verlichtte."
„Wij zullen zeer gelukkig met elkander zijn," fluisterde het
jonge meisje en legde blozend het lokkige kopje aan zijn borst.
Beiden hadden in het lommerrijk, verscholen priëel nog veel
met elkander te spreken. Wat hebben minnenden al niet el
kander mede. te deelen In stille, gelukzalige vergetelheid
luisterden zij begeerig naar hetgeen zij elkander toefluisterden.
Elk hunner woorden klonk hen als muziek in de ooren. Erich
had voor niets anders oogen, dan voor zijne schoone geliefde,
die hem vertrouwelijk aan den arm hing en Angelika geloofde
aan een gelukkige toekomst.
„Maar wij willen nu niet langer over het geluk drooraen,
doch het ook werkelijk bezitten," riep Erich uit. „Wat belet
ons, dat wij nu ook voor de wereld worden, wat wij reeds
in het geheim zijn Ik heb nu een goede betrekking als
professor, die ons vooreerst bevrijdt van de gewone zorgen
In de toekomst zal het nog wel beter worden. Wij zullen een
gelukkig leven hebben met elkander waarom aarzelen
wij dan nog Eenmaal moet het toch geschieden, en ik houd
het voor het beste, nog heden tot uw vader te gaan en hem
openhartig te verklaren, dat wij elkander lief hebben."
Angelika ontstelde. Welk een jong meisje zou niet ontstel
len, wanneer zij van den geliefde hoort, dat deze het uur der
beslissing wil verhaasten Maar zij onderwierp zich gaarne aan
Erich's oordeel. Zij legde dus nog eenmaal vol vertrouwen het
lieve kopje tegen zijn borst en luisterde gretig naar de zoete
woorden van Hefde, welke Erich tot haar sprak.
Daarna namen zij van elkander afscheid. Erich ging in het
slot, om den baron te begroeten en hem zijne hartsbelangen
bloot te leggen; Angelika, die het in dien tijd in huis niet
kon uithouden, bleef in het park en wilde op haar lievelings
plekje het beslissend woord van den terugkeerenden geliefde
afwachten. Wordt Vervolgd.