En mgeef ons onze schulden! Donderdag:, 20 September 1888. 31ste Jaargang. ITo. 2230. T e 1 e urstelli n g e n. Het is ons voornemen, naar aanleiding van het artikel in „De Tijdvan Maandag, 17 September 1888, N°. 12515, eerste blad, over de bekende gebeurtenissen alhier, eenige opmerkingen aan het oordeel onzer lezers te onderwerpen. Wij zullen daarmede even wel nog eenige dagen wachten, totdat de gemoederen meer tot rust zullen zijn gekomen, en van eene onpar tijdige bespreking meer nut kan worden verwacht. de Bed. Gemeente Schagen Bekendmakingen. Boman van GEOBGE HöCKEB. „Het is meestal eene eigenaardigheid van den ouderdom, dat hij de folteringen der jeugd geringschat of loochent" ontmoette ik voor kort in eene dier mogelijk wel wat te veel vrouwelijk-romantische, maar neittemin keurige novel len, waarin Louise Stratenus al hare diepe zielkunde uit stort. Een oogenblik scheen me de verklaring minstens para doxaal maar terwijl ik allerlei gestalten uit het dagelijksch leven, uit mijn vrienden- en familiekring aan mijn geest de revue liet passeeren, stemde ik haar toe, dat niet de ouderdom het meeste lijdt onder de ruwheid en wreedheid der wereld, maar dat op het hoofd der jeugd een doornen kroon past, en dat de sfcherpste den middellaren leeftijd tegen de slapen drukt. Immers, de grijsaard heeft met de wereld afgedaan? Zijn leven is een dorre reeks geworden van teleurstellin gen en verdoovingen, en zoo een zelden voorkomend oogen blik van enthousiasme het nog op enkele punten als een schitterend vonkje verlicht, eene doffe reactie bleef nooit achterwege om het kleine stipje met een wolk van onver schilligheid en flauwheid te overschaduwen En nu verwacht hij niets meer; hem moge nog een nieuw doel voor oogen staan, omdat hij het vroeger geko zene niet vermocht te bereiken, of omdat het hem nu voor levensAool te laf schijnt, maar de hoop steunt hem niet meer in het voorwaarts gaan, en het nieuwe ideaal is hem niet zóó heilig, niet zóó grootsch, dat hij moed genoeg zoude hebben, om het alleen met zijn plichtsbesef tegen te treden. „Waarvoor zal ik mij overspannen verdedigt hij zich; „ik bereik mijn doel toch niet, en indien ik het bereik, zal Ik vraag u, kunnen hèm nog teleurstellingen treffen? Kan hèm de smart nog overvallen, de smart, die hij ver wacht, en die hij zelf schept, indien ze hem niet spoedig genoeg bereikt? Maar de jeugd Een woelige raenschenmassa, te zamen geschoold bij middernachts-duister, bezield met tegenstrijdige wenschen en verwachtingeneen leeuwrik, die in luide tonen den Heere lof zingt, maar vergeet, dat de lucht van roof vogels wemelt, en dat het heerlijkst lofgezang geen manna tot belooning schenkteen kampplaats van wild ge dierte, waar de sluipende tijger den koninklijken leeuw bespringt, en hem óf doodelijk wondt, óf, verschrikt door de kracht zijns vijands, woedend maar beangst terug deinst waarbij zal ik het vergelijken, dat wonderlijke ding, dat wij het hart noemen, dat de Grieken den lever heetten, en dat alle volken den naam van ziel of gemoed hebben gegeven 't Is het eigendom der jeugd. De ouderdom gevoelt het lijden en strijden niet meer, dat het wakker roept, maar de lente, en vooral de zomers des levens worden nu her- dan derwaarts geslingerd door zijn aanhoudend geklop, geween en gevlei. 't Is een stapelplaats van idealen en illusiën; de jonk heid bezit nog genoeg vuur, om die verwachtingen met alle kracht voor te staan; zij acht hinderpalen gering, zij ziet teleurstellingen over het hoofd, zij bejegent spotternij met minachting. En echter laat het lot ongunstig blijven, laten jaren op jaren voorbijgaan, zonder dat het groote doel des levens iets meer genaderd is; laat de bespotting honend aanhou den; laten de teleurstellingen elkander opvolgen in razende SCHAGER A COURANT. rtcntiE- k Liiiill. Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEB. TENTIÊN in het eeratuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STEKKEN één dag vroeger. Uitgever: J. WINKEL. Bureau: liaan, D, 5. Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f 0.15 Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Burgemeester en "Wethouders der Gemeente Schagen brengen naar aanleiding van art 203, alinea 3 der Wet van 29 Juni 1851, (staatsblad No. 85) ter openbare kennis, dat de Begrooting der plaatselijke inkomsten en uitgaven voor 1 8 8 9, zooals zij aan den Raad der gemeente is aangeboden, op de Secretarie der gemeente voer een ieder ter lezipg is nedergelegd tot en met den 2 6 e n September a. 8. en dat eenieder daarvan, tegen betaling der kosten, een afschrift zal kunnen bekomen Schagen, den 13 en Sepember 1888. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeeter, G. LARGENBERG. De Secretaris, DENIJS. 54.) XXVI. //Meldt mij dadelijk bij mijn vader aan," gebood Erich von Wolfenstein in de grootste opgewondenheid den kamerdienaar Franz, die schouderophalend voor hem stond en met gedeeltelijk onbeschaamd, gedeeltelijk onderdanig gelaat hem wilde beletten, de kamer van den majoraatsheer binnen te gaan. «Ik beveel u, hoort gij?" //Mijnheer de graaf is niet zeer wel heden hij heeft een slechten nacht gehad," bracht de kamerdienaar hiertegen in, «misschien wil mijnheer de graaf een andermaal belet aan vragen." «Neen, neen, wat ik met mijn vader heb te bespreken, lijdt geen uitstel," viel Erich hem ongeduldig in de rede, terwijl hij het hoofd trots in den nek wierp, «gehoorzaam oogenblikkelijk irijn bevel of Om de bloedelooze lippen van den dienaar speelde een spottend lachje. Hij vreesde blijkbaar de bedreigingen van den jongen professor niet, maar trots dien boog hij zich toestemmend en sloop hij onhoorbaar naar de kamer van den graaf. Spoedig daarop kwam hij terug met het bericht, dat de majoraatsheer niettegenstaande het vroege morgenuur genegen was, zijn zoon te zien. Driftig snelde Erich naar de slaapkamer van zijn vader, en kuste dezen, die nog in bed lag, eerbiedig de hand. ergeef mij, lieve vader, wanneer ik u reeds zoo vroeg lastig hegon hij, nadat hij zeer gejaagd gevraagd had naar den gezondheidstoestand van den majoraatsheer. «Ik heb hier een nei ontvangen, dien ik u gaarne wilde voorleggen". Daarbij *®es hij op een schrijven, hetwelk op de rugzijde het wapen- van den baron van Almenrode droeg. »Aunt gij het mij niet voorlezen, wanneer het werkelijk zoo gewichtig is vroeg de majoraatsheer ongeduldig. «Het is er donker, gij weet, ik moet mijne oogen ontzien." Ench boog zich gehoorzaam. «Nu dan, lieve vader, er is in brief sprake van eene zeer belangrijke zaak," begon hij. m u den inhoud verstaanbaar te maken, moet ik u vooral vielen, dat reeds sedert langer dan een jaar de band der de if 611 mij verbindt met Angelika van Almenrode, °chter van uwen vriend en buurman." e oude heer wierp hem een snellen, wantrouwenden blik 1? aV' riep hij uit, «het eerste woord, dat ik hoor." el is zoo, lieve vader," antwoordde Erich met kalme be slistheid. «Gisteren vatte ik het besluit, om de hand van An* gelika bij haar vader aanzoek te doen." «Zonder mij te vragen?" viel de majoraatsheer, met veel bits heid in zijn stem, hem in de rede. «Gij wist toch vermoedelijk, dat ik plannen met uw broeder had, met betrekking tot Ange lika van Almenrode?" «Vergiffenis, beste vader, wanneer ik daartegen misschien een fout heb begaan, maar de liefde laat zich nu eenmaal niet sturenen daar ook Angelika met mij eens van hart en zin is, zoo «Ach, dat zijn holle volzinnen," viel de graaf hem barsch in de rede. «In de eerste plaats is hier sprake van den wil des vaders en van de gehoorzaamheid des zoons maar spreek verder, gij wildet mij naar ik gis, nog iets zeggen." «Goed dan, lieve vader," ging Erich voort, terwijl hij de in hem kokende verbittering ter nauwernood kon bedwingen. „Ik vroeg gisteren Angelika's vader om haar hand Het was natuurlijk mijn voornemen, miju keuze ook aau uwe goedkeu ring te onderwerpen «Zeer beminnenswaardig van u, inderdaad," beet de graaf hem ironisch toe. «Daar ontvang ik heden morgen dezen brief, die mij eens klaps uit mijn hemel van geluk doet neerstorten." «Laat zien," zeide de graaf en nam nu zijn zoon den brief werkelijk uit de hand. «Schuif de gordijnen een weinig van het venster terug," gebood hij toen Erich, en als deze gehoor zaam aan dit verlangen voldeed en het volle daglicht nu het vertrek binnenstroomde, ging de majoraatsheer recht overeind in zijn bed zitten en begon hij met onverschillig gelaat den brief te lezen. «Mijn beste, jonge vriend I «Vergeef het een oud man, wanneer hij u heden moet be kennen, dat de belofte, die hij u gisteren- heett gegeven, eene overijlde en niet te vervullene geweest is. Nauwelijks hadt gij mij verlaten, toen, gelijk gij weet, mijnheer uw broeder bij mij verscheen. Het is u niet onbekend, dat deze in zeker op zicht oudere rechten heeft op het bezit van mijn eenig kind. Daar hij nu die rechten doet gelden op een manier, waartegen ik mij niet kan verzetten, ben ik gedwongen, aan zijn verlan gen toe te geven en Angelika met hem te werloven. Vergeef mij, wanneer ik mij er toe bepaal, u de naakte, dorre feiten mede te deelen. Ik verkeer begrijpelijker wijze niet in een toestand, u uitvoeriger te schrijven, maar verwijs u veel meer dadelijk tot uwen broeder, die zeker wel niet zal weigeren, u rekenschap te geven. Ik zelve kan het alleen ten levendigste betreuren, dat omstandigheden, die ik niet nader kan omschrij ven, mij dwingen, toe te geven aan den uitdrukkelijken wensch van mijnheer uw rader, en de toekomst van mijn kind, in plaats van aan u, toe te vertrouwen aan uw ouderen broeder. Ik koester den oprechten wensch, dat een goedgunstig lot u ik toch de vruchten niet meer plukken van mijn ar beid en daarmede laat hij alles rusten. de smart zal doen overwinnen en ik ben ontroostbaar, dat ik het ben, die u deze hartewonde moet slaan." «Wanneer ik onder 'de heerschende omstandigheden u smeek, uwe mij anders zoo aangename bezoeken op den burg Almen rode te staken, dan zult gij met het oog op de zeer veran derde toestanden, mijn gedrag niet verkeerd begrijpen en daarom niet op mij vertoornd zijn. Verder koester ik de vaste over tuiging, dat gij onvoorwaardelijk mijn woord als man zult vertrouwen, en wanneer ik u verzeker, dat ik onder geene omstandigheden anders handelen kan, noch zal, gelijk het in mijn schrijven van heden is uitgedrukt, zult gij er zeker niet op aanstaan, uitvoeriger ophelderingen van mij te verlangen. Wees verzekerd, enz., enz. Baron von Almenrode." Graaf Wolf keek na lezing van den brief, die zoo ramp zalig was voor het geluk van zijn zoon, hem met een veel- zeggenden blik aan. Mijn vriend Almenrode schrijft zeer ver standig," antwoordde bij toen langzaam en met nadruk, «dat hij zich niet kan onttrekken aan reeds aangegane verplich tingen. Ik heb dat van zijn rechtschapen, eerlijk karakter ook volstrekt niet anders verwacht. Ik moet mij alleen over u verwonderen, dat gij de hand hebt durven uitsteken naar haar, die reeds half en half de verloofde was van uw broeder." «Maar vader, gij begrijpt mij niet, gij wilt mij met opzet niet verstaan," riep Erich driftig uit, doch deed dadelijk daarop zijn stem weder tot een eerbiedig gefluister dalen, «kunt gij dan niet begrijpen, hoe het mij in dit oogenblik te moede is? Ik ben gekomen, om uwe bescherming, uwe vaderlijke recht vaardigheid in te roepen, maar niet, om verwijten te hooren, die alleen te pas komen tegenover een onmondigen knaap, maar niet tegenover een man, die m de maatschappij een degelijke positie inneemt." «Dan begrijp ik uw aanklacht nog minder," antwoordde de majoraatsheer gelaten, terwijl hij zich weder in de kussens liet terug vallen. «Ik zeide het u immers reeds, dat ik het bepaald wensch, mijn oudsten zoon gehuwd te zien met Angelika von Almenrode Er zal u niets anders overblijven, Erich, dan u te buigen voor mijn vaderlijken wil en naar een ander meisje om te zien; er zijn zoo vele van die bontkleurige vlin dertjes Ench stond een oogenblik als vernietigd. Hij had met zijn vader nooit bijzonder gesympathiseerd, doch nu, als hij met eigen ooren hooren moest, dat het den ouden man een zeer eenvoudige zaak scheen te zijn, hem ter wille van den ouderen broeder te willen doen lijden en te zien ontberen, bereikte de toorn in zijn binnenste een gevaarlijke hoogte. Het kwam tot een harden, onverkwikkelijken strijd tusschen vader en zoon, bij welken de laatste, ofschoon hij ongetwijfeld in zijn recht was, feitelijk toch aan het kortste einde moest trekken. De oude graaf werd bitter en hatelijk tegen hem en

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1888 | | pagina 3