Ei Yergeef ons onze sclilöei! Donderdag, 1 November 1883. 31ste Jaargang. Ho. 2242. Aan de leden mijner gemeente! Uitgever: J. WINKEL. Bureau: MHM-iSA, taan, B, 5. Ik heb een kort maar ernstig woord tot u te rich ten. Ik doe 't langs dezen weg, omdat de tijd dringt en ik op dit oogenblik geen andere gelegenheid heb. De gemoederen zijn zoo opgewonden, dat ik vrees voor verschrikkelijke dingen. Denkt er a a II, wat dus kalm zijn. 1 k z a 1 in e d e w e r k e n in e t hen, die trachten te voorkouien, dat Gunrtje Bor91 de woning h a r e r pleegouders verlaat, zon der r e c h t e r 1 ij k e lastgeving. Maar mocht 't gerecht straks beslissen in dien zin, dat zij haar vader moet volgen, onderwerpt u dan aan datgene wat onvermijdelijk is. Gelukkig dat wij in Nederland roem mogen dragen op een rechterlijke macht, wier Binnenlandsch Nieuws. Wordt Vervolgd. Alfenmn RAAIT. MÉ- Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Zater- daeavönd. Bij inzending tot 's middags 12 nre, worden ADTEE- TENTIÈN in het eerstuitkomend nnmmer geplaatst. Hf GEZONDEN STEKKEN èén dag vroeger. Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f 0.16 Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. men in een oogenblik van opge wondenheid doet, drukt 't geweten j a r e n-, d i k w e r f levenslang. Laat men onpartijdigheid boven elke ver denking verheven is. Uw 'predikant, A. W. van Kluijve. Roman van GEORGE HöCKER. 66.) XXIX. Het was nog niet ten volle ernst geworden, of reeds de meest verschillende karossen uit alle vier streken, begaven zich naar liet feestelijk verlichte slot Wolfenstein. Weldra bewoog zich in de zalen ran dat slot een even fijn als talrijk gezelschap. Er werd geschetst, gekout; de in een rolstoel te midden zijner gasten vertoevende slotheer, werd vol deelneming begroet. Niet minder gravin Clotilde, die eene versteende Niobé gelijk, met een conventioneel lachje de plichten als huisvrouw trachtte te vervullen. Yerborg toch haar hart een nieuwe, ongeneeslijke smart! Zij wist het wel, dat de avond van heden voor haar veel beminden zoon Erich de vernietiging van zijn levensgeluk was. Was Angelika eenmaal openlijk Wolffs verloofde, dan was voor den armen Erich van de toekomst niets meer te hopen. De gravin vermeed het met haar gemaal in gezelschap te komen. Zij dacht aan het laatste onderhoud; zij haatte letterlijk deu vroeger zoo beminden man, en wanneer haar blik toevallig op de gebogen gestalte van den majoraatsheer viel, brandde er een zonderlinge gloed in hare oogen. Het rijtuig van baron van Almenrode liet bijzonder lang op ®ch wachten. De gasten waren reeds geruimen poos voltallig bijeen, toen men eindelijk in vliegende vaart een rijtuig het plein hoorde oprijden. Het rijtuig bleef voor het portaal staan, be jonge graaf Wolf, die zijne bekenden zoo veei mogelijk ontweek en door dezen wederkeerig werd ontweken, had onrus tig door de zalen rondgeslopen en was ten prooi aan allerlei folterende gedachten. Thans haalde hij ruimer adem. Gelijk bet een gelukkige bruidegom paste, spoedde hij zich naar de vestibule om de lang verwachte en haar vader in de feestzaal tonnen te geleiden. Toen Angelika aan den arm van haar cavalier in de deur verscheen ging er een beweging door de rijen der aanwezigen. 00 zag zeer zeker er geen verloofde uit, die de gelukkigste gebeurtenis in haar leven ziet aanbreken. De lijnen van haar doorschijnend blank gelaat schenen uit steen gehouwen, de oogen waren in hunne holten verzonken; een trek van onbe schrijfelijke en smartelijke onderwerping zetelde om de lippen. .et was, als leefde Angelika slechts nog werktuigelijk en had aJ het liefst, reeds lang het leven ontvloden, bi het volgende oogenblik, nog voor de oudere dames van et gezelschap tijd gevonden hadden, eenige opmerkingen achter ^ae waaiers te maken over het uiterlijk der baronnesse, gevoelde Angelika zich reeds omringd van een rij harervrien- Schagen, 81 Octo'oer 1888. Het Concert, hetwelk onze Harmoniekapel Zondagavond 1.1. gaf in het Noord-Hollandsch Koffiehuis, werd bijgewoond door een talrijk kunstminnend publiek. Het met zorg gekozen, keurige programma werd door de Kapel op hoogst verdienstelijke wijze uitgevoerd en bewees dat de Kapel op haar gebied steeds vooruit gaat en sterker wordt. De uitvoeringen der Kapel behooren dan ook op het gebied van Kunst tot de uitgezochten. De Harmonie verdient de waardeering, welke haar bij de ingezetenen te deel valt en zal ongetwijfeld in die waardeeriug aanleiding vinden, op den ingeslagen weg met volharding voort gaan, tot eer der corporatie, inaar niet het minste tot eer van haren verdienstelijken en bekwamen directeur, den heer Kugers. Het gerucht, hetwelk verleden Donderdag door geheel onze gemeente bekend deed worden, dat door den vader van mejuff. G. Borst, thans vertoevende bij den heer A. Vader al hier, aan het meisje een brief was gezonden, waarin hij zijn verlangen te kennen gaf, dat zij tot hem zou komen, bracht hier de gemoederen in gisting en die gisting kreeg een vooi Schagen's rust gevaarlijk karakter, toen Zondag het gerucht de rondte deed, dat zij in den nacht van Zondag op Maandag in het geheim zou vervoerd worden. Veel volk was er dan ook op de heen, doch toen men bemerkte, dat het gerucht niet werd bewaarheid, trok men weder huiswaarts. Den daaropvolgenden dag bleef de gisting nog ecnigermate bestaan, omdat men nog elk oogenblik verwachtte, dat men zou trachten het meisje te vervoeren. dinnen en kennissen en was zij spoedig bevrijd van den arm van haren cavalier. Toen Angelika voor eenige oogenblikken tenminste weder was bevrijd van den door haar zoo gehaten man, kreeg ook haar gelaat onwillekeurig een minder droefgeestigen tint en schonk zij ook meer aandacht aan de gesprekken haar kennissen. Beneden voor het voorportaal, waar de koetsiers met hunne wagens waren opgesteld, sloop een troep nieuwsgierigen rond. Meest waren het halfvolwassen jongens en meisjes, die van uit het dorp hierheen waren gelokt door het feestelijk verlichte slot; slechts een enkele volwassene was er onder. De haat, die den boeren tegen het geslacht der Wolfensteiners bezieldden, was te zeer in merg en bloed doorgedrongen, dan dat hunne aangeboren nieuwsgierigheid hem had kunnen verdringen. De bedienden, die beneden in de vestibule schertsend en lachend zich met de koetsiers den tijd verdreven, tot zij boven in de feestzalen moesten verschijnen, waren dan ook zeer grof tegen de jeugdige nieuwsgierigen. Menigmaal dreven zij hen met ruwe scheldwoorden terug; dan ontstond er een algemeen gejoel en geschreeuw, de jeudige schare week verschrikt eenige schreden achteruit, om in de volgende oogenblikken slechts nog meer naar de ingangen der verlichte vestibule door te dringen. Afgezonderd van de anderen leunde een enkel man, volkomen in de duisternis staande, tegen een vooruitspringenden muur. Hij had de armen over de borst gekruist en de muts diep over de oogen getrokken, vermoedelijk, om niet herkend te worden. Daarvoor had hij anders volstrekt niet behoeven te vreezen, want de druk babbelende bedienden bekommerden zich volstrekt niet om den alleen staanden man, zelfs de on willekeurige gebaren en bewegingen van ongeduld, die de vreemdeling herhaaldelijk maakte, bleven onopgemerkt. Eindelijk werden de bedienden boven geroepen, de ruime vestibule werd nu ontruimd, de glazen deuren werden gesloten en ook de jeugd, het toekijken moede geworden, verliet den hof. Slechts de eenzame man bleef in zijn schuilplaats; hij moest blijkbaar iemand verwachten, want af en toe boog hij zich voorover en zocht hij door de gesloten luiken der glazen deuren in de vestibule te zien. Bij een dier gelegenheden her kennen wij het gelaat van den wachtende, die niemand anders is dan Martin Kalzenberger, de jonge boschboer. Juist stond Angelika onopgemerkt in een der vensternissen, half verscholen achter .de zijden gordijnen en staarde met droo menden blik in de nachtelijke duisternis, toen zij een lichten handdruk op haar schouders voelde. Haastig zich omkeerende zag zij haar vader voor zich, die haar met bekommerenden blik aanstaarde. „De jonge boschboer Martin is beneden op den hof," begon de oude heer, nadat hij troostend een handdruk met zijn doch ter had gewisseld. Door den EdelAcht. heer Burgemeester werd toen Maandag voorzichtigheidshalve versterking van politie aangevraagd, terwijl tevens van den puie van het raadhuis werd afgelezen, dat tot nader order alle koffiehuizen en tapperijen in de gemeente des avonds ten zes uren gesloten moesten zijn, welk verbod Dinsdag middag weder is opgeheven, naar aanleiding van een gerust stellend telegram van den EdelAchtb. Heer, den Officier van Justitie. Naar aanleiding van het afschaffen der sedert jaren te Winkel bestaande najaarskermis, hebben Maandag ernstige on geregeldheden plaats gehad, en werden hij sommigen autori teiten de glazen ingeworpen. Men schrijft ons uit Dirksliorn Maandagochtend had hier eene gebeurtenis plaats, die angst en ontsteltenis verwekte hij een groot aantal plaatsgenooten. Terwijl de vrouw van J. Wardenaar aan hare bezigheden was, ontsnapte het oudste harer kinderen, een meisje van 3 h 4 jaar, aan 't altijd waakzame moederoog. Onmiddellijk hierop hoort de moeder geschrei huiten, zij snelt er heen en ziet haar kind midden in de ringsloot drijvenin een oogwenk is zij bij het kind, doch zinkt met hare lieveliDg in de diepte weg. Dat ziet een buurman, P. Hoogeboom, en zonder zich te bedenken begeeft hij zich te water; doch ook hem is het water te diep; zoomin als de moeder haar kind kon helpen, vermocht de moedige man de moeder te redden (van 't kind wist hij niets), totdat een ander buurman C. Klerk, op de drukte die er ont staat, komende toeloopen, een langen stok ter hulpe aanbrengt. Hoogeboom, die inmiddels de moeder gegrepen heeft, weet den stok te vatten, en zoo worden de drenkelingen, de moeder met haar kind onder deu arm op den wal gehaald. 't Kind scheen reeds gestorven, maar Klerk, geholpen door Het jonge meisje voer met de hand naar het hart. „Ik wist het, dat hij ons niet in den steek zou laten," ant woordde zij. Baron Almenrode schudde bedenkelijk het grijze hoofd. „Het is een gevaarlijk spel, dat wij voor hebben," meende hij toen op gedempten toon. „Wij moeten het winnen, wel is waar „Zeer terecht, mijn kind, uit u spreekt de onstuimigheid der jeugd," ging de baron voort, zonder blijkbaar acht te slaan op de tusschenwerping zijner dochter, „maar wanneer het ons mislukt, wanneer uwe jonge beschermeling u niet de waarheid heeft gezegd en zijne beschuldigingen tegen den man, met wien gij u heden nog zult verloven, geen steek houden, dan staan wij in zekeren mate tegenover het schitterende gezel schap in een bespottelijk daglicht „Kunnen wij ons een oogenblik bedenken, daar waar het niet alleen ons eigen geluk geldt, maar in de eerste plaats misschien het verhoeden van een ten hemel schreiende mis daad stamelde Angelika. terwijl zij haren vader vol verwijt aanstaarde. De oude man schudde met het hoofdDe hemel moge ons bijstaan, Angelika," fluisterde hij op gedempten toon, „maar toch blijft het een gewaagd spel, dat wij ons hebben voorge nomen uit te voeren bedenk u wel, zoolang het nog tijd is De jonge graaf Wolf zal u de beleediging nim mer kunnen vergeven, die gij hem op het punt staat toe te voegen „Het mag komen gelijk het wil," antwoordde Angelika op beslisten toon, „in mij leeft de vaste overtuiging, dat graaf Wolf een misdaad zal plegen gij kent den jongen boschboer Martin niet zooals ik, hij is tot geen valschheid in staat zijne woorden zijn de waarheid zelve „Goed," zeide de baron, met het hoofd knikkend, „moogt gij u niet in uwen beschermeling bedrogen hebben ik ben bereid, hem in het gegeven oogenblik hier in het gezel schap te brengen en hem tegenover uwen opgedwongen ver loofde te plaatsen Het meisje greep in dankbare ontroering zijne beide handen. „Gij zijt toch mijn goede vader," fluisterde zij zeer aangedaan, „ach mijn God, wanneer alles maar goed afloopteen bang voorgevoel wil mij maar niet verlaten; bedenk toch lieve vader, hoe veel voor mij en mijn toekomst in het naaste oogenblik op het spel staat Juist naderden schreden de vensternis. „Stil, men komt,' viel baron van Almenrode haastig zijne dochter in de rede, „ik bid u, lief kind, zie mij niet zoo vertwijfeld aanik zie zelfs tranen in uwe oogenneen, neen, dat mag niet zijn, gij moet u zelve heheerschen, lieve Angelika, gij moet voor het gezelschap tenminste opgeruimd schijnen, wanneer niet in de laatste minnut alles op het spel moet worden gezet

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1888 | | pagina 1