Ei vergeef ons onze schilden! Zendag, 28 Octoter 1888. 31ste Jaargang. ITo. 2241. AMSTERDAMSCHE KRONIEK. Uitgever: J. WINKEL. Bureau: SCHjICJE^, Taan, W, 5. Gemeente Schagen Bekendmakingen. 26 October. Hoe verder het najaar vordert, hoe meer leven er in de wereld onzer publieke vermakelijkheden schijnt te komen. Woensdagavond hadden we in den Stadschouwburg een luisterrijke feestviering ter eere van den acteur Morin, die zijn vijftigjarige tooneelloopbaan herdacht. Morin is, ondanks zijn zeventigjarigen leeftijd, een onzer beste too- neelspelers en de lieveling van het publiekschoon een voedsterling der oude school en als zoodanig deel uitma kende van de oude garde, heeft hij de eigenaardige gebre ken van het oude tijdperk vrij wel afgeschud beter zelfs dan Bouwmeester en Moor en zich met de nieu were richting in de kunst uitstekend weten te vereenzel vigen. Wie Morin in de salonstukken van Dumas of Sardou ziet optreden, waar hij nog met jeugdig vuur de zooge naamde „redeneerende rollen" vervult, stelt zich onwille keurig voor, dat er een wel opgevoed, fijn beschaafd man van tusschen den veertig en vijftig-jarigen leeftijd aan 't woord is. Voor het Amsterdamsche publiek is een stuk dan ook eigenlijk niet in orde, als Morin er niet in op treedt. Gretig maakte men dus Woensdagavond gebruik van de aangeboden gelegenheid om dien voortreffelijken kunstenaar hulde te bewijzen. Een welgevulde portefeuille met bankpapier was voor Morin het tastbaar bewijs, hoe boog zijne verdiensten bij de Amsterdammers staan aan geschreven, en verder regende het geschenken van allerlei aard, omstuwd door een stortvloed van bloemkransen, bloemruikers, bloemenmandjes enz. enz. Een slim trekje van Morins directie de „Koninklijke" Vereeniging het Nederlandsche Tooneel moet ik er nog even bij ver tellen. Vroeger was zij gewoon, op zulk een jubilé-avond de geheele opbrengst der zaal aan den feestvierenden kun stenaar af te staandoch gedachtig aan de spreuk dat het goed riemen snijden is van eens andermans leer, had zij eenvoudig dezen avond een flinke verhooging op de entrées gelegd en de meerdere opbrengst voor den jubilaris bestemd. Zoo liet de directie het publiek de door haar ge brachte hulde betalen. Maar het publiek scheen de grap goed opgenomen te hebben, want de zaal was eivol. Het was een schoone en onvergetelijke avond, zoowel voor den jubilaris zeiven als voor zijne talrijke vereerders. Zondagavond a. s. zal er in het theatre van Lier in de Amstelstraat óók wel een schitterende ovatie plaats heb ben. Sarah Bernhardt treedt er dan, voor 't laatst in deze tournée, in een harer beste rollen op, namelijk als Frou- Frou. Men zal de rijkbegaafde actrice wel niet laten ver trekken zonder ook haar op afdoende wijze te hebben getoond, dat er in het kunstlievend hart der Amstelaren vele woningen zijn, en er plaats genoeg is voor Morin, voor Sarah Bernhardt, en voor ieder die maar komen wil. Ook voor Oscar Carré en de zijnen, natuurlijkCarré heeft hier altijd 'zelfs een streepje boven velen voor, en de vertooningen in het paardenspel zijn dan ook in den regel een zware concurrentie voor de schouwburgen, opera's en concerten. Blijkens voorloopig bericht in de dagbladen, is de groote Carré, de eenige Carré, hier binnen kort weer te wachten met een „nieuw gezelschap," bestaande uit de eerste artisten, zoowel dames als heeren, waarmede hij van Bremen, herwaarts zal komen, benevens een corps de ballet van 36 dames en last not leasteen stal met 108 paarden van de edelste rassen, waaronder 60 school- en in vrijheid gedresseerde paarden. De openings voorstelling is reeds aangekondigd tegen Woensdagavond 7 November, op welken dag het nieuwe gezelschap met de oude kennissen per extratrein van Bremen hier zal arriveeren, om in het steenen circus op den Binnen- Amstel een reeks voorstellingen te geven in de „hoogere rijkunst, paardendressuur, gymnastiek en pantomimes." De liefhebbers kunnen dus weer te gast komen en in af wachting van Carré's verschijning hunne beurzen gereed houden. Er is een tijd van komen, er is een Ijijd van gaan. De laatste begint nu voor onzen veelbesproken Dr. Mezger zacbtkens aan te naderen. Naar men zegt zal hij hier 20 December zijne praktijk nederleggen. Gisteren is de Prinses von Wied zich nog weder onder Mezgers behandeling komen stellen, doch het aantal buitenlandsche patiënten begint overigens nu reeds merkbaar af te nemen. Men wacht blijkbaar nu tot de groote apostel der massage zich voor goed te Wiesbaden gevestigd heeft. Inmiddels zijn de bij had hij slechts een zeer smalle en zwakke brug, Zijn zelfzucht was de ranke brug, die hem met een gelukkige toekomst zou verbinden, of die brug haar zou kunnen houden wanneer de orkaan der wedervergelding hem op zijn palen zou doen schud den, dat was een vraag, die door het lot nog niet was beslist. Wordt Vervolgd. Algemeen COURANT. Ie- LaillmlM Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Zater- dafavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVER- TENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. TOEZONDEN STUKKEN èén dag vroeger. Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f 0.15 Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. POLITIE. Verloren op Maandag 22 October jl. op de Marktplaats alhier een bonte muts, Inlichtingen hieromtrent worden verzocht ter Gemeente secre tarie alhier. Roman van GEOR GR HöCKER. 65.) XXIX. Graaf Wolf hield met baron van Almenrode zoo weinig mogelijk omgang. De beide mannen maten elkander, wanneer zij toevallig eens bij een der hoogst zeldzame bezoeken van den jongen majoraatsheer op den burg Almenrode elkander ontmoet ten, met zulke vormelijke, ijzige blikken, dat er van eene ver zoening tusschen hen geen sprake kon zijn. De baron haatte m den jongen graaf den verwoester van het geluk zijner doch ter, den gewetenloozen, voor geen beter gevoelen vatbaar zij nden schurk, terwijl Wolf een diep beschamend gevoel niet van zich Ion zetten, wanneer hij staarde in de vergramde, lijdende gelaats trekken van den vroeger zoo jovialen, ouden heer. Martin Katzenberger, de jonge boschboer, bevond zich na tuurlijk al die weken in een toestand van groote opgewonden heid. Hij had den jongen graaf nooit tot veel goeds in staat geacht, maar zulk eene laagheid had hij toch niet van hem eerwacht. Het meeste hinderde het den braven man, dat hij niet mj machte was, de duivelachtige, fijn gesponnen plannen van olf van Wolfenstein te doorkruisen. Wat moest hij beginnen °m Antje, het arme, onschuldige wezen, dat zeker in den verre argeloos een afschuwelijk lot te gemoet ging, voor de dreigende schande te beschermen Martin verging bijna van kommer en vrees aangaande het van haar, die hij nog altijd lief had. Nu, nadat Wolf het ®asker van het gelaat had laten vallen, achtte hij dezen tot iets laags niets te goed. Hoe gemakkelijk kon hij, het Arme Antje als te veel beschouwende, zich op de een of andere misdadige wijze van haar trachten te ontdoen. Waar moest de °ngelukkige dan bescherming en raad vinden Ja, wanneer zij maar hadden geweten waar het arme, bedrogene schepsel zich °phield. Maar dat was het juist, wat Martin het meest veront- 'aafie en hem inwendig van toorn deed zieden. Hij had zoo gaarne den verraderlijken schurk willen aanvallen en hem ten Platter slaan. De geheele, vooraf beraamde schurkenstreek lag in al zijn naaktheid voor zijn blik en toch kon hij het Vlugste niet ondernemen. de eerste maal verloor de anders zoo kalme en bedaard leende Martin zijne zelfbeheersching. Nu eerst gevoelde hij, zeer hij Antje nog als vroeger beminde en welk een wereld au jammer en onrust de onzekerheid omtrent haar tegenwoor- 8 verblijf in zijn hart bracht. Het harteleed, hetwelk Antje Q ??!en moest, kwam nu eerst bij hem in de tweede plaats, "'j had er zijn halve leven wel voor willen geven, wanneer J maar éénmaal den schurk, die al haar geluk had verwoest, *oud aantreffen en hem tot rekenschap roepen kon. Maar Wolf vermoedde zekerlijk hoe het in het gemoed van den braven man gesteld moest zijn, want hij liet zich niet meer in die streek zien. Wanneer hij al eens naar den burg Almen rode reed, bevond hij zich of in talrijk gezelschap, zoodat de bij den weg hem opwachtende Martin het niet wagen kon, hem aan te vallen, en wanneer hij alleen was, dan liet hij zijn vurig ros een grooten omweg maken, alleen om Martin, voor wien hij een onbestemde vrees koesterde, niet te ontmoeten. Zoo kwam het, dat Martin er te vergeefs naar streefde, met den roover van zijn geluk af te rekenen. Te vergeefs bleef het ook, dat hij aan zijn geprangd gemoed ongestoord lucht gaf en tegen ieder, die het hooren wilde, in wilde verwenschingen uitbarstte tegen den toekomstigen ma joraatsheer van Wolfenstein. Bij die boeren, die nog altijd gebukt gingen onder de herinnering van dien vreeselijken nacht en slechts met verbittering dachten aan het geslacht van den Wolfensteiner, vond hij bereidwillig gehoor. Men hield het voor uitgemaakt, dat de jonge graaf Wolf evenals zijn vader een geraffineerde, gewetenlooze schurk moest zijn; de armste dienstmeid in het dorp sprak er openlijk over, dat de jonge graaf met Antje Sturm gehuwd was geweest en deze nu door vergift en dolk had omgebracht, om de freule van Almenrode maar te kunnen huwen. Dit gerucht drong zelf door tot de ooren der bewoners van het kasteel Wolfenstein. Tandenknarsend hoorde Wolf het aan, zonder er iets tegen te kunnen uitrichten; zelfs zijn vader had het gerucht vernomen. Hij liet zijn zoon bij zich komen en ondervroeg hem, of hij dan werkelijk niet iets met de ver dwenen molenaarsdochter had uit te staan. Wederom had Wolf den treurigen moed het te loochenen. „Bah, het is dom en leugenachtig gebabbel, ik heb het vermoed," meende de majoraatsheer eindelijk met minachtend schouder ophalen, „dit gespuis is bij zijn onzinnigen haat jegens onze dames dadelijk met de laaghartigste verdachtma kingen bij de hand bekommer er u maar niet om, Wolf', ging hij voort, zijn zoon geruststellend de hand op de schouders leggende, „hoe ver zijt gij met Angelika „Het is alles in orde, vader 1" antwoordde de jonge man op gedempten toon, terwijl hij het vermeed, den vragenden blik zijns vaders te ontmoeten. Deze verstond zijne gemoedsontroering verkeerd. „Wel is waar, doet het mij leed om Erich, den armen jongen," zeide hij, „maar ik kan hem niet helpen, den jongen. Gij staat mijn hart nader Wolf, en ik dank den hemel alle dagen, dat hij u in de veilige haven laat binnen loopen, voor de eeuwige nacht voor mij zal aanbreken 1" Wolf gaf geen antwoord, maar zuchtte diep, „de hemel alleen weet, hoe het eindigen zal," dacht hij bij zich zeiven, maar mocht hij dan nog op des hemels hulp rekenen, nadat hij be gonnen was zoo misdadig te zondigen tegen de heiligste wet der menschelijkheid De toekomst was voor hem duister. Slechts in de verte schemerde een schooner beeld. Maar om tot dat beeld te komen over den afgrond van zorgen en vertwijfeling, Ook in den omtrek en vooral in de kringen der adellijke buren van Wolfenstein en Almenrode werd de aanstaande ver loving van den jongen, toekomstigen majoraatsheer met Ange lika zeer druk besproken. Niet weinige tongen verbreidden de leelijke geruchten, die onder de landelijke bevolking in omloop waren. Natuurlijk geloofden de meesten adellijken de praatjes niet, die omtrent Wolf werden geuit, maar het oude spreek woord, waar het rookt, daar brandt het, werd ook ditmaal bewaarheid. Wolf moest al spoedig ontdekken, dat hij niet meer de gaarne geziene gast was van weleer. Ook wilden velen weten, dat Angelika van Almenrode alleen toegaf aan den vaderlijken dwang, wanneer zij de vrouw werd van Wolf van Wolfenstein. Al was dit gerucht door niets bevestigd en lie ten de betrokken personen zich dienaangaande niet uit, zoo was het toch voldoende om den toekomstigen, jongen majoraatsheer in de oogen zijner standgenooten verdacht te maken. Dat Angelika van Almenrode niet gelukkig was, kon een blinde bijna zien. Want al lachten hare lippen, zoo zagen de bezoe kers toch zeer goed hare rood geweende oogen. Dat echter Wolf eene jonge dame, die volgens gerucht met zijn broeder reeds in het geheim verloofd was, in zekeren mate tot een huwelijk dwong, vonden velen onridderlijk. Zoo geschiedde het, dat Wolf van Wolfenstein nu menigen koelen groet ontving, waar hij vroeger zeker geweest was, een hartelijken handdruk te ontvangen. De teerling was evenwel geworpen. De van dag tot dag met zijn eigen geweten steeds meer in tweestrijd geraakten man kon niet meer terug, zelfs al had hij het ook gewild. Daarvoor zorgde wel de daemon in de gedaante van den kamerdienaar Frans, die ongemerkt den jongen, toekomstigen majoraatsheer door een blik uit zijne oogen of een trek in zijn dor gelaat kon regeeren. De dag, op welken de verloving publiek gemaakt zou wor den, kwam steeds nader. Eigenlijk had dezelve op den burg Almenrode moeten plaats hebben, doch daar de majoraatsheer von Wolfenstein er dringend op stond, dat op zijn kasteel de verloving zou worden geproklameerd, en baron van Almenrode wel inzag, dat hij onder de gegeven omstandigheden toch een droefgeestige en neerslachtige gastheer zou zijn, willigde hij dit verzoek gaarne in. De uitnoodigingskaarten werden ver zonden en daar men in de nabuurschap natuurlijk in de hoogste spanning verkeerde, of al de loopende geruchten werkelijk op een waren grondslag berustten, was er geen enkele, die de uitnoodiging van den graaf, om op den dertienden October 1873 op het slot Wolfenstein een kop thee te komen gebrui ken, afsioeg.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1888 | | pagina 1