AIrtlit-
En vergeef oflsoflze schilden!
Donderdag, 27 September 1888.
31ste Jaargang. No. 2232.
AAN ONZE LEZERS.
Hem een te Schagen
Bekend m a k i n g e n.
SCHAGEH
COURANT
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater
dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEB-
TENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STEKKEN èén dag vroeger.
Uitgever: J. WINKEL.
Rurean: SCHACtEMT, Laan, D, 5.
Prijs per jaar f3.Franco per post f3.00.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIÊN van 1 tot 5 regels f0.75; iedere regel meer f 0.16
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
INKWARTIERING.
Burgemeester en "Wethouders der Gemeente Schagen, brengen
ter kennis van de Ingezetenen dat de Lijst betrekkelijk de In
kwartiering, bedoeld bij Art. 17 der Wet van 14 September 1866,
(Staatsbl. n°. 138) is vast gesteld en ter voldoening aan evenge-
meld Wetsartikel, gedurende 14 dagen voor een elk ter inzage
aan het Raadhuis is nedergelegd, en alzoo van af heden tot den
lOen October a. s.
Wordende tevens ter kennis gebracht dat zij die tegen gemelde
Lijst bezwaren hebben in brengen, zulk schriftelijk behooren te
doen aan Burgemeester en Wethouders, binnen 14 dagen na het
einde der ter visielegging en alzoo vóór den 24en Octobcr 1888.
Schagen, dpn 26 en September 1888.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. LANGENBERG.
De Secretaris,
DENIJS.
IIERHALINGS-ONDERWIJS.
Burgemeester en Wethouders van Schagen, brengen ter kennis
van belanghebbenden dat het Herbalings-Onderwijs aan do ge
meente School aldaar zal aanvangen Dinsdag 2 October a. s., des
avonds ten vijf ure.
De leerlingen kunnen zich, medebrengende hun vaccinebewijs,
aanmelden aan de gemeentescboul op Maandag den 1 October des
avonds van vijf tot zes ure. Het onderwijs zal niet worden ge
geven, wanneer zich daarvoor niet minstens tien leerlingen aan
melden.
Bij het weinige gobruik, den vorigen cursus van het herhalings-
Onderwijs gemaakt, vestigen B. en W. nadrukkelijk de aandacht
Roman van GE O RGD HöCKER.
56.)
XXVI.
„Maar zij staat in het kerkboek op mijn eerlijken naam inge
schreven," ging de kamerdienaar hoonend voort. „Om u wel
gevallig te zijn, bezorgde ik u mijne eigene papieren en door
kier en daar een woord uit te krabben, bracht ik het zoover,
mij een twintigtal jaren jonger te maken Wat kan ten
slotte dus de jonge vrouw tegen u uitrichten Men zou haar
voor een bedriegster uitmaken. Daarom het hoold omhoog,
keer graaf," eindigde hij, terwijl een satansche lach om zijne
bloedelooze lippen speelde. „Gij hebt geen ander gevaar te
duchten, dan dat, hetwelk in mij ligt In mijne hand
loopen alle draden samen. Wee u evenwel, wanneer gij er aan
mocht denken, mij te bedriegen."
Wolf haalde diep adem, maar hij waagde het niet, een tegen-
werping te maken. Hij wist het immers en met elke minuut
*erd het hem nog duidelijker, hoe diep afhankelijk hij was
van dien gewetenloozen schurk, die zoo koel en cynisch lachende
tegenover hem zat en zich blijkbaar verkneukelde in Wolf's
zielsangst.
«Dan zal ik haar tenminste schrijven," bracht Wolf eindelijk
ia lang beraad uit.
«Niets daarvan," beweerde de kamerdienaar hoofdschuddend.
ij zoudt zoo dom zijn, ook maar een enkele regel schrift
*an uwe hand te gevenNeen, gij moet er veel meer voor
®>rgen, dat gij eiken brief, dien gij wellicht aan het vrouwtje
abt geschreven, terug bekomt."
«Maar ik kan haar niet meer onder de oogen treden,"
jammerde de jonge graaf. „Ik ben niet genoeg schurk, om
'koelbloedig in het gelaat te zien."
«Domme zwakheid," bromde Frans, terwijl hij verachtelijk
akte. „Wanneer men in den strijd om het bestaan iets wil
'aiken, dan moet men al die sentimentaliteit ter zijde zet-
- Het helpt u niets, gij moet reeds in de eerst
®gande dagen de geschiedenis met de jonge vrouw in het
^Ha brengen want, wanneer gij nog dezen herfst wilt
v?e.n' ^an is het hoog tijd
Uau v- ^ehte het gelaat met beide handen, en waagde het
k6 a<^em te halen. Nu eerst gevoelde hij ten volle,
fiu d 6611 erharmenlijke schurk hij reeds in dit oogenblik was,
D ,e ontzettendste misdaad zijns levens nog voor hem lag en
v°lvoering wachtte.
00 mocht hij een lange poos bewegingloos gezeten hebben,
op het groote nut daarvan, onder herinnering dat hot geheel kos
teloos wordt gegeven.
Schagen, 25 September 1888.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. LANGENBERG.
de Secretaris,
DENIJS.
Wij hebben in ons nummer van Zondag, 23 September
IJ. een der artikelen van „de Tijd" over de Scbager onge
regeldheden onveranderd opgenomen, zonder iets daarbij
te voegen.
Onze lezers mogen nu oordeelen, of het geoorloofd en
passend is, op die wijze te schrijven, en op dien weg de
burgers steeds meer van elkander te vervreemden.
Niet met heftigheid, niet met het verbreiden van on
juiste geruchten, is thans de algemeene zaak gediend, en
hoezeer wij door „de Tijd" persoonlijk zijn aangevallen,
en tot ons blad een breede reeks van verwijten is gericht,
zullen wij ons streng bepalen tot de zaak zelve.
Hetgeen in Schagen is voorgevallen, is van ernstigen
aard; de openbare rust is gestoord, er zijn balddadigheden
gepleegd; maar oneindig ernstiger en erger misdrijf begaan
zij, die thans nog in de kalmte van het schrijfvertrek,
met de pen in de hand de verdeeldheid bevorderen onder
de burgerij, en de bekende gebeurtenissen trachten voor
te stellen als eene uitbarsting van Godsdiensthaat.
„De Tjd," „de Nieuwe Noord Hollander" en met hen de
redactiën en inzenders van eenige andere bladen, maken zich
het oordeel zeer gemakkelijk. Zij zeggeneen vader mag
met zijne minderjarige kinderen doen wat hij wil, hij mag
als de kamerdienaar eensklaps van zijn stoel opsprong en naar
hem toekomende, hem op den schouder tikte. „Nog één woord,
waarde, had ik u te zeggen," begon hij op fluisterenden toon,
„opdat het tusschen ons volkomen tot klaarheid komt."
Toen Wolf hem met doffen blik aanzag zonder antwoord
te geven, ging hij voort: „Hebt gij u zeiven nog niet de
vraag voorgelegd, waarom ik in zekeren mate de booze
dsemon van uw huis ben geworden
„Neen," antwoordde Wolf lakonisch. „Ik heb alleen oogen
voor uwe verdorvenheid, vermoedelijk is het de hebzucht, die
u tot alles drijftDoch het is waar, gij hebt immers ons
allen in uw macht, wij moeten dansen naar uwe pijpen, gelijk
gij het belieft! O, welk een goddelijke, heerlijke toekomst
voor den graaf von Wolfenstein," riep hij bijtend uit.
„Ik zal het u zeggen, wat mij toelacht," ging de kamer
dienaar na een kleine pauze op gedempten toon voort, „ook
ik heb mijn eerzucht Uw vader zal' niet lang meer
leven, ik geloof niet, dat hij den herfst overleeft
„Wat is het met hem riep Wolf uit, „wilt gij ook zijn
laatste dagen nog door een nieuwe schurkenstreek vergallen
De arme man
De kamerdienaar lachte sarcastisch. „Hij mag in vrede
sterven, maar uwe moeder
„Wat is het met haar?" stoof Wolf op. Maaar hij sloeg
de oogen neder voor den gluipenden blik van den kamerdienaar.
„Zij is nog altijd een schoone vrouw," ging Frans voort,
terwijl zijne oogen flikkerden. „De eenige dienst, dien gij mij
voor al mijne bemoeiingen moet bewijzen, bestaat daarin, dat
gij in de toekomst, wanneer uw vader is overleden, uwe moeder
gunstig voor mij zult stemmen Ik heb namelijk plan
te trouwen.'
Met een kreet van woede sprong Wolf in de hoogte. Het
had weinig gescheeld, of hij had den vermetele met een vuist
slag nedergeslagen. De kamerdienaar moest intusschen de uit
werking zijner woorden voorzien hebben, want behendig was
hij reeds, voor Wolf was opgesprongen, achteruit geweken en
had hij achter zijn stoel post gevat.
„Kalmte bovenal," zeide hij afwerend. „Bega geen onbe
zonnenheid, beste vriendbedenk, dat ik u in mijn macht heb."
„Dat blijft hetzelfde" riep Wolf uit, die van woede bijna
niet meer wist wat hij deed, „maak van mij, wat gij wilt
maar laat mijn moeder met rust, deze reine, deugdzame
vtouw Het is een misdaad jegens haar, uw naam slechts
met den hare in één adem te noemen."
De kamerdienaar deed een hoonend gelach hooren. „Dat is
weder zoo'n stukje van grafelijken overmoed," zeide hij sarrend.
„"Vergeet, niet, dat die deugdzame vrouw de echtgenoote is
van een zeer gemeenen moordenaar."
„Mensch duivel!" stamelde Wolf en balde de beide
vuisten; doch eensklaps slaakte hij een kreet en, beide handen
ze brengen waar hij wil, en ze opvoeden zooals hij wil.
Als hij maar zorgt, niet in aanraking te komen met de
strafwet. De vaderlijke macht heeft geen andere grens
dan de strafwet. Is dit waar, dan mocht niemand tus
schen beiden komen, toen J. B. zijne dochter wilde zen
den naar Zoeterwoude. Vindt iemand goed zijne dochter te
brengen in eene stichting voor gevallene vrouwen, dat
gaat niemand aan. Als dan het publiek partij trekt
tegen den vader en vóór de dochter, dan hoeft het publiek
ongelijk, dan is dat niet ernstig gemeend, dan behoeft men
die beweegredenen niet in aanmerking te nemen, dan mag
men zoeken naar andere gronden, dan heeft men recht te
spreken van geloofshaat en geloofsvervolging.
De stukgeslagen ruiten zijn dan niet meer bewijzen van
opgewondenheid, verontwaardiging of balddadigheid, neen,
zij zijn blijvende gevolgen en sprekende getuigenissen van
eene uitbarsting van geloofshaat.
Zoo maakt men zich de redeneering gemakkelijk, zoo
valt er heel weinig te onderzoeken en zeer weinig te
overdenken; zoo is alle schuld aan eene zijde, maar zoo
wordt ook verzoening* en herstel van wederzijdsche grieven
onmogelijk gemaakt.
Wij zijn van oordeel, dat een vader niet alles met zijne
kinderen mag doen, wat hij doen kan zonder in aanraking
te komen met de strafwet. Er zijn een aantal plichten en
daaronder de meest gewichtige, die op een vader rusten
zonder in eenige wet omschreven te zijn. Wij weten, dat
een man zijne vrouw, een vader zijne dochter, kinderen
hunne ouders martelen en kwellen kunnen zonder in aan
raking te komen met de strafwet.
De wet is een zeer onvolmaakt en gebrekking ding. De
wet straft voor een klap in drift gegeven, voor een ruit
in balddadigheid gebroken, maar niet voor jarenlange plagerij
en verwaarloozing, niet voor misbruiken van 't ouderlijk
voor het gelaat slaande, zonk hij in een stoel neder.
r^Zou het werkelijk zoo erg zijn voor die vrouw," ging de
kamerdienaar voort, terwijl hij tot vlak bij den stoel van den
jongen graaf sloop, „wanneer zij den eerlijken naam zou moe
ten dragen, op welken de wereld geen smet kan werpen
den mijnen dus Schud niet met het hoofd, en stel u
niet aan, alsof ge vertwijfeld waart," ging hij toen op beslisten
toon voort, toen de jonge graaf heftige, afwijzende gebaren
maakte.
„Ik kan u niet langer aanhooren zwijg, houd op
stamelde "Wolf in de hevigste ontroering.
„Neen, gij moet mij aanhooren," viel de kamerdienaar hem
met snijdende stem in de rede. Dal is het, waarnaar ik mijn
geheele leven gestreefd heb Ziet gij, mijn jong graafje,
deze gedachte bekoort mij buitengewoon, de vrouw die mij
mijn geheele leven door heeft gemeend te mogen verachten
en beleedigen, naar mijn wil te kunnen buigen Zij
zal het niet kwaad hebben, integendeel Maar ik zal
mijn wil doorzetten, en gij moet mij een trouwe bondgenoot
zijn."
Wolf antwoordde niet meer. Hij had het gelaat bedekt met
beide handen en zuchtte diep.
Waarheen was de trotsche fierheid verdwenen, die hem nog
weinige weken geleden bezielde Was het dan mogelijk, dat
deze schurkachtige man zulke waanzinnige, verblinde aansla
gen op zijne lieve moeder durfde smeden En hij zelf
was reeds zoo ellendig, dat hij zulke dingen kon aanhooren,
zonder dat hij den vermetele terneder sloeg Ook op
hem drukte reeds de schuld, hij gevoelde zich reddeloos ver
vallen aan den invloed van dezen mensch, en met huivering
dacht hij aan de toekomst. Wat zou het dan eerst worden,
wanneer hij werkelijk zijn geweten en de zaligheid zijner ziel
verloren had
De kamerdienaar was blijkbaar tevreden over den indruk,
die zijne woorden gemaakt hadden op den jongen graaf, want
hij knikte herhaaldelijk met het hoofd en met een duivetachtigen
lach om de lippen, verliet hij onhoorbaar het vertrek, den
jongen, toekomstigen majoraatsheer in vertwijfeling achterlatende.
XXVII.
Beeds onder de ruwe hemelstreek, die eigen is aan Midden-
Europa, oefenen de nachten met helderen maneschijn in Augustus
een wegslepende bekoring uit op den ziel van elk gevoelvol
mensch. Maar eerst in het zuiden, aan de oevers van het lief,
paradijsachtig gelegen Comomeer, ademt het door het maanlicht
beschenen landschap een bijna bovenaardschen vrede.
Gelijk zilveren sluiers stijgt het dan tooverachtig omhoog
uit het effen vlak van het meer en door den stillen, helderen
nacht, trekt plechtig de engel des slaap6. Men waant hem te