Er yergeef ons oDze schulflen!
Zondag, 9 September 1888.
31ste Jaargang. No. 2227.
rtcotiB- L1I11M
AMSTERDAMSCHE KRONIEK.
Uitgever: J. WINKEL.
Rurean: SCH HiKK, Laan, D, 5.
Gemeente Sc hagen.
P ATESTEI,
PATKIÏTEIÏ,
SCHAGER
RAMT.
Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Zater
dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure. worden ADVEB-
i fENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STEKKEN één dag vroeger.
9
Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIËN van 1 tot 6 regels fO.75; iedere regel meer f 0.15
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Bekendmakingen.
De burgemeester van Schagen brengt ter algemeeno kennis,
dat de patenten, aangevraagd in de maand Mei j.1., voor het dienst
jaar 1888/89 ter gemeetesecretarie door belanghebbenden kunnen
worden afgehaald van af D i n s d a g den 4 d e n S e p t. tot en
met Maandag den 1 7 d e n S e p t. a. s. des voormiddags van
9 totl2 ure, de invallende Zondagen uitgezonderd.
Schagen, den 31 sten Augustus 1888.
De Burgemeester voornoemd,
G. LANGENBERG.
De Burgemeester van Schagen, brengt ter algemeene kennis,
dat de patenten, aangevraagd in de maand M e i j.1. tot uitoe
fening der beroepen van tapper, slijter in wijnen, sterke dranken
en bieren en koffiehuishouder, voor het dienstjaar 1888/89 onder
overlegging van het aanslagbillet, waaruit voldoening der helft
den aanslag blijkt, ter gemeentesecretarie door belangheb
benden kunnen worden afgehaald op alle werkdagen des voor
middags van 9 tot 12 ure.
i Schagen, den 31en Augustus 1888.
De Burgemeester voornoemd,
G. LANGENBERG.
I Sedert een dag of wat zijn we hier dan toch eindelijk
tot onze normale levenswijze teruggekeerd. Tot j.1.
ondag althans verkeerde de groote meerderheid mijner
geachte stadgenooten in een zeer abnormalen toestand.
Gij denkt aan „kennelijken staat," waarde lezer? Neen,
Roman van GEORGE HöCKER.
51.)
XXV.
„Om Gods wil, wat is er gebeurd, lieve vader riep wei
nige uren later Angelika uit, toen zij op bevel van den baron
diens kamer binnentrad en hem met alle kenteekenen van de
hevigste ontsteltenis en afmatting, op een stoel ineengedoken
zag zitten. „Gij ziet er vreeselijk verstoord uit waar is
Erich's broeder, de jonge graaf?"
»Hij is weg," antwoordde de baron op doffen toon, terwijl
hij het vermeed, zijne dochter aan te zien. „En zijne broeder
Erich, waar vertoeft die
Het jonge meisje bloosde. „Wij zaten samen in den tuin,
toen de bediende met uwe boodschap kwam," antwoordde zij
haperende. Zij wierp zich nu voor haar vader op de knieën
met beide handen zijn knie omvattende, riep zij uit„O,
heve vader, hoe gelukkig ben ik is het dan waar, bet
geen Erich mij gezegd heeft, mogen wij werkelijk hopen en
hertrouwen op uwe goedheid
«Houd op 1" steunde Almenrode, terwijl hij onwillekeurig
®et een onzachte beweging zijn dochter van zich stiet, zoodat
onthutst opstond en hem met tranen in de oogen aan-
ptaarde.
»Maar, papa, wat deert u dan toch, gij zijt zoo geheel ver-
Qerd, fluisterde zij met bevende lippen, „is er iets onaan
voorgevallen, toch niet in verband met de komst
^den jongen graaf?"
,e baron gaf eerst geen antwoord. Hij was blijkbaar te
geschokt door eene onverwachte gebeurtenis, dat hij zich
Jg met geheel had kunnen herstellen. Ter sluiks keek hij
P008 zijne dochter aan, daarna sloeg hij den blik weder
l er en zuchtte diep. „Arm, arm kind," fluisterde hij met
Te^de lippen.
IJn God, gij maakt mij verontrust, vaderzeg mij toch wat
voorgevallen stamelde Angelika, terwijl zij naast haar
n/j ^bnielde en hem hartstochtelijk omhelsde,
^and bet ooit kunnen denken, dat ik zooveel smaad en
kind '-6 2011 moe^en beleven O, mijn God, mijn arm
l, neP de baron nogmaals uit in vertwijfeling.
Antjeifka lU' wa^ *s er ^an geschied ri
vretseliiV ïlevigen angst uit. „Gij foltert mij. Wat
tv 5 bebt gij toch moeten hooren
nep nu
voor
zóó erg was het nu gelukkig niet; maar als ge spreekt
van een roes, ja, van een roes had het wel iets. De
roes der blijdschap bij het vooruitzicht van al de heerlijk
heden die de Prinsessefeesten ons zouden te genieten geven;
nog verhoogd door de drukte en tbeslommeringen, die in al
zulke gevallen onvermijdelijk met de voorbereidende maat
regelen gepaard gaan. Wat zou het jammer en treurig
geweest zijn, wanneer bij de driedaagsche uitvoering van
al die feestplannen alles door water en wind bedorven ware
geworden. Maar de kwade vermoedens zijn niet verwezen
lijkt. Over het geheel genomen, hebben wij en onze vele
duizende bezoekers geen reden van klagen gehad, 't ls
waar, de volksspelen op j.1. Vrijdag werden wel wat rijke
lijk besproeid; maar overigens heeft de Oranje-zon haar
beste beentje voorgezet en zich niet onbetuigd gelaten,
zoowel Donderdag bij de kinderspelen, als Zaterdag bij den
optocht. En de Oranje-m aan, die er ook wel mag wezen,
heeft evenzeer een pluimpje verdiend, omdat ze Vrijdag
avond bij de geïllumineerde gondelvaart en het vuurwerk
zoo kranig de wolken in bedwang en de regenbuien tegen
hield. Ja, die gondeltocht was betooverend schoon in
mijn oog mocht dit nommer van het feestprogram wel
het neusje van den zalm heeten. Van een der vele brug
gen over de Heeren- of Keizersgracht gezien, leverde de
nadering van den geïllumineerden stoet, die telkens Bengaalsch
vuur afstak, een verrukkelijk schouwspel op. De veelkleu
rige gloed stak scherp af tegen den donkeren avondhemel,
spiegelde zich als een stroomend en golvend vuur in het
water en wierp een hellen lichtglans op de aristocratische
gevels van de huizen dezer echt Amsterdamsche grachten;
en tusschen dien glans speelden dan op verrassend schoone
wijze de bewegelijke schaduwen van het dichtgebladerde
geboomte en de woelende menschenmassa langs den wal.
Het maakte een trotschen tooverachtigen indruk, en tel
De cul g!J toen moeten hooren r
^tend°U 6 Ulan baar smartelijk aan en streek toen lief-
Ulet de linkerband over haar hoofd. „Gij zijt mijn hef,
moedig kind," antwoordde hij aarzelend, terwijl hij beurtelings
bleek en rood in het gelaat werd. „O mijn God, ik zou er
wel mijn leven om willen geven, wanneer ik het u zou kunnen
besparen, hetgeen ik u nu moet zeggen."
Wederom hield hij op. Hij kon den angstigen blik, met
welken Angelika hem aanzag, niet langer uithouden en sloeg
daarom de oogen neder, als was hij zich schuld bewust,
„Mijn God, wat is er gebeurd kreet de jonge dame,
terwijl zij haar vader hartstochtelijk omhelsde. „Niets kwaads
vermoedende, het hart vol geluk, kom ik tot u en vind
u, als een beeld der vreeselijkste vertwijfeling."
„Gij hebt gelijk, mijn kind/ kermde de oude man. „O, ik
wilde wel, dat ik dood was."
„Er moet iets vreeselijks plaats gehad hebben, daar gij zoo
wanhopend zijt," stamelde Angelika, en, bekropen door een
noodlottig vermoeden, voegde zij er aan toe: „mijn God, het
zal toch niet Erich betreffen?"
De baron deed een bitteren en akelig klinkenden lach hooren.
Het was een lach der vertwijfeling, die op het gemoed van
een ander eene uitwerking heeft, als een verwenschende vloek.
„Zet u hem maar gerust uit het hoofd/ riep de oude man
haar spijtig toe. „Er kan nimmer iets worden van uwe ver
loving!"
Het jonge meisje staarde hem een oogenblik aan, alsof zij
hem niet goed verstaan had; daarna slaakte zij een doordringende
kreet. „Mijn God, het is niet mogelijk, wat gij zegt, vader",
riep zij uit. „Zooeven brengt Erich mij de gelukkig makende
tijding zegt mij, dat gij hem op den voet zoudt
volgen en nu moet er aan alles een einde, de zoete
droom mijns harte moet reeds uitgedroomd zijn Neen,
neen, mijn vader, dat is u geen ernst of," ging zij
aarzelend voort, „wat zoudt gij tegen Erich kunnen hebben;
is hij niet een wakker, eerlijk man, in wiens hoede gij uw
kind veilig kunt wanen
„Dat is volkomen waar, hij is een braaf man," erkende de
baron. „O, ik wilde wel, dat zijn broeder op hem geleek,
maar die is een vervloekte schurk," riep de oude man, terwijl
hij van woede stampvoette en een ruwen vloek tusschen de
tanden smoorde.
„Wat zal ik moeten hooren stamelde het jonge meisje.
Er heerschte gedurende eenige oogenblikken een pijnlijke
stilte in de kamer. De oude man staarde met verwrongen trek
ken naar zijn vertwijfeld kind. „Gij moet u herstellen,
Angelika," fluisterde hij met onvaste stem. „Ik ben het niet,
uw arme vader, die u het harte wil brekenmaar het is
die schurk, die Wolf.... God's vloek over hem!"
„Maar wat is het toch met hem/ vroeg Angelika, in ang
stige verwachting haar vader aanziende.
„Hij heeft zooeven om uw hand gevraagd
„Wie Wolf van Wolfenstem riep Angelika ten hoogste
kens gingen er dan ook luide kreten van bewondering uit
de opeengepakte volksmenigte op. Dat er, onder al die
drukte, van het gezang der in de vaartuigen zetelende
liedertafels niet heel veel terecht kwam, kan men zich wel
voorstellen; maar toch toen al de booten tegelijk in
een halven kring voor het huis van den burgemeester halt
hielden, en het hoofd van ons stedelijk bestuur met een
koorzang begroetten, was het succes toch weer geheel
aan de zijde der liedertafels en werden zij beloond met
een donderend gejuich uit tienduizende monden, luider en
krachtiger dan hun zeker ooit te beurt is gevallen.
Het later in den avond (11 uur) gevolgde vuurwerk was
niet zoo „schitterend," als het programma beloofde en het
publiek zich voorgesteld had, maar de „deskundigen" ver
klaarden dat het waarschijnlijk door de vele regens van
dien morgen een weinigje had geleden, voor welke ver
klaring men trouwens geen deskundige behoeft te wezen.
Daarentegen overtrof de groote optocht van jl. Zaterdag
de stoutste verwachtingenelk der historische groepen
veraanschouwelijkte een stuk historie op zich zelf, alle
personen in de lijst van hun tijdmaar vooral de groep
uit den tijd van Prins Willem V, waarbij een Karos met
zes paarden en een statig gevolg in de sierlijkste costumes,
maakte een overweldigen indruk. Geen druppel regen is
er den ganschen middag gevallen, en er is geen enkel on
geluk van eenige beteekenis gebeurd. Ook in dit laatste
opzicht mogen wij met volle tevredenheid op onze zoo
welgeslaagde feesten terugzien. Met voldoening omtrent de
goede stemming van den volksgeest mag ook geconstateerd
worden, dat er bij de politie-autoriteiten geen rapporten
betreffende buitengewone opstootjes of wanordelijkheden
gedurende die dagen zijn ingekomen.
Nu, de Amsterdamsche politie heeft, ook zonder buiten
gewone werkzaamheden, de handen vol genoeg. Ik heb er
verbaasd uit. Zij schudde het hoofd, als begreep zij niet, het
geen haar vader haar zeide.
„Nu, gij weet toch ook wel, wat er eens afgesproken was
tusschen zijn vader en mij.*
Het jonge meisje sloeg de handen ineen. „Maar daartusschen
ligt toch eene eeuwigheidWolf is ingewijd in onz# liefde,
hoe kan hij het wagen zich te onderstaan
„Het is zoo," viel de baron haar laconisch in de rede,
terwijl hij met de hand over zijn hoofd streek. „Hij heeft in
alle formaliteiten om uwe hand gevraagd Haha, wan
neer het niet zoo innig treurig ware, dan zou men er om kun
nen lachen beide broeders op denzelfden dag."
„En gij, lieve vader, hebt hem toch zeker ten antwoord ge
geven, dat ik reeds over mijn hart had beschikt," antwoordde
Angelika met jonkvrouwelijke waardigheid, terwijl zij toch met
angstig gelaat haar vader in het afgewende gelaat staarde.
„Neen, ik heb hem uw hand toegezegd," antwoordde Almen
rode na eene lange pijnlijke stilte, terwijl hij haar niet durfde
aanzien, „den 13 October van dit jaar zal het uw trouwdag
zijn."
„Vader!" riep Angelika uit. Hare gestalte scheen te ver
stijven alleen hare donkere oogen fonkelden onheilspellend.
„O, Angelika, ik heb niet anders kunnen handelen," steunde
de baron. „Mijn arm kind, dat ik, uw eigen vader, u zoo het
levensgeluk moet verwoesten!"
Het jonge meisje schudde het hoofd, alsof het nog altijd
haar vader niet goed begreep, „Neen, neen, het is slechts
scherts van u," zeide zij na een lange pauze, met haperende
stem. „Gewis, hij hebt mij willen beproeven, of ik ook waardig
ben, Erich's vrouw te heeten Maar het wilde hoofdschudden
van den ouden man deed haar op nieuw verstommen. „En,"
vroeg zij met hartverscheurende stem, „is het werkelijk geen
scherts van u Is het de bittere, ontzettende waarheid,
vader
„Ja," fluisterde deze, „het is de waarheid Vergeef
mij, dat ik het vreeselijke u zoo botweg mede deelgij weet,
liegen is nooit mijn bijzonder sterke zijde geweest. Wolf van
Wolfenstein, de jonge toekomstige majoraatsheer, heeft om uw
hand gevraagd en ik
„Gij
„Ik," voleindigde de baron met alle kenteekenen van de
hevigste smart, „ik heb aan den door hem uitgeoefenden dwang
moeten toegeven."
Een smartelijke kreet ontsnapte aan de lippen van het jonge
meisje en deze zonk naast haar vader op de knieën. De oude
man vatte haar hoofd en drukte het innig aan zijn borst.
„Arm, lief kind, voegde hij haar vol deelneming toe, ik ge
voel het, gij knnt het nog niet begrijpen, al dat vreeselijke,
en toch is het zoo. Het heeft mij overvallen, als een bliksem
flits uit helderen hemel."